De man heeft ook een eenmanszaak, handelend onder de naam ‘ [eenmanszaak] ’. Uit het jaarrapport 2017 van [eenmanszaak] blijkt een verlies in de onderneming van € 42.933,-. De vrouw heeft gesteld dat bij het berekenen van de draagkracht van de man geen rekening mag worden gehouden met de door de man opgevoerde kosten van
€ 41.134,-, hetgeen tot geringer verlies in de onderneming leidt dan uit het jaarrapport blijkt. De opgevoerde kosten zijn extreem hoog, aldus de vrouw, zowel in absolute zin maar met name ook gelet op de geringe omzet in de onderneming.
De man heeft de stelling van de vrouw gemotiveerd betwist.
Het hof overweegt het navolgende.
De man heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat hij destijds in 2017 in de veronderstelling verkeerde dat hij zijn werkzaamheden voor [onderneming 1] als ZZP-er zou verrichten en dat hij pas op het laatste moment van [onderneming 1] vernam dat er sprake zou zijn van payrolling. Het hof overweegt dat de man voldoende heeft onderbouwd dat de kosten van zijn onderneming zijn doorgelopen, ook al was er in dat jaar geen sprake van een ZZP situatie. Dat de man de kosten in de winst- en verliesrekening heeft opgenomen acht het hof in dit geval dan ook redelijk. Het hof ziet ook geen aanleiding de bedragen van de in de winst- en verliesrekening opgenomen kosten te corrigeren, nu de man deze kosten in hoger beroep voldoende heeft geconcretiseerd, hij deze kosten in redelijkheid heeft kunnen maken en deze niet significant afwijken van eerdere of latere jaren. Dat geen accountantscontrole op de jaarrekening 2017 is toegepast maakt dit niet anders. Verder overweegt het hof dat onder meer de gestelde opleidingskosten in redelijkheid zijn gemaakt als zekerheid voor toekomstige opdrachten. Met betrekking tot de autokosten volgt het hof de vrouw niet in haar stelling dat de man had kunnen volstaan met de aanschaf van een veel goedkopere auto. De man heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat hij zijn leaseauto heeft ingeleverd en een goedkopere leaseauto heeft aangeschaft. Het betreft geen nieuwe auto maar een jong-gebruikte tweedehandsauto, aldus de man ter mondelinge behandeling. Het hof acht een dergelijke lease zoals door de man verklaard niet onredelijk. Het hof passeert verder het beroep van de vrouw op het beleid van de Belastingdienst ter zake het opnemen van (te hoge) kosten in de winst- en verliesrekening. Uit de door de man na de mondelinge behandeling overgelegde Aanslag 2017 Inkomstenbelasting en Premie volksverzekering blijkt dat de aangifte IB 2017 van de man, waarin hij het verlies van zijn onderneming in 2017 heeft verwerkt, volledig is geaccepteerd door de Belastingdienst. De vrouw heeft tenslotte gesteld dat de man de arbeidsongeschiktheidsverzekering had dienen te beëindigen, hetgeen de man gemotiveerd heeft betwist. Het hof volgt de vrouw niet in haar stelling gelet op het belang van de man bij deze inkomensvoorziening en mede gelet op zijn gezondheidssituatie.
Het hof past wel een correctie toe op het verlies in de onderneming ter zake de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering en wel als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter mondelinge behandeling is gebleken dat de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering van € 8.354,- door [eenmanszaak] is voldaan. Nu het een privé betaling van de man betreft en om een dubbeltelling te voorkomen corrigeert het hof het verlies uit de onderneming, waarbij het hof evenals de rechtbank uitgaat van € 42.933,- met de premie van € 8.354,- zodat het hof uitgaat van een verlies van € 34.379,-. Met de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zal separaat rekening worden gehouden, evenals met de, door de vrouw niet weersproken, premie lijfrente van € 4.754,- per jaar.
Samenvattend, dient in de berekening van de draagkracht van de man in deze periode, naast voormeld fiscaal loon van totaal € 97.574,- en de uitkeringen van [onderneming 2] van € 11.064,- en van Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij NV van € 5.276,-, rekening te worden gehouden met een verlies in de onderneming van € 34.379,-. Voorts dient rekening gehouden te worden met de betaling van de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering van € 8.354,- in het bruto gedeelte van de berekening (bij nummer 87) en in het netto gedeelte (bij nummer 125), zoals de rechtbank terecht heeft gedaan.