6.5.[appellant] heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen waarvan beroep. Ook in hoger beroep spitsen de vorderingen van [appellant] , op onderdelen gewijzigd ten opzichte van de vorderingen in eerste aanleg, toe op de koopovereenkomst en de stallingsovereenkomst. Tegen de wijziging is geen bezwaar gemaakt en het hof acht de wijziging toelaatbaar. [appellant] concludeert tot vernietiging van de hierboven genoemde vonnissen en vordert dat bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw recht wordt gedaan,
ten aanzien van de koopovereenkomst met betrekking tot de paardentruck:
I. te verklaren voor recht dat [appellant] de tussen hem en [geïntimeerde] tot stand gekomen koopovereenkomst betreffende de paardentruck rechtsgeldig heeft vernietigd op grond van dwaling, dan wel op grond van de Wet Oneerlijke Handelspraktijken, althans deze overeenkomst alsnog op grond van dwaling en/of de Wet Oneerlijke Handelspraktijken en/of op grond van artikel 3:40 jo. 6:160 BW te vernietigen, dan wel te verklaren voor recht dat [appellant] de tussen hem en [geïntimeerde] tot stand gekomen koopovereenkomst betreffende de paardentruck rechtsgeldig heeft ontbonden op grond van non-conformiteit, dan wel deze alsnog te ontbinden;
II. [geïntimeerde] te veroordelen om binnen een termijn van 7 dagen na betekening aan haar van het in deze te verkrijgen arrest tegen voldoende bewijs van kwijting aan appellant te voldoen een bedrag van € 32.000,--, zijnde de koopsom van de paardentruck, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf
de dag van verzuim tot de dag der algehele voldoening;
III. [geïntimeerde] te veroordelen om binnen een termijn van 7 dagen na betekening aan haar van het in deze te verkrijgen arrest tegen voldoende bewijs van kwijting aan
appellant te voldoen een bedrag van € 200,00 per jaar voor de stalling van de paardentruck, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, te rekenen vanaf 8 oktober 2015 tot en met de dag van feitelijke terugname van de paardentruck door [geïntimeerde] , te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf een door het hof in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. [geïntimeerde] te gebieden de paardentruck binnen 7 dagen na ontvangst van de betaling van een bedrag van € 32.000,-- door [appellant] feitelijk weer in bezit te nemen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,--, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, per dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde] in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen;
V. De tussen [appellant] en [geïntimeerde] tot stand gekomen koopovereenkomst betreffende de paardentruck partieel te vernietigen op grond van dwaling en/of de Wet Oneerlijke Handelspraktijken en/of op grond van artikel 3:40 jo. 6:160 BW, althans partieel te ontbinden op grond van non-conformiteit, met dien verstande dat de koopprijs verminderd wordt tot een bedrag van € 17.000,-- althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag;
VI. [geïntimeerde] te veroordelen om binnen een termijn van 7 dagen na betekening aan haar van het in deze te verkrijgen arrest tegen voldoende bewijs van kwijting aan appellant te voldoen een bedrag van € 15.000,-- (zijnde het door [appellant] betaalde bedrag van € 32.000,-- minus het bedrag van € 17.000,--), althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van verzuim tot de dag der algehele voldoening.
VII. [geïntimeerde] te veroordelen om binnen een termijn van 7 dagen na betekening aan haar van het in deze te verkrijgen arrest aan [appellant] af te geven het volledige kentekenbewijs van de paardentruck met kenteken [kenteken] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,--, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, per dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde] in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen;
ten aanzien van de stallingskosten:
VIII. [geïntimeerde] te veroordelen om binnen een termijn van 7 dagen na betekening aan haar van het in deze te verkrijgen arrest tegen voldoende bewijs van kwijting aan [appellant] te voldoen een bedrag van € 1.850,-- te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van verzuim tot de dag der algehele voldoening;
IX. [geïntimeerde] te veroordelen om binnen een termijn van 7 dagen na betekening aan haar van het in deze te verkrijgen arrest tegen voldoende bewijs van kwijting aan [appellant] te restitueren al hetgeen [appellant] uit hoofde van het eindvonnis van 22 november
2017 in de zaak met 5132573 CV EXPL 16-3558 aan [geïntimeerde] heeft voldaan,
te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van betaling door [appellant] tot aan de dag der algehele voldoening;
X. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van beide instanties inclusief de kosten van getuigenverhoren, te vermeerderen met de nakosten, onder de bepaling dat [geïntimeerde] de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten verschuldigd is, indien deze kosten niet binnen 7 dagen na datum van het arrest (volledig) aan [appellant] zijn voldaan.