ECLI:NL:GHSHE:2020:555

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
14 februari 2020
Zaaknummer
20-000545-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de zaak van winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken voor diefstal. Tegen dit vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de verdachte opnieuw zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 weken, met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.

Het hof heeft de zaak onderzocht op de terechtzitting en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de opgelegde straf passend was. Het hof heeft de bewijsvoering van de politierechter verbeterd en aangevuld, en heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen in overweging genomen. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal, wat een hinderlijk feit is dat overlast veroorzaakt voor de gedupeerden.

Bij de strafbepaling heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke misdrijven. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de gevangenisstraf te verlagen naar 3 weken, met aftrek van voorarrest, en heeft het vonnis van de politierechter voor het overige bevestigd. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op 6 februari 2020.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000545-19
Uitspraak : 6 februari 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 20 februari 2019 in de strafzaak met parketnummer 01-033214-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, behalve voor wat betreft de oplegde straf en de strafmotivering, met verbetering van de gronden en met aanvulling van de door de eerste rechter aangehaalde wetsartikelen.
Bewijsmiddelen
De politierechter heeft volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, terwijl het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Onderstaande bewijsvoering komt in de plaats van de bewijsvoering van de politierechter.
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd, verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, district ’s-Hertogenbosch, registratienummer PL2100-2019028070, afgesloten d.d. 10 februari 2019 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 50), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 februari 2019 (pg. 16-18), voor zover inhoudende als
weergave van het verhoor van verdachte:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: Met wie was u in de Kruidvat aan de Hooge Steenweg in ’s-Hertogenbosch?
A: Met een vriendin van mij.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2019 (pg. 27-28), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik bekeek de camerabeelden afkomstig van het Kruidvat aan de Hooge Steenweg 3 te ‘s-Hertogenbosch, waar het feit was gepleegd. Van de beelden zijn twee opnames gemaakt. Om mijzelf een goed beeld te vormen waar ik naar moest kijken, had ik eerst verdachten [medeverdachte] en [verdachte] bezocht in hun cel. Ik wist daardoor hoe beide verdachten eruit zagen. Op opname twee zag ik het volgende: Ik zag dat verdachte [medeverdachte] en [verdachte] in het gangpad van de parfum stonden. Ik zag dat verdachte [medeverdachte] en [verdachte] de producten in het gangpad bekeken. Ik zag dat verdachte [verdachte] een flesje parfum uit het schap pakte en eraan rook. Ik zag dat verdachte [verdachte] het flesje terugzette en een verpakking uit het schap pakte. Ik zag dat de verpakking donker van kleur was maar dat de randen wit van kleur waren. Bij verdachte [verdachte] werd later tijdens de aanhouding een flesje parfum en een kapotte verpakking van de parfum aangetroffen. Ik zag dat de verpakking die in beslag was genomen, overeenkwam met de verpakking die verdachte [verdachte] uit het schap pakte. Ik zag dat verdachte [verdachte] naar verdachte [medeverdachte] liep en de verpakking liet zien. Ik zag dat verdachte [verdachte] om zich heen keek. Ik zag dat verdachte [medeverdachte] en [verdachte] voorover bogen naar het schap van de parfum. Ik zag daarna de verpakking die verdachte [verdachte] vasthad niet meer. Ik zag dat daarna de opname stopte.
3. Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 9 februari 2019 (pg. 41-42), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 9 februari 2019 hielden wij als verdachte aan:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedatum]
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Bevindingen
9 februari 2019, omstreeks 15:10 uur, kregen wij, verbalisanten, de melding van het regionaal meld- en informatiecentrum Oost-Brabant, dat er een winkeldiefstal was gepleegd bij het Kruidvat aan de Hooge Steenweg in Den Bosch. Deze diefstal was gepleegd door een man en een vrouw. Op 9 februari 2019, omstreeks 15:18 uur, kregen wij van een studenten eenheid van de politie door dat ze de man en de vrouw staande hadden gehouden bij de vestiging van de Intersport aan het Burgermeester Loefplein te Den Bosch. Omstreeks 15:19 uur kwamen wij ter plaatse. Wij zagen dat de twee aspiranten van de politie met twee personen die voldeden aan het signalement in gesprek waren. Wij zagen dat ook een medewerker van het beveiligingsbedrijf Trigion aanwezig was. Wij hoorden dat deze beveiligingsmedewerker zei: ‘Ik was bij het Kruidvat toen deze twee personen de winkel binnenkwamen. Ik zag dat de vrouw een verpakking met nagellak remover uit het rek pakte, de verpakking opende, de nagellakremover eruit haalde en de lege verpakking weer terughing in het rek.’ Hierop besloten wij zowel de man als de vrouw aan te houden op verdenking van diefstal in vereniging. Op de vraag of beiden zich konden legitimeren, antwoordden beiden negatief. Hierop werd besloten de mannelijke verdachte ter plaats aan een identiteit fouillering te onderwerpen. Tijdens het voelen in de jaszakken van deze verdachte merkte ik, [verbalisant 2] , dat de voering van de linker jaszak kapot was. Ter hoogte van het rugpand werd door mij een verpakking van het merk Mexx aangetroffen. Tijdens de insluitingsfouillering werd er in de voering van de jas een flesje Mexx parfum aangetroffen. Dit flesje parfum werd door ons in beslag genomen.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Bespreking van de gevoerde verweren
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De bekennende verklaring van de verdachte dient te worden uitgesloten van het bewijs, nu hem de cautie gegeven had moeten worden. De bekennende verklaring van de verdachte is bovendien niet betrouwbaar, aangezien de verdachte deze verklaring heeft afgelegd in de hoop dat hij naar huis zou kunnen om voor zijn zieke hond te zorgen. Ook de door de verdachte afgelegde verklaring bij zijn verhoor voor inverzekeringstelling inhoudende dat hij spijt heeft en fout zit, is niet betrouwbaar. De verdachte heeft dit verklaard omdat hij zo snel mogelijk naar huis wilde. Het overige in het dossier aanwezige bewijs is onvoldoende om de diefstal wettig en overtuigend te bewijzen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Zoals uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt, bezigt het hof, anders dan de politierechter de (bekennende) verklaring van de verdachte niet tot het bewijs. Gelet daarop behoeft het verweer van de raadsman geen verdere bespreking.
Op te leggen sanctie
De raadsman heeft erop gewezen dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Hij heeft het hof verzocht bij de strafbepaling rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte probeert op dit moment uit een neerwaartse spiraal te komen. Een forse straf kan daar een negatieve invloed op hebben.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een hinderlijk feit dat ergernis en overlast veroorzaakt voor de gedupeerde. De verdachte heeft met het bewezen verklaarde feit aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere malen eerder door de strafrechter voor vermogensdelicten is veroordeeld. Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft het hof de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen, voor zover deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheid dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke misdrijven kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Aangezien de verdachte na de datum waarop het door de eerste rechter bewezen verklaarde feit is gepleegd opnieuw tot straf is veroordeeld, zal het hof de in het vonnis waarvan beroep vermelde toepasselijke wetsartikelen aanvullen met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. G.J. Schiffers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.G. Ruissaard, griffier,
en op 6 februari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.J. Schiffers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.