ECLI:NL:GHSHE:2020:456

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
20-003031-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van noodweer en noodweerexces bij bedreiging met een alarmpistool

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het voorhanden hebben van een alarmpistool. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij in paniek was gebeld door zijn dochter die aangaf dat haar vriend bedreigd werd. De verdachte ging naar de woning van zijn dochter en schoonzoon en dreigde met het alarmpistool om de dreiging te beëindigen. Het hof oordeelde echter dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar, waardoor het beroep op noodweer en noodweerexces niet kon worden toegewezen. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging en legt een gevangenisstraf op van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003031-18
Uitspraak : 17 januari 2020
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 10 september 2018 in de strafzaak met parketnummer 01-879985-18 tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres]
Hoger beroep
Namens de verdachte is op 20 september 2018 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Daarnaast heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 mei 2018 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer] , althans een persoon, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] , althans die persoon, dreigend de woorden toe te voegen "ik schiet je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of door (daarbij) dreigend met een alarmpistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand achter die (voornoemde) persoon aan te rennen en/of op die (voornoemde) persoon te richten en/of te schieten;
2.
hij op of omstreeks 6 mei 2018 te 's-Hertogenbosch een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 6 mei 2018 te 's-Hertogenbosch een persoon heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die persoon dreigend de woorden toe te voegen "ik schiet je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en door (daarbij) dreigend met een alarmpistool in de hand achter die persoon aan te rennen en op die persoon te richten en te schieten;
2.
hij op 6 mei 2018 te 's-Hertogenbosch een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het onder 2 bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. De raadsman heeft daartoe - kort weergegeven - het volgende aangevoerd. De verdachte is door zijn dochter in paniek gebeld dat personen dreigden de oren en armen van haar vriend af te snijden. Daarop is de verdachte in paniek naar de woning van zijn dochter en schoonzoon gereden. Vervolgens is de verdachte ter plaatse in een hectische situatie terechtgekomen. De schoonzoon was van de woning weggelopen en de dochter heeft gezegd dat ze hem in de kofferbak zouden stoppen. De verdachte heeft gedreigd met het alarmpistool met als doel om de dreiging jegens de schoonzoon te beëindigen. De onderhavige casus is vergelijkbaar met de casus van het Bijlmer handtasje arrest [
het hof begrijpt: HR 23 oktober 1984, NJ 1986/56], aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 6 mei 2018 omstreeks 22.15 uur heeft [schoonzoon] , de schoonzoon van de verdachte, een WhatsApp-bericht gestuurd naar het nummer [telefoonnummer] met als tekst: “ik betaal 1500 euro dan ben ik er vanaf”. Daarop heeft de gebruiker van voormeld telefoonnummer het volgende geantwoord: “ik snij jou oren en armen er af, ik kom er nu aan naar [woonwijk] ”. [1] Kort daarna stonden er vijf á zes Marokkaanse mannen voor de deur van de woning van [schoonzoon] en [dochter] , dochter van de verdachte. De Marokkaanse mannen wilden [schoonzoon] spreken. Toen [schoonzoon] zich bij de deur meldde is er opnieuw dreigende taal geuit. Omdat [schoonzoon] de dreigementen en het conflict niet aan de deur voordeur wilde afhandelen, is hij met de Marokkaanse mannen meegelopen. [dochter] heeft toen in paniek haar vader, de verdachte, opgebeld omdat ze bang was dat de situatie zou escaleren. Even later kwam de verdachte ter plaatse in een auto. De verdachte liep snel op de groep Marokkaanse mannen af, waarna [dochter] heeft geroepen: “pappa, pappa niet doen”. [2] Dat heeft zij tot twee á drie keer herhaald. [3] De verdachte heeft gezien dat er bewoners uit de buurt buiten stonden en dat twee personen een dreigende houding tegenover [dochter] innamen, maar dat de verdachte niet weet wat er is gezegd. [4] Vervolgens heeft de verdachte het alarmpistool ter hand genomen, is hij met het alarmpistool achter een Marokkaanse man aangerend en heeft hij met het alarmpistool op de wegrennende Marokkaanse man gericht en geschoten. [5]
Het hof neemt aldus van de verdachte aan dat hij destijds een alarmpistool voorhanden had en daarmee heeft geschoten, maar gelooft de verdachte niet dat hij (enkel) in de lucht heeft geschoten en vervolgens is weggegaan. Op dat punt hecht het hof meer geloof aan voormelde verklaring van [getuige] en het hof ziet geen aanleiding om aan die verklaring te twijfelen. Overigens is hierop ook geen betrouwbaarheidsverweer gevoerd.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dat de verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging van [schoonzoon] en/of [dochter] tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
"1. Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
2. Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, indien zij het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt."
De strafrechter zal moeten onderzoeken of aan de voorwaarden voor de aanvaarding van dat verweer is voldaan. Volgens bestendige jurisprudentie geldt ter zake van het beroep op noodweer dat een voorwaarde of vereiste is voor de omstandigheid dat de verdachte heeft gehandeld ter verdediging, dat de verdediging is gericht tegen een ‘ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding’. Van een ‘ogenblikkelijke’ aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. De enkele vrees voor zo'n aanranding is daartoe echter niet voldoende. De gestelde aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor de verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding in de zin van art. 41 Sr.
Naar het oordeel van het hof is er geen sprake geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, noch van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding jegens verdachte zelf of anderen. Op het moment dat de verdachte het alarmpistool in zijn hand heeft en daarmee heeft gedreigd en/of geschoten, kunnen de gedragingen van de Marokkaanse mannen naar uiterlijke verschijningsvormen niet worden aangemerkt als een dergelijke aanranding, of een onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding. Het hof wijst daarop dat [schoonzoon] uit eigen beweging de Marokkaanse mannen aan zijn deur te woord heeft gestaan, vervolgens zelf van de woning is meegelopen om het geschil te beslechten en ook niet anderszins is gebleken dat de feiten en omstandigheden zodanig bedreigend waren voor [schoonzoon] en/of [dochter] dat deze kunnen worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding in de zin van art. 41 Sr. Het hof ziet zich in haar oordeel gesterkt, nu [dochter] destijds (herhaaldelijk) heeft geroepen: “pappa, pappa niet doen”. Ten overvloede merkt het hof op dat het begrijpelijk is dat de verdachte zijn dochter wilde helpen, maar dat hij zich eerst beter van de situatie ter plaatse had moeten vergewissen voordat hij het alarmpistool ter hand nam en/of andere oplossingen had kunnen gebruiken (zoals het bellen van het alarmnummer van de politie). Dit kon ook van de verdachte worden gevergd, omdat zowel op het moment dat de verdachte op de hoogte raakte van de bedreiging als op het moment dat de verdachte ter plaatse was, de situatie niet dusdanig geëscaleerd was dat hij daartoe niet voldoende tijd en gelegenheid had gehad.
Noodweerexces kan in beeld komen bij een "overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging", dus wanneer aan alle eisen die aan noodweer worden gesteld, is voldaan, behalve aan de proportionaliteitseis. Nu hof heeft vastgesteld dat er geen sprake is geweest van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk gevaar daarvoor, komt de verdachte een beroep op noodweerexces derhalve niet toe.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Er zijn ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft verzocht dat het hof de verdachte ten aanzien van feit 2 zal veroordelen tot een geldboete van € 550,00. De verdediging heeft verwezen naar de LOVS-oriëntatiepunten en de eis van de officier van justitie. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte geen taakstraf kan uitvoeren, noch een gevangenisstraf kan ondergaan omdat hij de mantelzorg heeft over zijn moeder.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen met een alarmpistool. De verdachte heeft niet alleen het alarmpistool getoond, maar ook daarmee op het slachtoffer gericht en geschoten. Het slachtoffer wist niet en kon ook niet weten dat het om een alarmpistool ging en zal zich ernstig bedreigd hebben gevoeld. Tevens heeft verdachte door zijn daden tevens de openbare veiligheid ernstig geschaad, hetgeen tot gevoelens van onrust leidt in de samenleving. Het hof overweegt voorts dat er streng dient te worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens, ook als het gaat om nepvuurwapens zoals een alarmpistool, nu deze vaak gebruikt worden bij het plegen van ernstige misdrijven. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Daarnaast heeft het hof bij de strafoplegging rekening gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte d.d. 8 november 2019. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezen verklaarde handelen eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
Voorts heeft het hof acht geslagen op landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. In het geval van bedreigen door middel van het tonen van een (nep)vuurwapen zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden als passend kunnen worden beschouwd. Daarbij is nog niet in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat de verdachte met het alarmpistool gericht heeft geschoten en het voorhanden hebben van het alarmpistool zoals dat is bewezen verklaard onder 2.
Evenwel heeft het hof oog voor de omstandigheden van het geval. Het hof houdt ten voordele van de verdachte er rekening mee dat de groep Marokkaanse mannen, waarvan het slachtoffer deel uitmaakte, in eerste instantie dreigementen hebben geuit en verhaal zijn komen halen en dat de verdachte slechts de intentie had om [dochter] en/of [schoonzoon] te beschermen.
Naar het oordeel van het hof kan - gelet op de aard en ernst van het onder 1 bewezen verklaarde feit - niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf waarvan een gedeelte onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij overweegt het hof dat, anders dan de verdediging heeft gesteld, niet genoegzaam is gebleken dat de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan ondergaan. Daarnaast acht het hof opportuun dat een gedeelte van de vrijheidsstraf voorwaardelijk zal worden opgelegd. Daarmee wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Alles overziend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. E.E. van der Bijl en mr. A.C. van der Schans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.A.J. van de Kamp, griffier,
en op 17 januari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Bijl en mr. Van der Schans zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Einddossier, pag. 57.
2.Einddossier, pag. 58 en 59.
3.Einddossier, pag. 36.
4.Einddossier, pag. 72 en 73.
5.Einddossier, pag. 42, 43, 47, 72 en 81.