ECLI:NL:GHSHE:2020:4191

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
20-003998-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake diefstal en inbraak met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1992, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal en inbraak. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een vordering van de advocaat-generaal, die vrijspraak voor feit 3 en veroordeling voor de andere feiten heeft gevorderd. De verdachte is in verband met meerdere inbraken en diefstallen aangehouden op 26 juli 2018, waarbij in zijn voertuig in beslag genomen goederen zijn aangetroffen die afkomstig waren van de inbraken. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat niet alle goederen onder verdachte zijn aangetroffen en de rechtsvorm van de benadeelde partij onduidelijk was. Het hof heeft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen Renault Clio gelast, aangezien deze is gebruikt voor het gepleegde strafbare feit. De redelijke termijn van de procedure is in beperkte mate overschreden, maar dit heeft geen invloed gehad op de strafmaat.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003998-18
Uitspraak : 16 december 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 12 december 2018 in de strafzaak met parketnummer 02-700145-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1992,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, verdachte zal vrijspreken van feit 3 en de aan hem onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en hem ter zake van de bewezen verklaarde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 11 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de onder verdachte in beslag genomen personenauto verbeurd zal verklaren en zal gelasten dat de aan verdachte toebehorende GSM aan hem wordt teruggegeven.
De raadsvrouw heeft primair integrale vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2018 tot en met 25 juli 2018 te Koewacht, gemeente Terneuzen , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sleutels, een zwarte rugzak en een oestermes, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
subsidiair
hij op of omstreeks 26 juli 2018 te Heikenszand, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, goederen te weten een zwarte rugzak en een oestermes heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2018 tot en met 26 juli 2018 te Knokke-Heist, in elk geval in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ongeveer 1860 euro en een horloge (merk Diesel) en een trouwring en sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij op of omstreeks 26 juli 2018 te Heinkenszand, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, goederen te weten een hoeveelheid geld en een ring en sleutels heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 26 juli 2018 te Heinkenszand, gemeente Borsele, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een blank wapen, namelijk een dolk, waarvan het lemmet meer dan een snijkant had, heeft gedragen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van feit 3: het voorhanden hebben van een dolk
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij een ingevolge de Wet wapens en munitie verboden dolk voorhanden heeft gehad. Nu de feiten en omstandigheden waaronder deze dolk is aangetroffen niet duidelijk zijn geworden kan niet worden vastgesteld aan wie de dolk toebehoorde. Gelet hierop is het hof van oordeel dat verdachte van het onder feit 3 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij in de periode van 23 juli 2018 tot en met 25 juli 2018 te Koewacht, gemeente Terneuzen , tezamen en in vereniging met een ander, sleutels, een zwarte rugzak en een oestermes, dat toebehoorde aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.
2. primair
hij in de periode van 25 juli 2018 tot en met 26 juli 2018 te Knokke-Heist, België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ongeveer 1860 euro en een horloge (merk Diesel) en een trouwring en sleutels, in elk geval enig goed, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]

1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2018 (dossierpagina’s 17-19), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :

Op 26 juli 2018, omstreeks 00.55 uur, surveilleerden wij in het Havengebied van Vlissingen Oost. Het is ons ambtshalve bekend dat in dit gebied veel diefstallen en drugsgerelateerde activiteiten plaatsvinden. Wij zagen een zwart gekleurde personenauto merk Renault type Clio, voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Wij hoorden van collega’s dat de tenaamgestelde van dit kenteken bekend was bij de politie ter zake woninginbraken. Kort voor de afslag naar tankstation De Vliedberg gaven wij een stopteken aan de bestuurder van de Renault Clio. Wij zijn de Renault gevolgd in de richting van de parkeerplaats achter tankstation De Vliedberg. Daar stopte deze auto en hebben wij beide inzittenden gecontroleerd. De bestuurder bleek genaamd [verdachte] , [geboortedatum 1] . De bijrijder bleek genaamd [medeverdachte] , [geboortedatum 2] .
Op ons verzoek hebben collega’s [verbalisant 3] en [verbalisant 4] een onderzoek ingesteld in de personenauto bestuurd door [verdachte] .

2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2018 (dossierpagina’s 20-22), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :

Ik deed dienst met politiefunctionaris [verbalisant 3] . Voor het opvallende dienstvoertuig van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] reed een Renault Clio voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Ik zag dat dit kenteken was afgegeven op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] Ik zag dat [verdachte] gekend was voor een grote hoeveelheid woninginbraken en inbraken uit hotel/pension. Over de portofoon hoorde ik van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat er twee mannen in de Renault zaten en dat een ervan nog gesignaleerd stond voor aanhouding buiten heterdaad voor een diefstal De bijrijder zou voorkomen voor inbraken. Wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , besloten het voertuig te onderzoeken. De heer [verdachte] werd verzocht uit te stappen en naast het voertuig plaats te nemen. Ik begon het onderzoek aan de bijrijderszijde van het voertuig. Er lag een boodschappentas. In de boodschappentas zag ik een heleboel briefjes geld zitten, allemaal kleine coupures van 5, 10 en 20 euro. Ik zag ook een boel kleingeld. Ik zag ook een muntendispenser in de tas zitten, zoals gebruikt wordt in de horeca. Ik zag een gripzakje met wat sleutels liggen waarop stond ‘lift’. Deze combinatie van goederen leek mij op de inhoud van een kassalade. Ik zag ook zilveren ringen en andere sieraden in de tas zitten.
Ondertussen toonde politiefunctionaris [verbalisant 3] mij twee tangen die hij onder de bestuurdersstoel vandaan haalde. Hieruit rees bij mij de verdenking jegens de twee verdachten van het voorhanden hebben van inbrekerswerktuigen.
[verbalisant 3] toonde mij een zwarte rugzak die open was. Ik zag in de tas veel goudkleurige sieraden zitten en gereedschappen zoals schroevendraaiers.

3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2018 (dossierpagina’s 23-24), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :

Op 26 juli 2018, omstreeks 05.00 uur, kregen wij het verzoek om het voertuig [kenteken 1] te doorzoeken. Dit voertuig was eerder deze avond overgebracht van tankstation De Vliedberg, gelegen aan de A58 ter hoogte van Heinkenszand, naar het politiebureau te Goes. Wij, verbalisanten, hebben het voertuig onderzocht.
Hieronder een opsomming van goederen:
  • 2 schroevendraaiers (platte bek);
  • zwarte tas met diverse sieraden;
  • bigshopper met biljetten en muntgeld, totale waarde € 752,20;
  • diverse sleutels;
  • drie ringen.

4. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juli (dossierpagina’s 103-107), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 1] (met betrekking tot feit 1):

Ik, [benadeelde 1] , doe mede namens [benadeelde 2] , aangifte van inbraak. Iemand heeft zonder mijn toestemming mijn woning aan de [adres benadeelde 1 en 2] door een raam open te breken
(het hof begrijpt: en de woning te)betreden.
Op 23 juli 2018, omstreeks 13.00 uur vertrokken wij, ik mijn vrouw en onze drie kinderen op vakantie. Voordat wij vertrokken sloot ik alle deuren met slot en sleutel.
Op 25 juli 2018, omstreeks 12.00 uur, kwamen wij terug thuis. Ik zag aan de voorzijde direct dat het middelste raam op de eerste verdieping niet meer op de kantelstand stond.
Ik zag dat het raam met kozijn naar binnen geduwd was. Wij zijn toen samen naar de achterzijde van de woning gegaan. Ik zag bij het lopen over de oprit dat het keukenraam aan die kant ook geopend was. Via de trap liepen wij naar de overloop. Hier bekeek ik eerst het raam aan de voorzijde. Ik zag dat het raam volledig ontzet was. Ik zag dat het raam los tegen het kozijn geplaatst was.

5. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 31 juli 2018 (dossierpagina’s 112-113), voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde 2] wonende te [adres benadeelde 1 en 2] :

Vorige week is bij ons ingebroken. Hier hebben wij aangifte van gedaan en de politie heeft een onderzoek gedaan in ons huis. Spullen die gestolen zijn betreffen:
  • zwart rugzakje met een label van IKEA.
  • twee sleutels, 1 huissleutel en 1 fietssleutel. Hier hangen 2 sleutelhangers aan.
  • oestermes, oranje heft met Zeeland Zilt op het mes.

6. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 juli 2018 (dossierpagina’s 114-115), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :

Op 23 juli 2018 stond ik omstreeks 15.00 uur voor mijn woning aan het [adres buren benadeelde 1 en 2] . Ik zag dat er via de weg, een doodlopende weg, een voor mij onbekende auto kwam gereden. Ik zag dat de auto een zwarte Renault Clio was. Ik zag dat de auto voorbij mijn woning in de richting van het [adres benadeelde 1 en 2] reed. Ik zag dat in de auto twee jonge mannen zaten. Ik zag dat de mannen een zuiders uiterlijk hadden. Hiermee bedoel ik licht getint. (…)
Toen ze later terugreden, besloot ik het kenteken te onthouden en op te schrijven: [kenteken 1] .
(het hof begrijpt dat hier gelet op het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 augustus 2018 op dossierpagina’s 52 en 53, gelezen moet worden [kenteken 1] ).
(..) Als mensen hier verkeerd rijden zie je ze gelijk weer terug maar bij deze auto duurde het een tijdje tot ze terug kwamen.

7. Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 27 juli 2018 (dossierpagina’s 30-33), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :

Het onderzoek is verricht in een woning bij [benadeelde 1] , gelegen aan het [adres benadeelde 1 en 2] . Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen. Het kunststofraam van de middelste dakkapel op de eerste verdieping aan de voorzijde van de woning was door de dader(s) benaderd.
Aangever toonde mij een vliegenhor die in de sponning van het raam van de middelste dakkapel aan de buitenzijde aanwezig diende te zijn. (..) Omdat het raam op de kantelstand stond werd door de dader het kunststofraam door de vergrendeling gedrukt, waarna het raam geopend werd. Via het geopende raam klom de dader de woning binnen waarbij deze op de zitting van een kunststof bureaustoel had gestaan om de overloop van de eerste verdieping te bereiken. Vanaf de overloop waren alle vetrekken in de woning onbelemmerd te betreden. Ik zag dat er op de deur van de inloopkast op de overloop een rode substantie aanwezig was. Toen ik deze rode substantie had getest, bleek het te gaan om bloed. Hierna stelde ik het bloed veilig (AALJ2942NL). Op de voordeur ter hoogte van de deurklink trof ik wederom bloed aan (AALJ2941NL).
8. Het NFI-rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in Koewacht op 23 juli 2018 d.d. 23 augustus 2018 (dossierpagina’s 36-40), voor zover inhoudende als bevindingen van NFI-deskundige S. Redeker:
SIN en omschrijving
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans
AALJ2941NL#01
bloed
DNA-profiel van een man
[medeverdachte]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
AALJ2942NL#01
bloed
DNA-profiel van een man
[medeverdachte]
Kleiner dan 1 op 1 miljard

9. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 juli 2018 (dossierpagina 54), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :

Aangever gaf aan een zwarte rugzak met een labeltje ‘IKEA’ en een oranje oestermes met het opschrift ‘Zeeland Zilt’ te missen.
Op basis van deze verklaring heb ik de onder verdachten in beslag genomen goederen nader bekeken. Ik zag dat hier een zwarte rugzak met aan de achterzijde een label met het opschrift ’IKEA’ aanwezig was. Ook zag ik een mes met een klein lemmet en oranje handvat met hierop het opschrift ‘Zeeland Zilt’.
Met betrekking tot feit 2: de diefstal in horecagelegenheid [benadeelde 4] te Knokke-Heist

10. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2018, met bijlagen (dossierpagina’s 94-102), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , werkzaam bij de politie Damme/Knokke-Heist (België):

(p. 95)
Plaats en datum/uur van de feiten: 25/07/2018 om 20.30 uur - 26/07/2018 om 9.20 uur te [adres brasserie] drankgelegenheid.
Kort relaas modus operandi:
[benadeelde 4] is een brasserie die zich op het gelijkvloers van een appartementsgebouw bevindt. De zaak kan via de voordeur alsook via de gemeenschappelijke delen (die naar de kelder leiden) betreden worden. Onbekende(n) betreden vermoedelijk de zaak via de kelderdeur, echter kunnen wij geen braaksporen vaststellen. De deur was waarschijnlijk in het slot getrokken maar niet gesloten. Via de kelder kan je via de gangen en een trap naar de zaak. De inhoud van de kassa, een enveloppe met geld, sleutel, horloge merk Diesel en een trouwring werden gestolen Totaalbedrag ongeveer 1860 euro bestaande uit biljetten en munten. Trouwring had opschrift XIV-V-MMX en binnenin [voornamen benadeelde 3 en zijn vrouw] .
(p. 96)
Op 26/7/2018 verhoren wij [benadeelde 3] .
Het verhoor vormt bijlage 2 van onderhavig proces-verbaal (hof: dossierpagina 100)
(p. 100)
Verhoor [benadeelde 3] .
Heden op 26/07/2018 kom ik om 9.20 uur aan in mijn zaak gelegen in de [adres brasserie] . (..) Wanneer ik achter mijn bar kom merk ik dat er wanorde is. Er ligt van alles op de grond. Ik merk op dat de kassa van de zaak werd geopend met de sleutel die er op zat. De volledige inhoud werd meegenomen. Er zat ongeveer 1500 euro in de kassa. Er lag ook een enveloppe met spaargeld achter de toonbank. Daar zat nog eens 360 euro in. Deze werd leeggehaald. In de kassa lag de trouwring van mijn vrouw. De ring betreft een witgouden ring met 1 diamant er in. Op de buitenzijde van de ring stond de trouwdatum 14/05/2010 in Romeinse cijfers XIV-V-MMX.
Er staat ook [voornamen benadeelde 3 en zijn vrouw] in de ring. Wij hebben gisteren de zaak om 20.30 uur verlaten. In de kassa zaten ook de sleutels van de zaak en het appartement boven de zaak. Deze zijn eveneens gestolen.

11. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2018 (dossierpagina’s 55-56), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 11] :

Op 27 juli 2018 is er door collega [verbalisant 12] van de districtsrecherche Zeeland contact opgenomen met aangever [benadeelde 3] en zijn vrouw [naam vrouw benadeelde 3] . Hij heeft diverse foto’s van goederen die (
hof: op 26 juli 2018) zijn aangetroffen in het voertuig van verdachten naar hem gemaild en gevraagd of ze spullen herkenden als zijnde hun eigendom.
Ze herkenden de spullen op foto 1
(hof: ring met ingegraveerde letters, dossierpagina 57), foto 6
(hof: muntendispenser, dossierpagina 59)en de sleutels op foto 5, behalve de sleutels met de zwarte sleutelhanger
(hof: dossierpagina 59), als zijnde hun eigendom, gestolen tijdens de inbraak in hun horecazaak.

12. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 augustus 2018 met bijlagen (dossierpagina’s 60-64), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 11] :

Naar aanleiding van een Europees onderzoeksbevel uitgevaardigd door de officier van Justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk aan België is onder andere naar voren gekomen dat het kenteken [kenteken 1] van de zwarte Renault Clio, waarin de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] werden aangehouden op 25 juli 2018 om 23:24 een ANPR camera in België heeft gepasseerd.
Het proces-verbaal waarin de ANPR-hit wordt beschreven is als bijlage bij dit proces-verbaal bijgevoegd (hof: dossierpagina’s 62-64).
(…)
Politieambtenaar [beambte] heeft per e-mail contact gelegd met een team in België dat de camerabeelden uitkijkt. Zij heeft gevraagd of de camerabeelden al waren uitgekeken.
Inspecteur van politie [inspecteur] van de Dienst Technologische Politie van Politiezone Damme/Knokke-Heist heeft naar aanleiding van deze vraag het onderstaande bericht:
Ik heb de camerabeelden van onze Politiezone inzake de inbraak op 25-26/07 bekeken.
Alleen de route van het voertuig is te zien.
25/7 om 23.24.56: ANPR-registratie (rotonde Elizabethlaan-Koningslaan)
23.25.14 uur: voertuig verlaat de rotonde en vervolgt de Elizabethlaan richting Lippenslaan.
23.25.30 uur: voertuig verlaat de Elizabethlaan en volgt de Lippenslaan richting Maurice Lippensplein.
(..)
23.26.42 uur: voertuig vervolgt de Lippenslaan nabij Alfred Verweeplein, richting Maurice Lippensplein.
De locatie aan het Alfred Verweeplein waar we om 23.26.42 uur het laatste van het voertuig hebben is nabij de plaats van de inbraak. Dit is gelegen nabij het Alfred Verweeplein, richting Maurice Lippensplein.

13. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2018, met bijlagen (dossierpagina’s 70-77), voor zover inhoudende als verklaring van [beambte] :

Op 25 augustus 2018 deed ik, verbalisant [beambte] , onderzoek aan de onder verdachte [verdachte] in beslag genomen telefoon, merk Samsung, type Galaxy S6.
Ik, verbalisant, heb met behulp van het programma Ufed een tijdlijn gemaakt van de activiteiten die hebben plaatsgevonden met deze telefoon op 23 juli 2018 tussen 08.50 uur en 22:09 en op 25 juli tussen 11.06 uur en 23.46 uur. (…)
Ik, verbalisant, zag dat er op genoemde data berichtenverkeer is via Whatsapp. Ik zag dat het uitgaande telefoonnummer in deze chatgesprekken + [telefoonnummer 1] was. Ik zag dat het binnenkomende nummer in deze chat + [telefoonnummer 2] was. Ik zag dat dit telefoonnummer als contact “ [gedeelte naam medeverdachte] ” was opgeslagen in deze telefoon.
Van het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] zijn de gebruikersgegevens opgevraagd. Hieruit bleek dat dit nummer sinds 20 november 2000 op naam staat van [medeverdachte] , [adres 2] .
Op 23 juli 2018 is er via Whatsapp contact tussen telefoonnummer + [telefoonnummer 1] en + [telefoonnummer 2] . In dit chatgesprek wordt duidelijk dat er tussen hen een afspraak wordt gemaakt voor die dag. Hieronder is een deel van het berichtenverkeer weergegeven gezien vanuit het telefoonnummer + [telefoonnummer 1]
08:50 uur van + [telefoonnummer 2] : Slaap je nog
08:53 uur naar + [telefoonnummer 2] : Net wakker
08:53 uur naar + [telefoonnummer 2] : Ga douche kom ik langs jou
08:54 uur naar
(het hof begrijpt dat bedoeld wordt: van) + [telefoonnummer 2] : Oké is goode.
(…)
Ik, verbalisant, zag dat op 23 juli 2018 om 17:24 uur en 17:26 een SMS-bericht binnenkomt van Lycamobile met de inhoud: ‘Welkom in België. Gevolgd door een uitleg over de kosten van gebruik van het mobiele netwerk in België.
Ik, verbalisant, zag in de tijdlijn van 25 juli 2018 dat er Whatsapp-berichtenverkeer was tussen telefoonnummer + [telefoonnummer 1] en + [telefoonnummer 2] . In dat gesprek wordt duidelijk dat er wordt afgesproken. Hieronder wordt een deel van het berichtenverkeer weergegeven gezien vanuit het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] .
(…)
11:55 uur naar + [telefoonnummer 2] : Zie je strx dan
11:55 uur van + [telefoonnummer 2] : Ja
(…)
Ik verbalisant zag dat op 25 juli om 21:42 uur drie keer cookies van ‘lance.citymeshinternet.be’ op het nummer + [telefoonnummer 1] binnenkomen. (..) Ik zag dat dit webadres behoorde bij een bedrijf dat wireless hotspots aanbiedt. Ik zag op deze website een knop dekking (…) Ik zag dat deze hotspots enkel in België aanwezig waren.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft – kort gezegd – primair betoogd dat in het voorbereidend onderzoek naar de onderhavige feiten sprake was van een onherstelbaar vormverzuim nu er onvoldoende verdenking was om verdachte staande te houden en om zijn auto te doorzoeken. Dit vormverzuim moet er toe leiden dat de ten gevolge van dat vormverzuim verkregen bewijsmiddelen van het bewijs worden uitgesloten. Nu overigens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, dient verdachte van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken
.Subsidiair heeft de raadsvrouw integrale vrijspraak bepleit vanwege een gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. In ieder geval moet het vormverzuim leiden tot strafvermindering.
Het hof overweegt als volgt.
Rechtmatigheid aanhouding en doorzoeking
De vraag die het hof heeft te beantwoorden is of in dit geval de verdachte terecht is aangemerkt als degene tegen wie uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeide.
Uit het dossier blijken de volgende feiten en omstandigheden die tot de aanhouding en doorzoeking aanleiding hebben gegeven.
Op 26 juli 2018, omstreeks 00.55 uur surveilleerden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in een opvallende surveillanceauto in het havengebied van Vlissingen, een gebied waarvan zij weten dat daar veel inbraken en drugsgerelateerde activiteiten plaatsvinden. Zij zien een personenauto, merk Peugeot 306, met kenteken [kenteken 2] , in tegenovergestelde richting aan komen rijden die vervolgens een aantal keren een doodlopende weg inrijdt en vervolgens weer terug komt. Na een stopteken te hebben gegeven blijkt de bestuurder [bestuurder] te betreffen, die zo blijkt in de politieadministratie een groot aantal delicten en registraties op zijn naam heeft staan. De bestuurder geeft de verbalisanten toestemming om de auto te doorzoeken. Verbalisanten relateren dat zij, omdat de bestuurder geen verklaring wenst te geven voor zijn aanwezigheid in het havengebied, zijn vele antecenten en het feit dat de bestuurder tijdens de controle door iemand werd gebeld, de indruk hebben dat de bestuurder daar aanwezig is in verband met criminele activiteiten. Zij besluiten de Peugeot 306 te volgen. Op enig moment komt vanaf de tegenovergestelde richting een zwarte Renault Clio met kenteken [kenteken 1] , naar later blijkt de auto van verdachte, die zich, nadat beide auto’s de Sloeweg zijn ingereden, achter de Peugeot 306 voegt. Beide auto’s reden opvallend langzaam waardoor verbalisanten het vermoeden hadden dat de bestuurders ingehaald wilden worden door het achteropkomende verkeer en dat zij, mede gelet op het telefoongesprek dat [bestuurder] had gevoerd, mogelijk iets met elkaar te maken hadden. De verbalisanten horen vervolgens van hun collega’s, die in een onopvallend politievoertuig bij de surveillance betrokken zijn, dat de tenaamgestelde van de Renault Clio, te weten verdachte, in de politieregisters gekend werd voor inbraken. Ook op het moment dat de beide auto’s de A58 opreden in de richting van Goes bleven zij,. Nadat de verbalisanten de bestuurder van de Renault Clio kort voor de afslag naar de parkeerplaats achter tankstation De Vliedberg een stopteken gaven, verhoogde de Peugeot 306 de snelheid en reed door. Verbalisanten hebben op de parkeerplaats de identiteit van de bestuurder van de Renault Clio, verdachte, en de bijrijder, medeverdachte [medeverdachte] gecontroleerd. Daarbij bleek dat medeverdachte [medeverdachte] gesignaleerd stond in verband met artikel 311 Sr en dat in dat kader aanhouding diende te volgen op last van de officier van justitie. [2] De eveneens ter plaatse gekomen verbalisant [verbalisant 4] relateert dat hij op grond van onder meer het feit dat beide inzittenden veel antecedenten hadden ter zake van inbraken en gelet op het tijdstip waarop zij werden aangetroffen bij hem het vermoeden rees dat er in het voertuig mogelijk inbrekerswerktuigen aanwezig zouden kunnen zijn. Vervolgens zijn verbalisanten overgegaan tot doorzoeking van het voertuig. [3]
Gelet op de voorgaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat er sprake was van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit en dat derhalve de aanhouding van verdachte en de doorzoeking van zijn auto rechtmatig zijn geweest en dat voor bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering als door de verdediging bepleit om die reden reeds geen plaats is.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde medeplegen van de feiten 1 en 2.
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen onder meer het volgende vast. De Renault Clio van verdachte is op de avond van 25 juli 2018, binnen het tijdsbestek dat de inbraak in de brasserie in België heeft plaatsgevonden, op camera’s in de nabije omgeving gesignaleerd en de telefoon van verdachte was blijkens de daarop aangetroffen cookies die avond ook in België aanwezig. Verder heeft medeverdachte [medeverdachte] bekend de woninginbraak in Koewacht te hebben gepleegd, en uit telefoongegevens blijkt dat hij en verdachte zowel op 23 juli 2018 als 25 juli 2018 met elkaar hebben afgesproken, terwijl voorts op 26 juli 2018 een aantal van de bij beide inbraken gestolen goederen alsmede een aantal inbrekerswerktuigen zijn aangetroffen in de auto van verdachte , waarin hij in de vroege ochtend van 26 juli 2018 samen met [medeverdachte] zat. Naar het oordeel van het hof is aannemelijk dat de Renault Clio van verdachte ook is gesignaleerd in de nabije omgeving van de woning in [adres benadeelde 1 en 2] in de periode dat daar werd ingebroken. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat, kort nadat op 23 juli 2018 de bewoners van de woning aan het [adres benadeelde 1 en 2] hadden verlaten, getuige [getuige 1] , vanaf het perceel aan het [adres buren benadeelde 1 en 2] , een zwarte Renault Clio met daarin twee licht getinte mannen heeft gezien, dat de getuige een deel van het kenteken heeft genoteerd, te weten [kenteken 1] , en dat deze cijfer/lettercombinatie grote gelijkenis vertoont met het kenteken [kenteken 1] van de zwarte Renault Clio van verdachte, dat [medeverdachte] heeft bekend de inbraak in Koewacht te hebben gepleegd, dat [medeverdachte] ter terechtzitting bij het hof heeft verklaard heeft verklaard dat hij zelf geen auto heeft, en dat in genoemde auto van verdachte, waarin hij samen met [medeverdachte] zat, op 26 juli 2018 goederen zijn aangetroffen die afkomstig zijn van de inbraak in Koewacht .
Deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien maken dat van verdachte verwacht zou mogen worden dat hij een aannemelijke verklaring geeft voor deze omstandigheden die er op duiden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de ten laste gelegde inbraken. Verdachte heeft zich echter voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen. De omstandigheid dat de verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op art. 29, eerste lid, Sv, niet tot het bewijs bijdragen. De rechter mag echter bij zijn bewijsoordeel in aanmerking nemen dat de verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven.
Nu verdachte een dergelijke verklaring niet heeft verschaft is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de onder feit 1 primair en 2 primair ten laste gelegde diefstallen.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak en diefstal uit een brasserie. Het betreft hier ernstige feiten die niet alleen bij de betrokkenen leiden tot materiële schade maar ook tot gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte heeft zich hierdoor niet laten weerhouden en heeft zich slechts laten leiden door financieel gewin.
Gelet op de LOVS-richtlijnen staat in geval van recidive op een woninginbraak 7 maanden gevangenisstraf. Bij een bedrijfsinbraak geldt in dat geval als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op:
  • de inhoud van het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 oktober 2020 waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht.
Zoals hiervoor reeds overwogen acht het hof geen aanleiding om op grond van het door de raadsvrouw gestelde onherstelbaar vormverzuim tot strafvermindering over te gaan.
Alles overwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden
Redelijke termijn
Bij de strafvervolging van verdachte is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, geschonden.
Het hof overweegt met betrekking het procesverloop in hoger beroep in deze zaak het volgende. Door de verdachte is op 13 december 2018 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarvan beroep. Het hof zal arrest wijzen op 16 december 2010.
Daarmee is de redelijke termijn van twee jaren in de fase van het hoger beroep in beperkte mate, te weten met drie dagen, overschreden. Vanwege deze geringe overschrijding is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op art. 6, eerste lid, EVRM.
Beslag
De onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven Renault Clio, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het hof gelast voorts de teruggave van de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon voor zover niet reeds aan verdachte geretourneerd.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 3.226,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De politierechter heeft bij vonnis van beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Het hof stelt vast dat niet alle goederen ten aanzien waarvan de benadeelde partij vergoeding heeft gevorderd onder verdachte zijn aangetroffen. Tevens lijkt een aantal voorwerpen aan de benadeelde partij en/of aangever [benadeelde 3] en/of zijn echtgenote te zijn teruggegeven. Voorts is onduidelijk wat de rechtsvorm van [benadeelde 4] is en of de gestelde schade (volledig) door [benadeelde 4] is geleden. Beoordeling van de vordering zou gelet hierop meer onderzoek vergen. Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. personenauto, merk Renault Clio (goednummer G1909816).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, voor zover nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. mobiele telefoon (goednummer G1909789).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. D.A.E.M. Hulskes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 16 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar paginanummers van het dossier van politie Zeeland-West-Brabant, Districtsrecherche Zeeland, onderzoeksnummer 2018174216/ZB1R018050, gesloten op 29 augustus 2018, bestaande uit wettig opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften (doorgenummerde pagina’s 1-265).
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2018, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (dossierpagina’s 17 en 18).
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2018, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] (dossierpagina’s 20-21).