ECLI:NL:GHSHE:2020:543

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
14 februari 2020
Zaaknummer
20-001440-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, gepleegd op 21 november 2017 te Boxtel. De verdachte, die op dat moment in Huis van Bewaring Grave verbleef, heeft samen met anderen geweld gepleegd tegen een slachtoffer op de openbare weg. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, waarbij hij het slachtoffer heeft geslagen, geschopt en gewurgd. De verdachte heeft het geweld gepleegd in een situatie waarin hij en zijn mededaders het slachtoffer hebben achtervolgd en belaagd, wat heeft geleid tot pijn en letsel voor het slachtoffer. Het hof heeft het eerdere vonnis van de politierechter vernietigd, omdat deze niet voldeed aan de motiveringsvereisten van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft verzocht om een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar het hof heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden passend is, gezien de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001440-18
Uitspraak : 5 februari 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 24 april 2018 in de strafzaak met parketnummer 01-007658-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven op het adres: [adres]
normale feitelijke verblijfplaats onbekend,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Door en namens verdachte is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de Politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 november 2017 te Boxtel, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Stationsstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het slaan en/of schoppen en/of wurgen, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer] , terwijl hij in een wurggreep werd gehouden, één of meermalen tegen het lichaam heeft geschopt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij 21 november 2017 te Boxtel, met anderen, op de openbare weg, Stationsstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het slaan en schoppen en wurgen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof volstaat op de voet van het bepaalde in artikel 359 lid 3 Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de verdachte, zoals blijkt uit de hieronder onder 1 weergegeven verklaring, het bewezenverklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen, tenzij anders vermeld, naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, registratienummer PL2100-2017240081, afgesloten d.d. 14 januari 2018 (doorgenummerd van 01 t/m 2.7.1), nader te noemen: het politiedossier.
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 22 januari 2020.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 26 november 2017 (genummerd 2.2.1), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer] .
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 december 2017 (genummerd 2.3.1), voor zover inhoudende de verklaring van [getuige ] .
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 januari 2018 (genummerd 2.5.3) voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Door en namens verdachte is verzocht om te volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zonder reclasseringstoezicht, met daarnaast eventueel een taakstraf. Verdachte kan op die manier laten zien dat hij zijn leven een andere wending kan geven, zonder hulp van de reclassering.
Verdachte heeft openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer] . De mededader [medeverdachte] wilde namelijk dat [slachtoffer] zijn excuses zou aanbieden voor een eerdere gebeurtenis. [slachtoffer] wilde dat niet en liep door. [slachtoffer] was opgewacht, is daarna achtervolgd en belaagd door verdachte en zijn mededaders en vervolgens mishandeld. Tegen deze overmacht had hij geen kans. Het is enkel aan het handelen van omstanders te danken dat niet meer letsel is veroorzaakt dan thans is gebeurd. Met dat handelen is een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en hem is pijn en letsel toegebracht. Bovendien vond dit feit plaats op klaarlichte dag, buiten het station in een winkelstraat. Op de in het dossier opgenomen stills is te zien dat een mevrouw op een fiets en op de fietsstrook stil gaat staan om te kijken.
Het hof heeft bij de strafoplegging voorts ten nadele van de verdachte meegewogen dat verdachte, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 december 2019, reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het plegen van strafbare feiten, waaronder overtreding van de Wet Wapens en Munitie.
Voorts is over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte een reclasseringsadvies opgemaakt d.d. 7 januari 2020. Uit dat advies blijkt dat verdachte al jaren niet naar school gaat en geen contact meer heeft met zijn familie. Verdachte gaat zijn eigen gang, geeft geen openheid van zaken en lijkt niet ontvankelijk voor beïnvloeding door volwassenen. Hij is niet bereid begeleiding door de reclassering te accepteren. De reclassering acht het recidive-risico hoog en ziet geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Het advies is een strafoplegging zonder bijzondere voorwaarden. Een gevangenisstraf is de meest toepasselijke optie. Eerder opgelegde taakstraffen zijn niet voldaan.
Ook het hof is van oordeel dat er geen redenen zijn om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de houding van de verdachte ten opzichte van het tenlastegelegde in die zin is veranderd dat hij inmiddels wel het kwalijke van zijn handelen in ziet waar hij dat eerder niet deed. Bovendien heeft het hof gelijktijdig met onderhavige strafzaak geoordeeld over de strafzaak tegen verdachte met parketnummer
20-002897-18. Verdachte is in die zaak veroordeeld ter zake van bedreiging. Onder meer gelet op deze veroordeling is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Naar het oordeel van het hof kan echter, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, de omstandigheden van het geval en gelet op de documentatie van de verdachte, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 3 maanden met zich brengt. Van enkel het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf, al dan niet met een werkstraf zoals verzocht door de verdediging, kan geen sprake zijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. E.N. van der Spoel en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.J.G. Verhaeg, griffier,
en op 5 februari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.