ECLI:NL:GHSHE:2020:488

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
13 februari 2020
Zaaknummer
200.268.365_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van een echtscheiding met beschuldigingen van seksueel misbruik

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de kinderen onder toezicht zijn gesteld. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Erkens, verzet zich tegen deze beslissing, die is genomen in het kader van een echtscheiding met ernstige beschuldigingen van seksueel misbruik door de vader. De Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door de regio Zuidoost-Nederland, en de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, hebben de ondertoezichtstelling aangevraagd, omdat zij vrezen voor de ontwikkeling van de kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder stelt dat de rechtbank te lichtvaardig heeft beslist en dat de kinderen niet in hun ontwikkeling worden bedreigd. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 januari 2020 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de vader, vertegenwoordigd door mr. J. el Hannouche.

Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een hevige scheidingsstrijd tussen de ouders, waarbij de moeder de vader beschuldigt van ernstig seksueel misbruik. Ondanks dat de strafzaak tegen de vader is geseponeerd, blijft de moeder deze beschuldigingen herhalen. Het hof concludeert dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de conflicten tussen de ouders en de negatieve uitlatingen van de moeder. De ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de kinderen de hulp te bieden die zij nodig hebben, zoals speltherapie, en om de situatie te stabiliseren. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en stelt de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar vast, tot 29 juli 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 13 februari 2020
Zaaknummer : 200.268.365/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/348314/ JE RK 19-1057
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Erkens,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • [de vader] , wonende te [woonplaats] , advocaat mr. J. el Hannouche, hierna te noemen: de vader;
  • Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling, kantoorhoudende te [kantoorplaats] , hierna te noemen: de GI;

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 juli 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 oktober 2019, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van raad af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 november 2019, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
2.3.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 november 2019, heeft de vader verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 29 juli 2019;
  • de brief van de raad van 27 november 2019, waarin de raad verklaart van de mogelijkheid gebruik te willen maken om tijdens mondelinge behandeling verweer te voeren.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 januari 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Erkens
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de vader, bijgestaan door mr. El Hannouche.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren (hierna tezamen ook: de kinderen).
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 29 juli 2019 heeft de rechtbank de kinderen onder toezicht gesteld, voor de duur van een jaar, namelijk van 29 juli 2019 tot 29 juli 2020.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
In het kader van de echtscheidingsprocedure konden de ouders geen zorgregeling vaststellen. De moeder heeft zorgen over de situatie bij de vader thuis. Zij is bang voor grensoverschrijdend seksueel gedrag en zij weet uit eigen ervaring dat de vader de kinderen fysiek straft. De moeder wil alleen meewerken aan het contact tussen de vader en de kinderen als dit begeleid wordt, maar daar wil de vader niet aan meewerken. De raad is door de rechtbank gevraagd te adviseren over de omgangsregeling. Hun onderzoek heeft geleid tot het verzoek ondertoezichtstelling. De rechtbank heeft vervolgens bij beschikking van 6 september 2019 een zorgregeling bepaald, waarbij de kinderen zonder begeleiding bij de man verblijven. De vrouw is inmiddels dwangsommen verbeurd, omdat omgang nog niet heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft te lichtvaardig beslist tot deze ingrijpende overheidsmaatregel van de ondertoezichtstelling. Het ontbreken van contact tussen de kinderen en de vader of het onregelmatige en onrustige verloop van het contact, is niet per definitie schadelijk voor de ontwikkeling van de kinderen. Dit blijkt niet uit wetenschappelijk onderzoek. Nergens blijkt verder dat de kinderen, voor zover zij al in een loyaliteitsconflict zitten, hierdoor ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kans op het ontstaan van een loyaliteitsconflict levert niet een toereikende motivering op voor het uitspreken van de ondertoezichtstelling. Het enkele gegeven dat de kinderen verschillende verhalen vertellen is onvoldoende in dit kader. De moeder belast de kinderen niet bewust met volwassenzaken; zij kan niet altijd voorkomen dat de kinderen het een en ander meekrijgen.
Het enkele feit dat de moeder geen afstand neemt van haar beschuldigingen richting de vader rechtvaardigt niet de conclusie dat de ouders de kinderen geen veilig opvoedingsklimaat kunnen bieden, temeer nu de moeder op alle andere domeinen de kinderen aantoonbaar een veilig opvoedingsklimaat biedt. De moeder zou juist geen goede moeder zijn als zij niets met de uitlatingen en gedragingen van de kinderen had gedaan.
Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, gaat het juist heel goed met de kinderen. De moeder heeft wel andere zorgen, zoals over haar financiële situatie. Door de inning van de dwangsommen is zij op haar uitkering gekort. Speltherapie acht de moeder niet per se nodig voor de kinderen, in ieder geval niet om te controleren hoe het contact met de vader verloopt. Er dient eerst rust te komen voor hen. Het is goed mogelijk dat eventuele schade die zij hebben opgelopen, na verloop van tijd vanzelf herstelt. Om die reden wilde de huisarts ook geen verwijzing geven. [minderjarige 2] wil zelf ook niet naar speltherapie. De moeder erkent dat sprake is van ouderstrijd. De moeder is bereid om samen te werken met de GI. Zij is ook alle afspraken nagekomen.
Er is niet voldaan aan het subsidiariteitsbeginsel. Waar de rechtbank regievoering voor nodig acht is niet duidelijk. Waarom de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar nodig is, is niet gemotiveerd. De dreiging van een uithuisplaatsing werkt contraproductief. [minderjarige 1] heeft aangegeven dat hij zal weglopen als hij uit huis wordt geplaatst.
3.5.
De raad voert ter mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
Er is wel degelijk sprake van een zeer ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen. De zorgen zien niet alleen op het ontbreken van contact tussen de vader en de kinderen, maar ook op het zeer negatieve beeld dat de kinderen van de vader hebben. Met geen enkele instantie is het gelukt om dat beeld enigszins bij te stellen.
Hulpverlening (speltherapie) komt niet op gang en er lopen procedures tussen de ouders bij de rechtbank en bij het hof.
De raad heeft grote zorgen over de uitspraken die [minderjarige 2] doet over de situatie, mede gezien zijn jonge leeftijd.
Op deze manier opgroeien levert een zeer ernstige ontwikkelingsbedreiging op. De emotionele ontwikkeling van de kinderen wordt fors bedreigd.
De raad ziet geen andere mogelijkheid dan de inzet van een instantie die kan monitoren en ingrijpen. De ondertoezichtstelling dient in stand te blijven. Hopelijk lukt het de GI om nog enige vorm van samenwerking te realiseren. De raad benadrukt dat het niet om een omgangsondertoezichtstelling gaat.
3.6.
De GI voert in het verweerschrift, aangevuld ter mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
De GI onderschrijft de door de raad in het verzoekschrift aangevoerde gronden en is het eens met het uitspreken van de ondertoezichtstelling.
De ontwikkelingen sinds de bestreden beschikking kunnen als volgt worden weergegeven.
Er zijn, na enige wachttijd, twee gezinsvoogden aangesteld. In het Plan van Aanpak zijn vier voorwaarden gesteld voor het opheffen van de ondertoezichtstelling, waarvan twee harde voorwaarden, waaraan beide ouders dienen te voldoen: omgang tussen de vader en de kinderen en hulpverlening in de vorm van speltherapie voor de kinderen. De moeder heeft tot nu toe de omgangsregeling niet willen nakomen. Er is een schriftelijke aanwijzing aan de moeder gegeven voor het naleven van de omgangsregeling; die is in december 2019 door de rechtbank bekrachtigd. Er is ook een schriftelijke aanwijzing gegeven in verband met de speltherapie voor [minderjarige 1] , waarmee de moeder niet kan instemmen. Inmiddels is aan de rechtbank verzocht de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. Met speltherapie voor [minderjarige 2] kon de moeder wel instemmen, maar dit komt niet goed van de grond. Een andere (zachte) voorwaarde is het meewerken aan hulpverlening ten behoeve van de ouderschapsreorganisatie. Daar is de GI nog niet aan toegekomen.
Als met de schriftelijke aanwijzing niets kan worden bereikt, wordt een uithuisplaatsing overwogen. Dit zou voor de kinderen echter ingrijpend zijn, dus wordt eerst naar alternatieven gezocht.
De GI heeft zorgen over uitspraken die de kinderen doen. Beide kinderen zeggen niet bij de vader te willen zijn. [minderjarige 1] heeft zijn zorgen geuit over de financiën van de moeder. [minderjarige 2] noemt de vader bij zijn voornaam, spreekt over het vervolgen van de vader voor laster en smaad en probeert [minderjarige 1] (die ouder is) in te fluisteren wat hij tegen de GI zou moeten zeggen. Uit de uitlatingen van de moeder tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat zij met de kinderen praat over speltherapie en over een eventuele uithuisplaatsing.
Op school presteren de kinderen goed. De ouders proberen de school beiden in hun eigen ‘kamp’ te trekken; school maakt zich zorgen over de strijd tussen de ouders.
De kinderen raken fors beschadigd, of het negatieve vaderbeeld nu gebaseerd is op eigen ervaringen of hen is opgedrongen.
De vader heeft geregeld dat bij de contacten met de kinderen conform de thans geldende regeling altijd iemand uit het netwerk aanwezig kan zijn. Voor de moeder is dit onvoldoende.
3.7.
De vader voert in het verweerschrift, aangevuld ter mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
De moeder werkt ten onrechte niet mee aan het contact tussen de vader en de kinderen. De dreiging van dwangsommen heeft hier geen verandering in gebracht. Voor de kinderen is het van belang dat er een vaste en regelmatige contactregeling komt. Op grond van de geldende contactregeling, heeft de vader recht op onbegeleid contact met de kinderen.
Hoewel de rechtbank niet uitdrukkelijk heeft vastgesteld dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen, kan de aanwezigheid daarvan op grond van de feiten waar de rechtbank zich op beroept wel worden vastgesteld.
Naast het niet meewerken aan het contact, zijn meer omstandigheden te benoemen die maken dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De vader wijst op de valse beschuldigingen door de moeder. De officier van justitie heeft de zaak geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Ook een door de moeder geëntameerde artikel 12 Sv-procedure leidde tot niets. Zij neemt echter geen afstand van haar beschuldigingen en blaast deze zelfs steeds verder op. Een dag voor de mondelinge behandeling van het hof is er weer een verhaal bijgekomen: [minderjarige 1] zou hebben gezien dat de vader [minderjarige 2] als baby blauwe pilletjes heeft gegeven.
De kinderen bevinden zich een loyaliteitsconflict; de valse beschuldigingen van misbruik dragen daar aan bij. De moeder heeft ook overigens altijd zeer negatief over de vader gesproken, ook in het bijzijn van de kinderen. Een en ander heeft ook geleid tot afwijzing van haar verzoek om partneralimentatie door het gerechtshof vanwege grievend gedrag. De moeder belast de kinderen met volwassenzaken.
Er zijn concrete aanwijzingen dat de kinderen in hun sociaal emotionele ontwikkeling worden bedreigd. De spanningen tussen de ouders moet voelbaar zijn voor de kinderen. Er is sprake van ouderverstoting; dit heeft op den duur ernstige gevolgen voor kinderen. De kinderen hebben speltherapie nodig, maar de moeder werkt daar niet aan mee.
Gezien het voorgaande biedt de moeder de kinderen geen veilig opvoedingsklimaat. Dat de kinderen goed presteren op school zegt iets over hun intelligentie, maar niets over hoe het daadwerkelijk met ze gaat. Zij hadden wellicht nog beter gepresteerd als zij niet in deze situatie waren beland. De vader heeft ook veel zorgen over de feitelijke verzorging van de kinderen en met welke waarden de moeder de kinderen opvoedt.
Nu al het mogelijke al is geprobeerd om het contact tot stand te brengen en dit alles heeft gefaald, is aan het subsidiariteitsbeginsel ruimschoots voldaan.
Wat de vader betreft wordt terecht nagedacht over verderstrekkende maatregelen.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het BW/Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.6.2.
Het hof is van oordeel dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.
Er is sprake van een hevige scheidings-/ex-partnerstrijd tussen de ouders. Het voornaamste, onoverkomelijke obstakel tussen de ouders is dat de moeder de vader beschuldigt van ernstig seksueel misbruik van de kinderen. De strafzaak tegen de vader is echter geëindigd met een sepot en de door de moeder geëntameerde artikel 12 Sv-procedure heeft, zo is door de vader onbetwist gesteld, tot niets geleid. Desondanks neemt de moeder geen afstand van de beschuldigingen, integendeel, de lijst van beschuldigingen blijft groeien. Ook tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep herhaalt zij haar standpunt ter zake.
De kinderen worden (bewust of onbewust) door de moeder belast met de onenigheid tussen de ouders en de zaken die tussen hen en op volwassenniveau spelen. Een van de zorgen van de GI, die het hof deelt, betreft de (negatieve) uitlatingen die de kinderen doen die niet bij hun leeftijd passen. Het hof verwijst naar hetgeen de GI daarover ter zitting heeft verklaard: zij hebben het over financiële problemen van de moeder, doen uitspraken over, letterlijk, smaad en laster en gezien wordt dat [minderjarige 2] bij [minderjarige 1] influistert wat hij zou moeten zeggen tegen de gezinsvoogd. Dit is door de moeder niet of onvoldoende weersproken.
Een ander gevolg van de ouderstrijd is dat de kinderen geen contact meer hebben met de vader. De moeder staat dit niet toe en inmiddels doen de kinderen ook zelf uitlatingen die erop wijzen dat zij de vader volledig afwijzen. Zij groeien op met een zeer negatief vaderbeeld. De visie van de moeder over het contact met de vader staat lijnrecht tegenover wat de vader, de raad, de GI en de instanties die betrokken waren bij de begeleide contacten over het contact tussen de vader en de kinderen zeggen. Volgens hen verliep het contact tussen de vader en de kinderen goed (tot de moeder de vader beschuldigde van misbruik van de kinderen in het bijzijn van de begeleidster) en er is geen enkele noodzaak om de contacten nog verder begeleid te laten plaatsvinden.
Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat de kinderen hoe dan ook beschadigd zijn.
3.6.3.
Het hof stelt vast dat ook aan de overige wettelijke gronden van de ondertoezichtstelling is voldaan.
Hulpverlening is nodig om het trauma van de kinderen een plek te geven en/of om iets te doen aan de negatieve gevoelens richting de vader, of deze nu gebaseerd zijn op eigen ervaringen dan wel anderszins zijn ontstaan. De hulpverlening die voor de kinderen noodzakelijk wordt geacht is speltherapie. Dit komt echter niet van de grond doordat de moeder hieraan – in ieder geval wat betreft [minderjarige 1] – haar medewerking niet verleent, ondanks schriftelijke aanwijzingen die in dat kader zijn gegeven. Hoewel in de visie van de moeder de kinderen afschuwelijke dingen zijn overkomen, ontkent zij dat hulpverlening noodzakelijk is voor de verwerking daarvan. De moeder meent dat, als de kinderen maar rust wordt gegund, zij over hun beschadigingen heen kunnen groeien. Door de houding van de moeder blijven de kinderen verstoken van de hulpverlening die zij nodig hebben (sub a).
Aangezien de moeder tijdens mondelinge behandeling van het hof heeft verklaard dat zij bereid is de samenwerking met de GI aan te gaan, gaat het hof ervanuit dat er nog kansen zijn, hoe moeilijk ook, om aan de samenwerking en het onderlinge vertrouwen tussen de ouders te werken en dat derhalve de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders op enig moment (weer) in staat zullen zijn de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen (sub b).
3.6.3.
Het hof benadrukt dat er, anders dan de moeder stelt en zoals uit het voorgaande blijkt, veel meer aan de hand is dan enkel het ontbreken van contact tussen de kinderen en hun vader.
De maatregel van ondertoezichtstelling is noodzakelijk, nu de conflicten en problemen
rondom het op gang brengen en houden van een contactregeling tussen de vader en de
kinderen en de overige zaken die op ouderniveau spelen, zodanig belastend zijn voor de kinderen dat zij een ernstige bedreiging opleveren voor hun ontwikkeling en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald.
3.6.4.
Gezien de ernst van de problematiek en de zorgen over de kinderen en het feit dat sinds het uitspreken van de ondertoezichtstelling in juli 2019 nog niet één gezamenlijk gesprek met de ouders heeft plaatsgevonden, acht het hof de termijn van de ondertoezichtstelling van één jaar alleszins gerechtvaardigd. De resterende periode tot juli 2020 is ten minste nodig om de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen af te wenden.
Hetgeen de moeder overigens heeft aangevoerd doet aan hetgeen hiervoor is overwogen niet af.
3.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking bekrachtigd dient te worden.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 juli 2019;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.D.M. Lamers en C.N.M. Antens en is op 13 februari 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.