Bij productie 9 bij voornoemd faxbericht van 21 november 2019 heeft de man bankafschriften van zijn rekening eindigend op * [betaalrekening 2] overgelegd. Uit blad 1, volgnr, 10 van het afschrift van 9 oktober 2017 blijkt dat het saldo op deze rekening op de peildatum, 3 oktober 2017, € 11,77 negatief was. Met de vrouw constateert het hof dat bladnummer 2 van volgnummer 10 (periode 11 september 2017 tot 09 oktober 2017) ontbreekt. De vrouw stelt dat de man zijn salaris over de periode september 2017 niet heeft laten uitbetalen. De man heeft echter op 14 september 2017 een bedrag van [B.V.] B.V. ontvangen van € 1.306,15 met als omschrijving “Loon wk 33-2017 t/m wk 36/2017”. Uit blad 001, volgnr 10 blijkt dat in de periode € 1.306,15 is afgeschreven, gelijk aan het salaris van de man. In de toelichting op de overgelegde afschriften heeft de man geen verklaring gegeven voor het opnemen van dit bedrag. Nu niet alle gevraagde informatie is verschaft, zal het hof, verwijzend naar rov. 3.25 van de tussenbeschikking van 31 oktober 2019 doen wat het gerade acht. Het hof zal het bedrag van € 1.306,15 optellen bij het debetsaldo van € 11,,77, zodat rekening wordt gehouden met een (positief) saldo van € 1.294,38.
Als productie 10 bij voornoemd faxbericht heeft de man bankafschriften van zijn rekening eindigend op * [betaalrekening 3] overgelegd. De vrouw stelt dat op het afschrift het saldo per 1 augustus 2017 en 3 oktober 2017 ontbreekt. De vrouw meent dat de man nog bewijsstukken van het saldo moet overleggen. De man heeft ter toelichting op het overgelegde bankafschrift gesteld dat hij de rekening op of omstreeks 28 november 2017 heeft geopend en dat het saldo op 3 oktober 2017 € 58,-- bedroeg. Aan de vrouw kan worden toegegeven dat het saldo op 3 oktober 2017 op het overgelegde afschrift ontbreekt. Het hof is echter van oordeel dat uit het afschrift voldoende blijkt dat voor 28 september 2017 geen mutaties op de bankrekening hebben plaatsgevonden, nu de periode van het afschrift loopt van 1 augustus 2017 tot en met 3 oktober 2017, het afschrift één pagina omvat en de eerste mutatie van 28 september 2017 is, zijnde een storting van salaris ad € 300,--. Wanneer de overige mutaties tot en met 2 oktober 2017 (van in totaal € 242,--) met deze bijschrijving worden verrekend, resteert een saldo van € 58,-- zoals ook door de man aangegeven.
De saldi van de bankrekeningen van de man op de peildatum, van € 1.294,38 en € 58,--, derhalve in totaal € 1.352,38 dienen in de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap te worden betrokken.
Uit het voorgaande volgt dat grief X van de vrouw slaagt (zoals het hof ook reeds in de tussenbeschikking van 31 oktober 2019 in rov. 3.25 heeft overwogen). De bankrekeningen en saldi worden toegedeeld aan de man. Het hof zal bepalen dat de man de vrouw ter zake van overbedeling een bedrag van € 676,19 moet vergoeden.
In rov. 3.25 van de tussenbeschikking van 31 oktober 2019 heeft het hof reeds geoordeeld dat de grieven VIII en IX van de vrouw falen.