De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid voert de vader, kort samengevat, het volgende aan.
Hij heeft nooit kennis gehad van het verzoek van de moeder tot wijziging van het gezag. Evenmin was hij bekend met de behandeling bij de rechtbank noch met de thans bestreden beschikking. De vader is dan ook niet in de procedure verschenen.
Op het moment dat de moeder het verzoekschrift indiende en het verzoek bij de rechtbank werd behandeld, had de vader geen vaste woon- en verblijfplaats en was hij tijdelijk uitgeschreven uit het BRP (Basisregistratie Personen). De rechtbank heeft de vader opgeroepen via een advertentie in de Staatscourant. De vader heeft deze oproep echter nooit gezien.
Overigens is de vader nooit dakloos geweest. De moeder was ermee bekend dat de vader voor langere tijd bij zijn ouders heeft verbleven. Er is altijd contact geweest, al dan niet telefonisch of via de familie.
De vader is via een bijlage van een brief van Justis, gedateerd 19 augustus 2019, pas bekend geraakt met de beëindiging van zijn gezag over [minderjarige 1] . Door middel van deze brief werd hem gevraagd een reactie te geven op de door de moeder gevraagde geslachtsnaamwijziging van [minderjarige 1] ( [achternaam van de moeder] in plaats van [achternaam van de vader] ). Bij deze brief zat een ‘Uittreksel Gezagsregister’ waaruit bleek dat bij de thans door de vader bestreden beschikking het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] was beëindigd.
Aangezien hij vervolgens binnen een termijn van drie maanden nadat hij aldus met de beschikking van 8 mei 2017 bekend was geworden in hoger beroep is gekomen tegen deze beschikking, is, zo stelt de vader, hij ontvankelijk in zijn appel.