ECLI:NL:GHSHE:2020:610

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
20-001926-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dodelijk verkeersongeval onder invloed van alcohol met ernstige snelheidsovertreding

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval op 17 september 2017 te Luyksgestel, waarbij hij onder invloed van alcohol een maximumsnelheid van 50 km/h in ernstige mate overschreed. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 4 jaren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft de eerdere veroordeling gedeeltelijk vernietigd en de verdachte veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 jaren. Het hof oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het overlijden van een bewoner van een woning die door de auto werd geraakt. De verdachte had een ademalcoholgehalte van 785 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Het hof heeft de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001926-18
Uitspraak : 20 februari 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 30 mei 2018 in de strafzaak met parketnummer 01-865116-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van deze wet, en terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 4 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, Wegenverkeerswet 1994.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft zich in haar schriftelijke vordering op het standpunt gesteld dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde hoofdstraf en bijkomende straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd die het rijbewijs ingehouden en/of ingevorderd is geweest.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, doch slechts kan worden bewezen dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen van de verdachte. Voorts heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2017 te Luyksgestel, gemeente Bergeijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [weg 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden terwijl, hij, verdachte, onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank, met een gemeten ademalcoholgehalte van 785 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, in ieder geval onder invloed van alcoholhoudende drank, en/of (daarbij) te rijden met een snelheid waarmee de aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur in ernstige mate werd overschreden, en/of in een voor zijn, verdachtes, rijrichting naar links verlopende bocht, op of nabij het kruisingsvlak met de weg, [weg 2] , met hoge, althans aanmerkelijke snelheid, in elk geval met een gelet op het wegverloop te hoge snelheid, die bocht in te rijden en/of in die bocht rechtdoor te rijden en/of in die bocht de macht over het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig kwijt te raken en/of (vervolgens) (daardoor) tegen de gevel van een in of nabij die kruising (aan de [adres slachtoffer] ) gelegen woning te rijden en/of (deels) die woning in te rijden, waardoor een ander (te weten een bewoner van die woning, genaamd [slachtoffer] ) werd gedood, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet en/of terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, een krachtens genoemde wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 september 2017 te Luyksgestel, gemeente Bergeijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [weg 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden terwijl, hij, verdachte, onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank met een gemeten ademalcoholgehalte van 785 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht en daarbij te rijden met een snelheid waarmee de aldaar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur in ernstige mate werd overschreden en in een voor zijn, verdachtes, rijrichting naar links verlopende bocht, op of nabij het kruisingsvlak met de weg, [weg 2] , met een gelet op het wegverloop te hoge snelheid die bocht in te rijden en in die bocht de macht over het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig kwijt te raken en vervolgens daardoor tegen de gevel van een in of nabij die kruising (aan [adres slachtoffer] ) gelegen woning te rijden en deels die woning in te rijden, waardoor een ander (te weten een bewoner van die woning, genaamd [slachtoffer] ) werd gedood, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, een krachtens genoemde wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar pagina’s van het dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam De Kempen, proces-verbaalnummer PL2100-2017192778, afgesloten d.d. 30 maart 2018, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 130.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
1.
De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 6 februari 2020:
Ik heb ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat ik op 17 september 2017 te Luyksgestel de bestuurder was van het voertuig dat in de bocht de macht over het stuur verloor en daardoor gedeeltelijk een woning is ingereden, ten gevolge waarvan de bewoner is overleden. Ik heb de avond voor en de nacht van het ongeval meerdere alcoholische dranken gedronken, vijf of zes cocktails. Als bijrijdster zat in de auto [betrokkene] . De auto was van haar en ik reed voor het eerst in de auto. Ik vond [betrokkene] leuk en wij waren aan het kletsen, daardoor was ik minder oplettend. Ik heb niet gekeken hoe hoog de snelheid was voordat ik uit de bocht vloog.
Ik keerde mijn hoofd naar [betrokkene] en wilde met haar praten. Toen ben ik de controle over de auto kwijtgeraakt.
Ik heb de twee verkeersborden die daar stonden en waarschuwden voor een scherpe bocht niet gezien. Ik heb ook geen verkeersbord gezien waarop de maximumsnelheid van 50 km/h stond vermeld.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2017 (pg. 40-42), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1] :
(pagina 40)
Op 17 september 2017 was ik, [verbalisant 1] , samen met [verbalisant 2] belast met de directe noodhulp binnen de gemeente Bergeijk. Omstreeks 07.39 uur kregen wij een melding van de meldkamercentralist van de politie. Wij hoorden dat er zojuist een voertuig een woning binnen was gereden op de locatie [adres slachtoffer] te Luyksgestel. Omstreeks 07.51 uur kwamen wij, verbalisanten, ter plaatse bij het incident. Dit betrof de kruising van [weg 2] met de [weg 1] te Luyksgestel.
(pagina 41)
Ik, [verbalisant 1] , rook bij Gruznovs een sterke alcoholhoudende lucht.
3.
Het proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 17 september 2017, met bijlagen (pg. 52-56), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 1] :
(pagina 52)
Ik, [verbalisant 1] , heb op 17 september 2017 om 08.05 uur de [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] in Letland, gevorderd mee te werken aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht (voorlopig ademonderzoek), alsmede de aanwijzingen die ik in dat kader heb gegeven, op te volgen.
Met medewerking van de [verdachte] heb ik, [verbalisant 1] , hem dit voorlopig ademonderzoek afgenomen met behulp van een ademtestapparaat.
Als resultaat van deze test zag ik, [verbalisant 1] , dat het ademtestapparaat een alcoholindicatie aangaf van: F.
(pagina 53)
Op 17 september 2017 om 09.30 uur heeft de verdachte zich onderworpen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, lid 2, onder a, Wegenverkeerswet 1994.
Het onderzoeksresultaat van de ademanalyse van zijn adem bedroeg 785 ug/l.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 september 2017 (pg. 83-85), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige] :
(pagina 83)
Op 17 september 2017, rond 07.30/07.45 uur, was ik in mijn woning aan de [weg 1] in Luyksgestel. Ik hoorde buiten een auto heel hard rijden. Vervolgens hoorde ik direct daaropvolgend twee doffe klappen. Ik zag dat een voertuig bij het [adres slachtoffer] de woning was binnengereden. Ik ben naar de woning gerend. Ik zag dat een auto door de muur van de woning aan het [adres slachtoffer] was gereden. Ik wist dat [slachtoffer] op [adres slachtoffer] woonachtig is en dat hij aan de voorzijde, waar de auto naar binnen was gereden, sliep.
(pagina 84)
Ik besloot toen om de woning waar de auto binnen was gereden binnen te gaan. Ik zag dat [slachtoffer] ter hoogte van het linkervoorwiel lag. [slachtoffer] lag met zijn hoofd richting de linkervoorzijde van de auto. Ik zag dat [slachtoffer] op een berg stenen lag met zijn bovenlichaam en gezicht. Ik zag dat de benen van [slachtoffer] vrij lagen. Ik ben bij [slachtoffer] gaan zitten en heb zijn hand vastgehouden. Ik zag dat [slachtoffer] probeerde omhoog te komen maar dat lukte hem niet. Ik hoorde dat hij enkel zuchtte. Ik hoorde dat [slachtoffer] niets meer kon zeggen maar bewoog wel nog op mijn aanroepen. Ik zag wel dat [slachtoffer] hier licht op reageerde maar ik zag wel dat [slachtoffer] zwaargewond was.
5.
Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse met proces-verbaalnummer 2017192778 d.d. 24 maart 2018, bevattende pagina’s 1 tot en met 15, met bijlagen (losbladig), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
(pagina 3)
Op 17 september 2017, omstreeks 07.37 uur, kwam er bij de meldkamer Brabant Oost-Brabant de melding binnen dat er op het [weg 2] te Luyksgestel een verkeersongeval had plaatsgevonden. Een personenauto reed over de [weg 1] , gaande in de richting van [België] . In de scherpe bocht naar links verloor de bestuurder van de personenauto de controle over zijn voertuig en botste tegen een verkeersdrempel waarop een kunststof pion (zogenaamd Amsterdammertje) was gemonteerd. De personenauto werd hierdoor gelanceerd en botste tegen de voorgevel van het pand, gelegen aan het [adres slachtoffer] te Luyksgestel. Achter de voorgevel bevond zich een slaapkamer, alwaar de bewoner van het pand lag te slapen. Door de impact van de botsing werd de bewoner op zijn bed/matras de slaapkamer ingeduwd. De bewoner liep ten gevolge van de botsing zwaar lichamelijk letsel op en overleed later die dag in het Elisabeth Ziekenhuis te Tilburg aan zijn verwondingen.
(pagina 5)
De [weg 1] was een voor het openbaar verkeer openstaande weg, ter plaatse gelegen binnen de bebouwde kom van Luyksgestel in de gemeente Bergeijk. De [weg 1] was een voorrangsweg kenbaar gemaakt middels verkeersbord B1 van het Reglement Verkeersregelaars en Verkeerstekens 1990. De ter plaatse wettelijk toegestane maximumsnelheid was 50 km/h.
In de scherpe bocht naar links, alwaar het ongeval had plaatsgevonden, sloot van rechts het [weg 2] aan op de [weg 1] . De scherpe bocht naar links was voor de bocht kenbaar gemaakt middels het witte verkeersbord OB713 (verloop voorrangsweg naar zijstraat) van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en waarschuwingsbord J3 (bocht naar links) van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.
6.
Het NFI-rapport ‘Beeldonderzoek naar de snelheid van een auto naar aanleiding van een aanrijding te Luyksgestel op 17 september 2017’ d.d. 20 april 2018, bevattende pagina’s 1 tot en met 20, met bijlagen (losbladig), voor zover inhoudende als relaas van [rapporteur] :
(pagina 11)
Resultaten
Laatste deel van het traject
De resultaten van het onderzoek naar de snelheid van de auto over het laatste deel van het traject, dus op basis van de beelden van het camerasysteem van [weg 2] , volgen hieronder.
(pagina 16)
In tabel 3 staan de resultaten vermeld zoals die zijn gevonden op basis van de beelden. Dit zijn de resultaten gemiddeld over de drie onderzoekers. De afstand waarover de snelheden bepaald zijn, bedraagt ongeveer 60 meter. In de tabel staat van links naar rechts in de kolommen: cijfer om de rit aan te geven (kolom 1), de gemiddelde snelheid bepaald op basis van de beelden (kolom 2), de werkelijke snelheid zoals die bepaald is met de datalogger (kolom 3) en het verschil tussen kolom 2 en kolom 3 (kolom 4). In de onderste rij van de tabel staat de gemiddelde beeldsnelheid die bepaald is voor de auto in de beelden van het incident.
Tabel 3 De resultaten van de snelheidsschattingen aan de hand van de beelden. De resultaten zijn na berekening afgerond tot 1 cijfer achter de komma.
RIT
Gemiddelde beeldsnelheid (km/h)
Werkelijke snelheid (km/h)
Verschil (km/h)
Referentierit 1
76,8
78,6
-1,8
Referentierit 2
83,9
83,5
0,5
Referentierit 3
85,7
88,1
-2,3
Referentierit 4
97,3
104,7
-7,3
Referentierit 5
58,6
59,5
-0,9
Referentierit 6
70,0
70,3
-0,3
Referentierit 7
79,2
80,8
-1,6
Referentierit 8
103,3
104,1
-0,8
Referentierit 9
107,7
110,2
-2,5
Beelden incident
103,3
-
-
De initiële ongecorrigeerde schatting voor de gereden snelheid van de auto is dus 103,3 km/h. Om een schatting te maken voor de werkelijk gereden snelheid is gekeken naar de systematische en toevallige meetfouten. Het gemiddelde snelheidsverschil tussen de snelheid bepaald in de referentiebeelden en de snelheid vastgelegd door de datalogger in de referentieauto is een maat voor de systematische meetfout. Samen met de variatie van deze snelheidsverschillen (toevallige meetfout) zijn deze gegevens gebruikt om het betrouwbaarheidsinterval te berekenen van de meting aan de beelden van het incident. Het gemiddelde verschil (systematische meetfout) bedraagt -1,9 km/h (dus een onderschatting van 1,9 km/h) met een standaarddeviatie van 2,3 km/h. De beste schatter voor de snelheid van de auto in de beelden van het incident wordt hierdoor 103,3 + 1,9 = 105,2 km/h. Op basis van de variatie van de verschillen en het aantal referentieritten zijn betrouwbaarheidsintervallen berekend voor verschillende betrouwbaarheidsniveaus. Deze zijn gegeven in tabel 4.

(pagina 17)Tabel 4 De betrouwbaarheidsintervallen voor de meting aan de beelden van het incident. De resultaten zijn na berekening afgerond tot hele km/h.

Betrouwbaarheid (%)
Ondergrens (km/h)
Bovengrens (km/h)
90
101
110
95
100
111
97,5
99
112
99
97
113
(pagina 18)
De referentiebeelden komen goed overeen met de beelden van het incident. De berekende betrouwbaarheidsintervallen zijn daarom naar verwachting correcte schattingen voor de werkelijk gereden snelheid van de auto in de beelden van het incident. In tabel 4 zijn de betrouwbaarheidsintervallen gegeven voor verschillende betrouwbaarheidsniveaus om de lezer een gevoel te geven wat het gekozen niveau van betrouwbaarheid doet met de breedte van het interval. De grenzen van het 95% betrouwbaarheidsinterval bedragen [100,111] km/h.
(pagina 19)
Conclusie
Laatste deel van het traject
Het onderzoek naar de gemiddelde snelheid van de auto zichtbaar in de camerabeelden heeft plaatsgevonden op basis van metingen aan de beelden. De beste schatter voor de gemiddelde snelheid van de auto bedraagt 105 km/h. Deze gemiddelde snelheid is bepaald over een afstand van ongeveer 60 meter. Met een betrouwbaarheid van 95% bedraagt de gemiddelde minimale snelheid van de auto over deze afstand 100 km/h en de gemiddelde maximale snelheid 111 km/h.
7.
Het briefverslag overlijden ten gevolge van niet-natuurlijke dood d.d. 17 september 2017 bevattende pagina’s 1 en 2 (losbladig), voor zover inhoudende als relaas van [forensisch geneeskundige] , lijkschouwer van de gemeente Tilburg:
(pagina 2)
Ik heb betrokkene [slachtoffer] , samen met medewerkers van de Forensische Opsporing van politie Oost-Brabant, op de intensive care van het Elisabeth Ziekenhuis geschouwd.
Ten gevolge van het ongeval is betrokkene beklemd geraakt. Hierbij werd zijn borstkas ingedrukt, waarbij hij links en rechts een groot aantal ribben gebroken heeft. Tevens is hierdoor een klaplong ontstaan. In deze situatie is waarschijnlijk een ernstig zuurstoftekort ontstaan, wat weer tot een hartstilstand heeft geleid.
Toen de hulpdiensten ter plaatse kwamen, heeft het enige tijd gekost voordat betrokkene uit zijn beknelde situatie bevrijd kon worden. Door het lange zuurstofgebrek is er schade aan de hersenen ontstaan. Hoewel het lukte hartslag en ademhaling te herstellen, kon de schade aan de hersenen niet ongedaan gemaakt worden. Hierdoor is betrokkene uiteindelijk overleden.
Bewijsoverwegingen
Anders dan de raadsman naar voren heeft gebracht, is het hof van oordeel dat uit de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit de inhoud van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, blijkt dat sprake is van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag van de verdachte.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet, en terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte is in de nacht van 17 september 2017 na een avond stappen onder invloed van veel meer dan de toegestane hoeveelheid alcoholhoudende drank in de auto gestapt en heeft binnen de bebouwde kom de maximumsnelheid met in elk geval 50 kilometer per uur overschreden. De verdachte reed in een voor hem onbekende auto en was afgeleid, omdat hij zijn hoofd had gedraaid naar de bijrijdster en met haar aan het praten was. De verdachte is toen met een veel te hoge snelheid de bocht ingereden, in die bocht de macht over het stuur kwijtgeraakt en een woning gedeeltelijk ingereden. De bewoner van die woning, [slachtoffer] , is als gevolg van dit ongeval komen te overlijden. De verdachte heeft aldus zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden en zich geen rekenschap gegeven van de verantwoordelijkheid die een bestuurder van een motorrijtuig heeft ten opzichte van anderen. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het [slachtoffer] is door het handelen van de verdachte zijn belangrijkste bezit, het leven, ontnomen. Als gevolg van het handelen van de verdachte is zeer groot en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden, die zich geconfronteerd zien met de dood van hun dierbare. Uit de slachtofferverklaring die de nicht van het slachtoffer ter terechtzitting in eerste aanleg heeft voorgelezen en waarvan het hof eveneens heeft kennis genomen, blijkt dat het slachtoffer een grote leegte heeft achtergelaten. Voorts brengen misdrijven als de onderhavige ook bij de niet direct betrokkenen, maar in de maatschappij in het algemeen, gevoelens van onrust, boosheid en onveiligheid teweeg.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat hij dagelijks wordt herinnerd aan het ongeval. Voorts heeft de verdachte – evenals in eerste aanleg – richting de nabestaanden geuit dat het hem erg spijt. Het hof heeft geconstateerd dat de verdachte lijdensdruk ervaart en schuldbewust is en oprecht is in zijn woord en gedrag. Zo is de verdachte na afloop van de terechtzitting in eerste aanleg in gesprek gegaan met de nabestaanden en heeft het graf van het slachtoffer meermalen bezocht en bloemen gelegd. Daaruit leidt het hof af dat de verdachte het kwalijke van zijn handelen inziet.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straffen heeft het hof acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Deze landelijke oriëntatiepunten indiceren voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval, waarbij sprake is van ‘ernstige schuld’ en een alcoholgehalte van 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht of meer, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren (1). Voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval, waarbij sprake is van een ‘zeer hoge mate van schuld’ geldt bij hetzelfde alcoholgehalte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren (2). Indien bij laatstgenoemde gradatie van schuld wordt uitgegaan van een alcoholgehalte van minder dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren geïndiceerd (3).
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het tweede genoemde oriëntatiepunt onvoldoende passend is bij de gegeven omstandigheden in de onderhavige zaak. Zonder het alcoholgebruik zou immers naar het oordeel van het hof niet kunnen worden gesproken van een ‘zeer hoge mate van schuld’, terwijl het alcoholgebruik als zodanig een strafverzwarende omstandigheid betreft. Derhalve dreigt een zekere mate van ‘dubbeltelling’ van de factor alcoholgebruik. Het hof acht derhalve het eerste en derde genoemde oriëntatiepunt meer passend en neemt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
In de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof aanleiding in het voordeel van de verdachte af te wijken van voornoemd uitgangspunt en de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat in de duur van de op te leggen gevangenisstraf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking komt.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof – evenals de rechtbank – de verdachte voorts de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd die het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. A.C. van der Schans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Karsdorp, griffier,
en op 20 februari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.C. van der Schans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.