Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015 (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2016 (hierna te noemen: [minderjarige 2] ),
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. Sinoo en een tolk O. Dialloo (taal: Pulaar, tolknummer: 8529001);
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door mr. [vertegenwoordiger van de raad] .
3.De beoordeling
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof verwijst hiervoor naar de daaraan gewijde overwegingen van de rechtbank die het hof na eigen afweging en waardering onderschrijft en tegen welke overwegingen overigens ook geen grieven zijn gericht. De Nederlandse rechter komt dan ook rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek van de vrouw.
Op het verzoek van de vrouw is, zoals door de rechtbank eerder al werd overwogen, Nederlands recht van toepassing, tegen welk oordeel evenmin grieven zijn gericht.
Op grond van het tweede lid van dit artikel kan, indien bij gezamenlijke gezagsuitoefening één van de personen die het gezag uitoefenen een dergelijke verklaring van toestemming weigert af te geven, op verzoek van de andere, het gezag uitoefenende persoon, deze verklaring worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen de beide personen beproeft.
Ingevolge het vijfde lid van voornoemd artikel geeft de rechter in het in het tweede lid bedoelde geval een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
afgiftevan paspoorten van de kinderen te geven niet mogelijk is op grond van de Paspoortwet. De moeder beoogt met haar verzoek een titel te verkrijgen voor afgifte van paspoorten door de gemeente. De vervangende rechterlijke toestemming van de Paspoortwet is bedoeld als maatregel betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, namelijk in het geval waarin gezamenlijk gezag wordt uitgeoefend en een van de ouders weigert aan de andere ouder toestemming te verlenen voor de aanvraag van een identiteitsbewijs. Het is derhalve een maatregel om een (specifiek) gezagsgeschil tussen ouders op te lossen. Deze maatregel biedt derhalve geen grondslag om door middel van vervangende rechterlijke toestemming een geschil met de paspoortverlenende instantie op te lossen wanneer die meent dat de verzochte documenten niet kunnen worden afgegeven omdat de identiteit van de moeder (de vrouw) niet vaststaat.
Voor zover de vrouw heeft bedoeld haar verzoek tijdens de mondelinge behandeling te wijzigen in die zin dat zij vervangende toestemming wenst voor de
aanvraagvan de paspoorten, helpt dat haar evenmin. Iedere ouder met eenhoofdig gezag is op basis van de Paspoortwet bevoegd om paspoorten voor zijn of haar kinderen aan te vragen, daar heeft men geen toestemming van de andere ouder en dus ook geen vervangende toestemming van de rechter voor nodig. Dat haar aanvraag door de verlenende instantie niet in behandeling wordt genomen komt omdat zij thans een andere identiteit heeft dan de persoon die als de moeder op de geboorteakten van de kinderen geregistreerd staat. Het staat formeel dus niet vast dat zij het gezag over haar kinderen heeft. Dit is een probleem waarvoor artikel 34 van de Paspoortwet geen oplossing biedt.
Gebleken is dat de vrouw nog in een procedure bij de IND zit om een verblijfstatus te krijgen. In die procedure komt de identiteitsproblematiek van de vrouw die ook ten grondslag ligt aan de problematiek in verband met de aanvraag/afgifte van de paspoorten van de kinderen, vermoedelijk nog aan de orde.
Het belang van de kinderen om over een Nederlands paspoort te beschikken is evident, maar dit kan aan het voorgaande niet afdoen. Een Nederlands paspoort voor kinderen kan ingevolge artikel 34 lid 1 van de paspoortwet niet afgegeven worden aan een persoon van wie niet vaststaat dat die het gezag over hen uitoefent.