[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [adres] .
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de kinderrechter zal bevestigen.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit is geen inhoudelijk verweer gevoerd.
Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 september 2018 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Webley & Scott Ltd, model 1906, kaliber 7.65 mm/.32, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zeven kogelpatronen, van het merk Geco, kaliber 7.65 mm Browning, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 januari 2019 tot en met 26 maart 2019 te
's-Hertogenbosch meermalen, althans eenmaal, als jongere, die als leerling of deelnemer van een school of instelling, te weten [naam van school] , stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan zijn verplichting het volledige onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren en werken en/of het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 25a, derde lid onderdeel d en/of 58a, derde lid, onderdeel d van de Wet op het voortgezet onderwijs, dat door die school of instelling werd aangeboden, te volgen, terwijl ten aanzien van hem de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969, was beëindigd en hij de leeftijd van 18 jaar niet had bereikt en hij geen startkwalificatie had behaald.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 16 september 2018 te 's-Gravenhage, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Webley & Scott Ltd, model 1906, kaliber 7.65 mm/.32, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zeven kogelpatronen, van het merk Geco, kaliber 7.65 mm Browning, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 24 januari 2019 tot en met 26 maart 2019 te 's-Hertogenbosch meermalen, als jongere, die als leerling of deelnemer van een school of instelling, te weten [naam van school] stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan zijn verplichting het volledige onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren en werken en/of het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 25a, derde lid onderdeel d en/of 58a, derde lid, onderdeel d van de Wet op het voortgezet onderwijs, dat door die school of instelling werd aangeboden, te volgen, terwijl ten aanzien van hem de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969 was beëindigd en hij de leeftijd van 18 jaar niet had bereikt en hij geen startkwalificatie had behaald.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
1. Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 16 september 2018 (pg. 9-11), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisanten[verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden hoofdagent van politie:
Op 16 september 2018, omstreeks 16:00 uur, bevond wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , ons in uniform gekleed en met individuele motorsurveillance belast op de Bezuidenhoutse-weg te Den Haag. Wij bevonden ons aldaar naar aanleiding van een melding dat er een voertuig over de A12 reed, welke hevig slingerend over de snelweg reed. Het voertuig was voorzien van het kenteken [kenteken] en betrof een Ford Mondeo.
Dit voertuig werd staande gehouden op de Bezuidenhoutseweg ter hoogte van het Babylon.
In het voertuig betroffen (het hof leest: bevonden) zich 3 personen. De bestuurder [naam bestuurder] bleek onder invloed van drugs het voertuig te besturen. Wij zagen dat er in het voertuig een persoon op de bijrijdersstoel zat. Deze bleek genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedag] /2001 te [geboorteplaats] . Wij zagen dat er op de achterbank, achter de bestuurdersstoel ook een persoon zat, genaamd [naam passagier] . Nadat de bestuurder was aangehouden hebben wij [naam passagier] en [verdachte] het voertuig laten verlaten om het voertuig te kunnen verplaatsen. Beiden waren niet in het bezit van een rijbewijs. Op het moment dat collega [naam collega] het voertuig wilde verplaatsen, zag hij tussen de bestuurdersstoel en de deur een kleine portefeuille liggen. In deze portefeuille zaten apart verpakte zakjes met mogelijk cocaïne erin. Gezien het feit dat er een handelshoeveelheid drugs in het voertuig aangetroffen werd, besloten wij ook om de verdachte [naam passagier] en [verdachte] aan te houden. Wij zagen dat [verdachte] een zwart Gucci schoudertasje bij zich had. Aan het bureau Laak werd er in het Gucci tasje een vuurwapen in een wit plastic tasje aangetroffen. Deze is veiliggesteld en in beslag genomen.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2018 (pg. 17), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant[verbalisant 3] , hoofdagent van politie:
Op 16 september 2018, omstreeks 16.45, bevond ik mij, verbalisant [verbalisant 3] , aan politiebureau Laak te Den Haag. Ik bevond mij op dat moment in de sluis. Dat betreft de ruimte welke naar de voorgeleidingsruimte gelegen is. In de sluis bevond zich op dat moment de aangehouden verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] .
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag dat er naast verdachte [verdachte] diverse spullen lagen die van hem waren. Ik wilde hierop de spullen in de daarvoor bestemde insluitingszak stoppen. Ik heb hierop het zwarte schoudertasje geopend om te kijken wat hierin zat. Ik zag dat er in het grote vak een wit plastic tasje zat met daarin een metaalachtig voorwerp. Ik heb hierop gevoeld wat het was en de vorm deed mij denken aan een mogelijk vuurwapen. Hierop ben ik, verbalisant [verbalisant 3] , met de spullen, de sluis uit gelopen om in een andere ruimte te kunnen kijken wat er in het witte plastic tasje zat. Na onderzoek van de spullen van verdachte [verdachte] , bleek dat er in het witte plastic tasje een voorwerp zat wat leek op een vuurwapen. Ik zag dat het een zwart handvuurwapen betrof. Hierop het vuurwapen in beslag genomen.
3. Het proces-verbaal van relaas d.d. 21 januari 2019 (pg. 5), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant[verbalisant 4] , brigadier van politie:
Door verbalisant [verbalisant 5] , materiedeskundige wapens munitie en explosieven van de politie eenheid Den Haag werd een onderzoek verricht naar het bij de verdachte [verdachte] aangetroffen op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Uit onderzoek blijkt dat het daadwerkelijk een vuurwapen betreft, zijnde een pistool, merk Webley & Scott Ltd, voorzien van zeven 7.65 patronen. Betreffende het onderzoek werd door [verbalisant 5] een proces-verbaal opgemaakt, WME nummer 438/2018.
4. Een proces-verbaal d.d. 12 november 2018 (pg. 24-26), WME nummer 438/2018, voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant[verbalisant 5] , brigadier van politie, werkzaam als materiedeskundige wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing:
Aantreffen vuurwapenDe verdachte had het vuurwapen voorhanden in zijn schoudertas.