ECLI:NL:GHSHE:2020:4190

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
20-003803-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen, vuurwapen en professioneel vuurwerk

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, dat op 29 november 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1973, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid verdovende middelen, een vuurwapen van categorie III en professioneel vuurwerk. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, met uitzondering van een onderdeel van de tenlastelegging. Het hof heeft het beroep van de verdachte gedeeltelijk verworpen en het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat de tenlastelegging in hoger beroep was gewijzigd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk aanwezig had van 7813,1 gram amfetamine en 4616 gram MDMA, alsook van 101,4 kilogram a-fenylacetoacetonitril (apaan). Daarnaast had hij een pistool van het merk Bruni, kaliber 6,35mm, en munitie van dezelfde categorie voorhanden. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij het voorarrest in mindering wordt gebracht. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten, de maatschappelijke risico's van de verdovende middelen en het vuurwapen, en de schending van de redelijke termijn in de strafprocedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003803-16
Uitspraak : 9 december 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 november 2016 in de strafzaak met parketnummer 03-702687-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de beslissing ten aanzien van het onder 5. tenlastegelegde en de opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte van het onder 5. tenlastegelegde partieel zal vrijspreken, voor zover het gaat om het al dan niet opzettelijk voorhanden hebben van vier 3" shells (mortierbommen). De advocaat-generaal heeft verder gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van het onder 1., 2., 3., 4. en 5. bewezenverklaarde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is vrijspraak van het onder 1., 2., 3. en 5 tenlastegelegde bepleit. De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 4. tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. De verdediging heeft tot slot een verweer met betrekking tot de straf gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Bij eindvonnis heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder 3. tenlastegelegde, voor zover het gaat om het voorhanden hebben van een geluiddemper.
Het hof gaat er in de onderhavige zaak van uit dat dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden aangemerkt als een impliciet cumulatief ten laste gelegd feit.
Nu hoger beroep van de verdachte tegen de vrijspraak van dit onderdeel van de tenlastelegging niet mogelijk is, zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover dit tegen deze beslissing van de rechtbank is gericht.
Tenlastelegging
Het hof overweegt dat in het dossier een onleesbare doordruk is opgenomen van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging die de officier van justitie kennelijk op de terechtzitting van 15 november 2016 heeft ingediend. In het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank d.d. 15 november 2016 is geen melding gemaakt van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging of van de beslissing van de rechtbank daarop. In de tenlastelegging die als bijlage aan het vonnis is gehecht, wordt melding gemaakt van een wijziging van feit 4. Het hof stelt evenwel vast dat de tekst van het onder 4 tenlastegelegde in de bijlage niet is aangepast ten opzichte van de dagvaarding die oorspronkelijk is uitgebracht. Gelet op het voorgaande zal het hof bij de tenlastelegging in eerste aanleg uitgaan van de inleidende dagvaarding.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover thans nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 januari 2015 in de gemeente Schinnen opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) (ongeveer) 7813,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of (in totaal) (ongeveer) 4616 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en MDMA (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 14 januari 2015 in de gemeente Schinnen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen en/of een of meer voorwerpen en/of een of meer stoffen voorhanden heeft gehad en/of heeft vervoerd en/of geleverd, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), te weten:
 ( (ongeveer) 101,4 kilogram van een stof bevattende a-fenylacetoacetonitril (apaan) en/of
 ( (ongeveer) 18,2 kilogram coffeïne,
(beide) bestemd tot het vervaardigen van amfetamine en/of methamfetamine en/of een andere stof genoemd op lijst I van de Opiumwet;
3.
hij op of omstreeks 14 januari 2015 in de gemeente Schinnen een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (met een patroonmagazijn), merk Bruni, model 315 AUTO, kaliber 6,35 Browning voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 14 januari 2015 in de gemeente Schinnen munitie van categorie III, te weten 24 kogelpatronen, kaliber 6.35 mm Browning, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 14 januari 2015 in de gemeente Schinnen, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, te weten vier 3" shell(s) (mortierbommen) en/of zes super cobra('s) 6, voorhanden heeft gehad, terwijl dat vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 14 januari 2015 in de gemeente Schinnen opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) 7813,1 gram van een materiaal bevattende amfetamine en (in totaal) 4616 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en MDMA middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 14 januari 2015 in de gemeente Schinnen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten:
 ( (ongeveer) 101,4 kilogram van een stof bevattende a-fenylacetoacetonitril (apaan),
bestemd tot het vervaardigen van amfetamine en/of methamfetamine en/of een andere stof genoemd op lijst I van de Opiumwet;
3.
hij op 14 januari 2015 in de gemeente Schinnen een wapen van categorie III, te weten een pistool (met een patroonmagazijn), merk Bruni, model 315 AUTO, kaliber 6,35 Browning voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 14 januari 2015 in de gemeente Schinnen munitie van categorie III, te weten 24 kogelpatronen, kaliber 6.35 mm Browning, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 14 januari 2015 in de gemeente Schinnen opzettelijk professioneel vuurwerk, te weten zes super cobra's 6, voorhanden heeft gehad, terwijl dat vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Voor wat betreft de onder feit 2 ten laste gelegde hoeveelheid coffeïne overweegt het hof dat dit een versnijdingsmiddel is voor onder meer amfetamine (rapport NFI p. 202) en dat de stof coffeïne als zodanig derhalve niet bestemd is tot het vervaardigen van amfetamine of metamfetamine, zoals is ten laste gelegd. Het hof acht dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook niet bewezen.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft op grond van het navolgende vrijspraak van het onder 1., 2., 3. en 5. tenlastegelegde bepleit
i.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1. en 2. tenlastegelegde aangevoerd dat een niet nader aan te duiden derde persoon, die de verdachte kende van poker, de rugzak, de kartonnen doos, de koffer en meubilair tegen een vergoeding bij hem had opgeslagen. De verdachte had de koffer op verzoek van de derde persoon in zijn woonwagen gezet. Hij wist niet of kon zelfs niet vermoeden dat in de rolkoffer een hoeveelheid xtc-pillen zat. Ook van de aanwezigheid van amfetamine en drugs-pre-precursoren was de verdachte niet op de hoogte. Er is geen forensisch of ander bewijs voor daderschap van de verdachte.
ii.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte van het onder 3. tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat het aangetroffen pistool een vuurwapen van categorie III is en niet een wapen van categorie II.
iii.
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte van het onder 5. tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, voor zover het gaat om het onderdeel 'vier 3" shell(s) (mortierbommen)'.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat uit de voorhanden zijnde stukken niet volgt dat het onder de verdachte aangetroffen vuurwerk, type Super Cobra 6, moet worden aangemerkt als professioneel vuurwerk. De verdediging heeft tot slot betoogd dat de verdachte niet wist dat het strafbaar was om dit type vuurwerk voorhanden te hebben.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
1.
Op 14 januari 2015 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woonwagen met bijbehorende garage, gelegen aan de [adres 2] . Op dit adres was de verdachte ingeschreven en woonachtig (proces-verbaal bevindingen pg. 110).
2.
In de garage op de ijskast links achterin werden twee zakjes met wit poeder aangetroffen en in beslag genomen (proces-verbaal van bevindingen pg. 111). De zakjes werden voorzien van goednummers 541048 en 541973 (kennisgeving van inbeslagneming pg. 175 en 176). De inhoud van het zakje met goednummer 541048 bedroeg bij weging bruto 8,4 gram en de inhoud van het zakje met goednummer 541973 bruto 16,3 gram. Bij een indicatieve test bleek dat de inhoud van beide zakjes positief reageerde op de aanwezigheid van amfetamine (proces-verbaal onderzoek verdovende middelen pg. 178). Van de zakjes werden monsters genomen voor onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut. Het monster uit het zakje met goednummer 541048 werd voorzien van Spoor Identificatienummer (hierna: SIN) AAFF1079NL en het monster uit het zakje met goednummer 541973 van SIN AAFF1078NL (pg. 178). Het NFI heeft op 9 februari 2015 gerapporteerd dat de monsters met SIN AAFF1079NL en AAFF1078NL amfetamine bevatten (NFI rapport pg. 181).
3.
In een rugzak in de garage werden acht verpakkingen met een witte pasta aangetroffen (proces-verbaal van bevindingen pg. 111, in combinatie met de kennisgeving van inbeslagneming pg. 253). De sealbags werden voorzien van goednummers en het bruto gewicht werd vastgesteld. Van de inhoud van de sealbags werden monsters genomen ten behoeve van onderzoek door het NFI. De monsters werden voorzien van Spoor Identificatienummers (proces-verbaal onderzoek verdovende middelen pg. 255 e.v., in combinatie met de kennisgeving van inbeslagneming pg. 257 e.v.).
In verband met de leesbaarheid heeft het hof de gegevens opgenomen in een tabel.
Goednummer
Spoor Identificatienummer
Bruto gewicht (gram)
541919
AAFF0585NL
986,2
541945
AAFF0582NL
976,9
541956
AAFF0580NL
1.002,9
541966
AAFF0581NL
989,3
541886
AAFF0584NL
988,9
541894
AAFF0583NL
1.024
541898
AAFF0592NL
995,2
541907
AAFF0593NL
825
Totaalgewicht: 7.788,4
Op 9 februari 2015 heeft het NFI gerapporteerd dat deze monsters telkens amfetamine bevatten (NFIrapporten pg. 276 en 278).
4.
In een kinderkamer werd een koffer met daarin meerdere zakken met pillen aangetroffen en in beslag genomen (proces-verbaal van bevindingen pg. 110, in combinatie met de kennisgeving van inbeslagneming pg. 205 e.v.). De zakken werden gewogen en elk voorzien van een goednummer. Van de inhoud van iedere zak is een monster genomen voor onderzoek door het NFI. Aan elk monster is een Spoor Identificatienummer toegekend.
In verband met de leesbaarheid heeft het hof de gegevens schematisch weergegeven.
Goednummer
Spoor Identificatienummer
Bruto gewicht (gram)
541977
AAEJ0352NL
308
542003
AAEJ0351NL
308,4
542010
AAFF1081NL
306,8
542013
AAFE3631NL
313,7
542021
AAFF1085NL
306,4
542025
AAFF1088NL
306,8
542029
AAFF1080NL
308,6
542032
AAFF1086NL
154
542040
AAFF1089NL
307,9
542043
AAFF1084NL
313,6
542047
AAFF1082NL
313,4
542052
AAEJ0350NL
308,9
542059
AAFF1083NL
313,2
541982
AAFE3618NL
307,6
541987
AAFF1047NL
134
541996
AAFF1087NL
307,7
Totaalgewicht: 4.619
Bij een indicatieve test bleek dat de inhoud van de zakken positief reageerde op de aanwezigheid van MDMA (proces-verbaal onderzoek verdovende middelen pg. 223-225). Het NFI heeft op 9 februari 2015 en 12 februari 2015 gerapporteerd dat het onderzochte materiaal MDMA bevat (NFI-rapporten pg. 245-246, pg. 247-248, pg. 249-250 en pg. 251-252).
5.
In een ruimte achter de garage werden vier zwarte plastic zakken aangetroffen en in beslag genomen (kennisgeving van inbeslagneming pg. 183, 185, 186 en 188).
Het gewicht van de zwarte plastic zak met goednummer 541049 bedroeg bruto 25,2 kilogram. Een representatief monster van de stof is voor nader onderzoek verzonden naar het NFI, voorzien van het Spoor Identificatienummer AAEJ0361NL.
Het gewicht van de zwarte plastic zak met goednummer 541136 bedroeg bruto 25,1 kilogram. Een representatief monster van de stof is voor nader onderzoek verzonden naar het NFI, voorzien van het Spoor Identificatienummer AAEJ0362NL (proces-verbaal onderzoek verdovende middelen pg. 190).
Het gewicht van de zwarte plastic zak met goednummer 541150 bedroeg bruto 25,5 kilogram. Een representatief monster van de stof is voor nader onderzoek verzonden naar het NFI, voorzien van het Spoor Identificatienummer AAEJ0363NL.
Het gewicht van de zwarte plastic zak met goednummer 541165 bedroeg bruto 25,6 kilogram. Een representatief monster van de stof is voor nader onderzoek verzonden naar het NFI, voorzien van het Spoor Identificatienummer AAEJ0364NL (proces-verbaal onderzoek verdovende middelen pg. 191).
Het NFI heeft op 9 februari 2015 gerapporteerd dat de monsters APAAN bevatten. Alfa-fenylacetoacetonitril, ook wel aangeduid als APAAN, is een stof die wordt omgezet in benzylmethylketon (BMK), een grondstof voor onder andere amfetamine of methamfetamine (NFI-rapport pg. 202).
6.
Op de zolder tussen het dakbeschot werden een pistool van het merk Bruni, kaliber 6.35 en opschrift BEL00053 en een doosje munitie, kaliber 6.35, inhoud 24 patronen aangetroffen (proces-verbaal bevindingen pg. 111). Het pistool werd in beslag genomen onder goednummer 541180 en voorzien van Spoor Identificatienummer AAHY5007NL en de munitie werd in beslag genomen onder goednummer 541189 en voorzien van SIN AAHY5009NL (kennisgeving van inbeslagneming pg. 303-304).
Het pistool en de munitie zijn onderzocht door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie met expertise Wapens, Munitie en Explosieven (proces-verbaal onderzoek pg. 307-310).
Het pistool met SIN AAHY5007NL is door hem als volgt omschreven: merk BBM (Bruni), model 315 AUTO, kaliber 6,35mm Browning. Dit voorwerp was van oorsprong een alarmpistool van het kaliber 8mm Knal. De originele loop van het kaliber 8mm Knal werd vervangen door een open loop zonder trekken en velden in kaliber 6,35mm Browning. Deze loop steekt met de loopmonding circa 9 millimeter aan de voorzijde uit het pistool. Dit uitstekende gedeelte van de loop is voorzien van schroefdraad waardoor er een geluiddemper op het pistool kan worden aangebracht. De gasuitlaat aan de bovenzijde werd afgedicht. Door deze bewerkingen werd dit alarmpistool getransformeerd naar een scherp schietend pistool. Het voorwerp is geschikt om projectielen door een loop af te schieten en de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Dit voorwerp is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1 Categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
De munitie met SIN AAHY5009NL is omschreven als 24 kogelpatronen kaliber 6,35mm Browning. Deze munitie is geschikt om met het pistool met SIN AAHY5007NL afgevuurd te worden. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, Categorie III van de Wet wapens en munitie.
7.
In het kastje rechts boven de ijskast werden 6 stuks vuurwerk, type Super Cobra 6, aangetroffen. Deze zijn in beslag genomen onder goednummer 541050 (proces-verbaal bevindingen pg. 110, de kennisgeving van inbeslagneming pg. 313 en de foto's op pg. 313G en 313H, behorend bij het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk).
Bij onderzoek aan het vuurwerk door verbalisant [verbalisant 2] is gebleken dat het vuurwerk niet voldeed aan de voorwaarden om te mogen worden verhandeld of gebruikt overeenkomstig het Vuurwerkbesluit en de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (RACT). Het knalvuurwerk was niet ingedeeld in categorie 1-3, maar Italiaanse categorie IV, was niet voorzien van de aanduiding 'Geschikt voor particulier gebruik' en/of 'Niet geschikt voor particulier gebruik', was niet voorzien van een vermelding of afbeelding van de soort van het vuurwerk waaruit duidelijk blijkt wat de te verwachten effecten tijdens het functioneren zijn, was niet voorzien van een gebruiksaanwijzing en was niet voorzien van gegevens en/of aanduidingen die begrijpelijk en duidelijk leesbaar zijn in de Nederlandse taal (proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk pg. 313M en 313N). Voorts zag de verbalisant dat op de Super cobra 6 een Netto Explosieve Massa (NEM) stond vermeld van 28 gram.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij het vuurwerk aan de deur bij zijn woonwagen had gekocht en dat hij wist dat het ging om vuurwerk dat in Nederland niet toegestaan is.
Het hof overweegt verder het volgende.
Ad i.
De vraag dient te worden beantwoord of de verdachte de in de tenlastelegging onder 1. opgenomen verdovende middelen en de onder 2. opgenomen stoffen opzettelijk aanwezig heeft gehad c.q. opzettelijk voorhanden heeft gehad. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, de bewoner/gebruiker van een pand geacht moet worden weet te hebben van hetgeen zich daar bevindt. Als aanwijzingen voor dat tegendeel valt bijvoorbeeld te denken aan de omstandigheid dat de verboden voorwerpen/stoffen zijn aangetroffen op een hoogst ongewone locatie in of bij het pand waar een bewoner/gebruiker daarvan niet regelmatig komt of kijkt. Ook kan worden gedacht aan het feit dat er meerdere bewoners/gebruikers zijn of aan het aantreffen van sporen die naar een andere persoon dan de bewoner/gebruiker wijzen.
De verdachte heeft zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als in hoger beroep naar voren gebracht dat de onder 1 en 2 genoemde stoffen van iemand anders zijn, dat deze tegen een vergoeding bij hem zijn gestald en dat hij geen weet had van de aanwezigheid van de amfetamine op de ijskast in de garage, de aanwezigheid van de xtc-pillen in de koffer in de slaapkamer en van de zakken met amfetamine in de rugzak en de zakken apaan achter een kast in de garage. Verdachte heeft de naam van deze onbekende persoon echter niet willen noemen en aldus zijn stelling niet controleerbaar gemaakt, ook niet nadat hij daartoe door het hof ter terechtzitting meermalen uitdrukkelijk is uitgenodigd en is gewezen op de mogelijke consequenties daarvan. In het strafdossier valt evenmin een aanknopingspunt te ontwaren voor die door verdachte bedoelde “andere man”. Bij die stand van zaken acht het hof de stelling van de verdachte onvoldoende aannemelijk geworden. Daarbij acht het hof het allerminst plausibel dat iemand een hoeveelheid van meer dan 7 kilogram amfetamine en een hoeveelheid van meer dan 4,6 kilo MDMA, die in het illegale circuit een aanzienlijke economische waarde vertegenwoordigen, bij een ander persoon ter bewaring legt of afgeeft zonder dat die persoon weet heeft van het karakter van hetgeen ter bewaring wordt aangeboden. Immers, die onbekende persoon neemt in dat geval bewust het grote risico op de koop toe dat die ander (die niet in strafrechtelijke zin is betrokken bij het aanwezig hebben van die amfetamine en MDMA) de amfetamine en MDMA op enig moment aantreft en vervolgens, omdat hij/zij geen prijs stelt op de aanwezigheid daarvan, zich van die verdovende middelen ontdoet of de politie inschakelt. Hetzelfde geldt voor de onder 2. genoemde stof, die wordt gebruikt bij het productieproces van synthetische drugs (apaan).
Ten aanzien van de zakken met amfetamine geldt bovendien dat deze zijn aangetroffen op de ijskast in de garage. Deze ijskast had, zo kan redelijkerwijs worden aangenomen, (mede) een huishoudelijk doel, waarbij redelijkerwijs moet worden uitgesloten dat de verdachte niet op een min of meer regelmatige basis naar/in de ijskast keek. Op grond van de foto’s die zijn gemaakt van de ijskast en de zakken die daar op lagen (pg. 115), stelt het hof vast dat deze eenvoudig waarneembaar moeten zijn geweest bij het openen van de ijskast. Het aantreffen van de zakken had onmiddellijk tot verder handelen moeten leiden, hetzij door de verdachte zelf, hetzij – bij aantreffen door een derde – door de verdachte in kennis te stellen van de aanwezigheid van die zakken met verboden inhoud. Dit alles is niet gedaan door de verdachte.
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat het hof geen geloof hecht aan de verklaring van verdachte dat de stoffen van iemand anders zijn en dat deze tegen een vergoeding bij hem zijn gestald. Hieruit volgt dat de verklaring van de verdachte onvoldoende gewicht in de schaal legt om van het hiervoor vermelde uitgangspunt af te wijken.
Een en ander brengt het hof tot de conclusie dat de verdachte de aangetroffen hoeveelheden amfetamine en MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad en de aangetroffen hoeveelheid van een stof bevattende a-fenylacetoacetonitril (apaan) opzettelijk voorhanden heeft gehad. Dat betekent dat het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1. en 2. tenlastegelegde komt en dat al hetgeen door of namens de verdachte ter verdediging is aangevoerd wordt verworpen.
Ad ii.
Het verweer van de verdediging dat de verdachte van het onder 3. tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat het aangetroffen pistool een vuurwapen van categorie III is en niet een wapen van categorie II, zoals in de inleidende dagvaarding is vermeld, moet worden verworpen, nu de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep een vordering tot wijziging van de tenlastelegging voor dat onderdeel heeft ingediend, welke wijziging door het hof is toegelaten. Het hof komt tot een bewezenverklaring als hiervoor vermeld.
Ad iii.
Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte vier 3" shells (mortierbommen) voorhanden heeft gehad, zodat de verdachte in zoverre van het onder 5. tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het verweer dat uit het dossier niet volgt dat het aangetroffen vuurwerk van het type Super Cobra 6 professioneel vuurwerk is, overweegt het hof als volgt.
Tijdens de doorzoeking op 14 januari 2015 heeft de politie zes stuks vuurwerk van het type Super Cobra 6 aangetroffen in een kastje rechts boven de ijskast.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij dit vuurwerk aan de deur had gekocht. Hij wist dat het daarbij ging om vuurwerk dat in Nederland verboden is.
In artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit, zoals dat ten tijde van het ten laste gelegde gold (hierna: Vuurwerkbesluit (oud)), is bepaald dat onder het begrip ‘consumentenvuurwerk’ moet worden verstaan: vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 1, 2 of 3 en dat bij of krachtens dit besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik. ‘Professioneel vuurwerk’ is in hetzelfde artikellid gedefinieerd als: vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 4 alsmede vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 2 of 3 en dat niet bij of krachtens dit besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Ingevolge artikel 1A.1.3, derde lid, onder a, van het Vuurwerkbesluit (oud) luiden de categorieën voor vuurwerk als volgt:
Categorie 1: vuurwerk dat zeer weinig gevaar en een te verwaarlozen geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik in een besloten ruimte, inclusief vuurwerk dat bestemd is voor gebruik binnenshuis;
Categorie 2: vuurwerk dat weinig gevaar en een laag geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een afgebakende plaats;
Categorie 3: vuurwerk dat middelmatig gevaar oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een grote open ruimte, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid;
Categorie 4: vuurwerk dat veel gevaar oplevert en uitsluitend bestemd is voor gebruik door personen met gespecialiseerde kennis, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid.
In artikel 2, eerste lid, van de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (hierna de RACT) is bepaald dat als consumentenvuurwerk wordt aangewezen vuurwerk dat behoort tot een in bijlage I of II genoemde categorie en voldoet aan de volgende eisen:
a. het vuurwerk is bestemd om het in de bijlage bij de betrokken categorie aangegeven effect te bewerkstelligen;
b. de in het vuurwerk aanwezige pyrotechnische stoffen of preparaten overschrijden niet het ingevolge de betrokken bijlage voor de betrokken categorie vuurwerk maximaal toegestane gewicht;
c. indien in het vuurwerk als burstlading of knallading een andere pyrotechnische stof of een ander pyrotechnisch preparaat aanwezig is dan zwart buskruit, nitraat/metaal, of perchloraat/metaal, overschrijdt die pyrotechnische stof of dat pyrotechnisch preparaat niet het ingevolge die bijlage voor de betrokken categorie vuurwerk maximaal toegestane gewicht aan perchloraat/metaal;
d. het vuurwerk voldoet aan de overige in de betrokken bijlage gestelde eisen.
Verbalisant [verbalisant 2] , brigadier van politie bij de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond en werkzaam als materiedeskundige bij het Team Centraal Onderzoek Vuurwerk (COV), heeft het in beslag genomen vuurwerk op uiterlijke kenmerken onderzocht. Op grond van zijn bevindingen kan worden vastgesteld dat het vuurwerk niet voldeed aan het Vuurwerkbesluit en aan de RACT.
Op grond van artikel 5.3.5 van het Vuurwerkbesluit wordt vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik als bedoeld in
artikel 1.2.2, zevende lid, en niet aan de voorwaarden en eisen voldoet om als consumentenvuurwerk te worden aangemerkt, en niet is ingedeeld in categorie 1, 2 of 3, aangemerkt als professioneel vuurwerk.
Het verweer dat de verdachte niet wist dat het strafbaar was om dit type vuurwerk voorhanden te hebben, wordt door de inhoud van de door hem afgelegde verklaring ter terechtzitting in hoger beroep weerlegd.
Het hof verwerpt het verweer in alle onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij gelet op de volgende omstandigheden.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid verdovende middelen. Hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, leveren grote gevaren op voor de gezondheid van die gebruikers, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten aanzien van hard drugs, door het opzettelijk voorhanden hebben van apaan, een pre-precursor.
Voorts heeft de verdachte een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, met daarbij behorende munitie voorhanden gehad, hetgeen grote veiligheidsrisico's met zich brengt en om die reden een maatschappelijk kwaad vormt dat zwaar dient te worden bestraft.
Tot slot heeft de verdachte opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat vuurwerk gevaar kan opleveren. Dat geldt zeker voor professioneel vuurwerk, dat vanwege de bijzondere aard en eigenschappen, zoals een zwaardere of explosievere lading, niet geschikt is om door particulieren te worden bewaard en afgestoken. Het hof wijst daarbij ook op het potentieel gevaarzettend karakter van de wijze waarop dit vuurwerk werd bewaard, in een niet daartoe geschikte ruimte.
Alles overziend acht het hof, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden in beginsel passend en geboden. Het hof stelt evenwel vast dat bij de strafvervolging van de verdachte de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, is geschonden, nu het hof niet binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld tot een einduitspraak is gekomen, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht, die deze overschrijding rechtvaardigen. Gelet daarop zal het hof volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Het door de verdachte ondergane voorarrest zal bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, genummerd 28, 29, 9, 10, 11, 20, 21, 22, 23, 26 op de beslaglijst, met betrekking tot welke het onder 1., 2., 3., 4. en 5. tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, althans met behulp waarvan het tenlastegelegde is begaan of voorbereid, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Van hetgeen verder in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van het onderdeel voorhanden hebben van een geluiddemper in het onder 3. tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 28) 22 stuks vuurwerk (541050) Cobra en Thunder crackers;
- 29) 1 inpakmachine (541033);
- 9) 24 stuks munitie S&B (541189), AAHY5009NL;
- 10) 1 wapen, merk Bruni, 315 auto (541847), AAHY5007NL;
- 11) 1 geluiddemper (541859), AAHY5008NL;
- 20) 1 weegschaal (541025);
- 21) 1 koffer (Anne O'Leary, 616240);
- 22) 1 rugzak (Eastpak, 66240 A);
- 23) plastic zakjes (616240 B);
- 26) 1 vacuümmachine (541033).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 30) 2 cd-roms (541144);
- 24) 2300,- euro;
- 25) 750,- euro.
Aldus gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. N.J.L.M. Tuijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.F. Heirman, griffier,
en op 9 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. N.J.L.M. Tuijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.