ECLI:NL:GHSHE:2020:4184

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
20-001072-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake voorbereidingshandelingen hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1990, was in hoger beroep gegaan tegen een eerder vonnis van 27 maart 2018. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken van het dossier en de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, maar met een lagere straf van drie maanden gevangenisstraf. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het tenlastegelegde, maar het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt.

De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid goederen die bestemd waren voor hennepteelt, aangetroffen in een bedrijfspand en een garage. Het hof oordeelde dat de verdachte op 26 juni 2017 aanwezig was in het bedrijfspand en dat hij op de hoogte moest zijn van de aanwezige goederen. De aangetroffen goederen, waaronder assimilatielampen en potgrond, wezen op een bestemming tot bedrijfsmatige hennepteelt. Het hof oordeelde dat de verdachte ernstige redenen had om te vermoeden dat de goederen bestemd waren voor hennepteelt, maar sprak hem vrij van het medeplegen.

De strafmaat werd vastgesteld op een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren. Het hof constateerde ook dat de redelijke termijn in de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een lagere straf dan oorspronkelijk geëist. De beslissing is gegrond op artikel 11a van de Opiumwet en andere relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001072-18
Uitspraak : 26 november 2020
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 maart 2018 in de strafzaak met parketnummer
02-665581-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen behoudens de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof de verdachte dient vrij te spreken van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2017 te Oud-Gastel en/of Roosendaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in een bedrijfspand/loods aan de [adres 2] stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens, te weten:
 2 assimilatielampen;
 1 transformator;
 52 koppelstukken;
 5 kachels;
 336 voedingsbodems;
 3 flexibele buizen;
 1653 bloempotten;
 235 à 50 liter potgrond
en/of
in een bedrijfspand/garage aan het [adres 3] stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens, te weten:
 72 plantenbakken;
 51 armaturen;
 243 assimilatielampen;
 42 led lampen;
 3 elektriciteitssnoeren;
 2 schakelborden;
 20 led apparatuur;
 54 stekbakken;
 49 transformators;
 4 potgrond;
 6 koppelstukken;
 10 koolstoffilters;
 3 rollen sproeislang;
 1 doos sealbags;
 7 slakkenhuizen;
 3 ventilatoren;
 3 kabels;
 12 kweekbakken;
 CO2-booster/hotbox;
 1 kachel;
 26 afzuigslangen;
 2 temperatuurventilatieregelaars;
 1 water-beluchting- en dompelpomp;
 350 groeimiddelen;
 1 hygro-ph/ec en thermometer;
 5 knipbenodigdheden;
 3 vijverfolie
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet, te weten:
 het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
 het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist/wisten of ernstige reden had/hadden te vermoeden dat dat/die stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Hoewel het dossier hiertoe wel een aantal aanwijzingen bevat, is het hof van oordeel dat op grond van het voorhanden zijnde dossier niet wettig en overtuigend vastgesteld kan worden dat de verdachte de tenlastegelegde – kort gezegd – voorbereidingshandelingen hennepteelt in nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft begaan, zodat het hof de verdachte zal vrijspreken van het bestanddeel “medeplegen”.
Bewijsmiddelen
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde procesdossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, Dienst Regionale recherche, Team Opsporing, onderzoeksnummer ZBRAA17030, opgemaakt door [verbalisant 1] , sluitingsdatum 3 augustus 2017, pagina 1 tot en met 161.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 juni 2017, p. 58-59, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 26 juni 2017 werd door mij voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een bedrijfspand, [adres 2] .
Voorafgaand aan de doorzoeking heb ik de cautie gegeven aan de aanwezige en aangehouden verdachte [verdachte] ., geboren [geboortedag] -1990.
Tijdens de doorzoeking werden de volgende goederen in beslaggenomen ter vernietiging:

2 assimilatielampen;

1 transformator;

52 koppelstukken;

5 kachels;

336 voedingsbodems;

3 flexibele buizen;

1653 bloempotten;

235 à 50 liter potgrond.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 juli 2017, p. 68-69, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 26 juni 2017 werd door mij voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een garage, [adres 3] .
De sleutel van het pand [adres 3] ontving ik eerder op de dag van een collega die bij een doorzoeking was in dezelfde zaak op het adres [adres 2] .
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslaggenomen:

72 plantenbakken;

51 armaturen;

243 assimilatielampen;

42 led lampen;

3 elektriciteitssnoeren;

2 schakelborden;

20 led apparatuur;

54 stekbakken;

49 transformators;

4 potgrond;

6 koppelstukken;

10 koolstoffilters;

3 rollen sproeislang;

1 doos sealbags;

7 slakkenhuizen;

3 ventilatoren;

3 kabels;

12 kweekbakken;

CO2-booster/hotbox;

1 kachel;

26 afzuigslangen;

2 temperatuurventilatieregelaars;

1 water-beluchting- en dompelpomp;

350 groeimiddelen;

1 hygro-ph/ec en thermometer;

5 knipbenodigdheden;

3 vijverfolie.
Een geschrift, zijnde een Uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 19 mei 2017, p. 20, voor zover inhoudende:
Handelsnaam [bedrijf 1]
Rechtsvorm eenmanszaak
Bezoekadres [adres 2]
Eigenaar [verdachte] , geboren [geboortedag] -1990
Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek administratie [bedrijf 1] , d.d. 10 juli 2017, p. 95-100, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant
[verbalisant 4] :
De administratie die in beslag is genomen op 26 juni 2017 op de [adres 2] , beslaat de periode van maart 2015 t/m juni 2017. Op de zijkanten van de administratieordners staat geschreven “ [bedrijf 1] ” of “ [bedrijf 1] ”.
Uit onderzoek door mij van de administratie is het volgende gebleken.
In de administratie van [bedrijf 1] zijn facturen van [bedrijf 2] voor huur van de garagebox aan het [adres 3] terug te vinden tot en met de maand januari 2017.
Op de verkoopfacturen, gedateerd in de periode van 8 juli 2015 tot en met 4 april 2017, staat als facturerende onderneming:
[bedrijf 1]
[adres 3]
Met uitzondering van één factuur zijn alle verkoopfacturen contant voldaan en wordt de naam van de afnemer niet vermeld.
Met ingang van 7 april 2017 staat als adres van [bedrijf 1] niet langer vermeld het [adres 3] , maar [adres 2] .
Voor de maand september 2016 en de maanden daarna factureerde [bedrijf 3] de huur voor de [adres 2] aan [bedrijf 1] . In de administratie zijn facturen voor de huur van de bedrijfsruimte door [bedrijf 1] aan de [adres 2] terug te vinden tot en met februari 2017.
Uit de verkoopfacturen van de gehele administratie van juli 2015 tot en met juni 2017 blijkt dat onder meer de volgende producten zijn geleverd:

Koolstoffilters van de merken CAN, Wilco en Empire;

Luchtslangen onder meer van het type Sonoconnect en Combiconnect (thermische en akoestisch geïsoleerde aluminium laminaatslangen);

Bekisting met slakkenhuis (luchtafzuiging in bekisting met geluidsisolerend materiaal) van de merken Softbox en Torin Safin;

Wand- en vloerventilatoren met zwenkfunctie;

Boxventilator;

Buisventilator van het merk Can-Fan;

Klimaatsysteem van het mérk Opticlimate (circuleren, koelen, verwarmen, ontvochtigen en filteren; prijs per stuk van het verkochte type 10.000 Pro 3, met trillingisolator veren: 3.775,00 euro. Prijs per stuk van het verkochte type 15.000 Pro 3: 4595,00 euro);

Elektriciteitskabel;

Klimaatcontrollers van de merken SMScom en Torin Safin;

Transformatorcontroller van het merk Cli-mate;

Fan controller met thermostaat;

Assimilatielamp van 600 Watt het merk General Electric;

Assimilatielampen van 400 en van 1000 Watt van het merk Osram

Assimilatielampen van 400, 600 en 1.000 Watt;

Transformator van het merk VSA;

Complete verlichtingset: transformator/assimilatielamp van 600 Watt/spiegelkap;

Armaturen;

Reflecterende spiegellampenkappen van het merk Azer Wing;

Ophangketting (per 30 meter);

Schakelkasten van het merk Davin;

Zekeringhouders- en kappen;

Zekering (35 ampère);

Kweektenten van de merken Bio-G, Secret Jardin, Mammoth en Budbox;

Zakken potgrond gemengd met perliet (per zak van 50 liter) van het merk Supreme;

Mapito (mengsel van steenwol- en polyurethaanvlokken; per 240 liter);

Bestrijdingsmiddelen van de merken BAC en A.R.T.S.;

Groeimiddel van de merken Aptus, Bio Nova, Atami/B’cuzz, Canna, Bio-G, Plagron, Hesi, Ferro, Superthrive en Bio Green;

(Steenwol)substraten van de merken Bio Nova, Plagron en Hy-Pro;

Stekbakken (voor 480 stekken) van het merk Cutilene;

Steenwollen stekblokjes (per 77) van het merk Cutilene;

Steenwollen stekblokjes (per 348 stuks) van het merk Grodan;

Osmose- en PH-meter van de merken Adwa en EUtech;

Thermo- en hygrometer;

Watervaten van 500, 300, 250, 200 en 100 liter van het merk Aquaking;

Waterslang;

Maatbeker (5 liter);

Dompelpomp van het merk Aquaking;

Circulatiepomp van het merk Aquaking;

Koolstofdioxide-generatoren;

Koolstofdioxide-controller van het merk DimLux;

CO2-tabs van het merk No Mercy;

Bloempotten;

Vijverfolie;

Steungaas;

Bamboestokken (per 500 stuks);

Isolerende folie;

Hete lucht-kachels;

Electrische Tumble Trimmer (scheiden van toppen en bladeren);

Droogrek;

Strijkzakken;

Hobbytas (zwart 120 bij 60 centimeter);

Weegschaal
Op basis van opgedane kennis en ervaring in mijn functie als opsporingsambtenaar, weet ik dat de bovengenoemde producten en merken vaak deel uitmaken van assortimenten van growshops en vaak worden aangetroffen in hennepkwekerijen. De hoeveelheden die blijkens de verkoopfacturen regelmatig aan individuele afnemers worden verkocht wijzen op grootschalig gebruik.
Opvallend is tevens dat een paar keer een reeks van facturen met dezelfde factuurdatum voorkomt, met op alle facturen hetzelfde product voor verschillende aantallen.
De bovenstaande producten zijn blijkens de inkoopfacturen besteld door [bedrijf 1] , [adres 3] bij onder meer de groothandels [groothandel 1] , [groothandel 2] . [groothandel 1] en diens feitelijk leidinggevende zijn begin 2017 veroordeeld voor overtreding van artikel 11a Opiumwet.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. De raadsman heeft daartoe
– op gronden als vermeld in de pleitnota – aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de bestemming van de aangetroffen stoffen en voorwerpen grootschalige of
beroeps-/bedrijfsmatige hennepteelt was en evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte het oog had op een bepaalde strafbare bestemming.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat artikel 11a van de Opiumwet degene strafbaar stelt die (onder meer) voorhanden heeft stoffen of voorwerpen of gegevens, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn voor het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf (als bedoeld in artikel 11, derde lid, Opiumwet), dan wel voor het telen van een grote hoeveelheid hennep (als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, Opiumwet). Voor een bewezenverklaring van de bestemming als bedoeld in artikel 11a Opiumwet is vereist dat de gedragingen strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van hennepteelt, waarbij het uiteindelijke doel ten behoeve waarvan de handeling wordt verricht van belang is.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat de politie op 26 juni 2017 in een bedrijfspand in [adres 2] en in een garage in Roosendaal een grote hoeveelheid verschillende aan hennepteelt gerelateerde stoffen en voorwerpen heeft aangetroffen. Blijkens de in het bedrijfspand aangetroffen administratie werden voornoemd bedrijfspand en garage beide door de eenmanszaak van de verdachte, [bedrijf 1] , gehuurd.
Voorhanden hebben
Het hof stelt voorop dat van de eigenaar van een eenmansbedrijf, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van hetgeen zich in zijn bedrijf afspeelt en welke goederen het bedrijf voorradig heeft.
Voorts is het hof op grond van vorenstaande bewijsmiddelen gebleken dat de verdachte op 26 juni 2017 aanwezig was in het bedrijfspand in [adres 2] .
Gelet op het vorenstaande, en bij gebrek aan een aannemelijke andersluidende verklaring, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 26 juni 2017 in de onmiddellijke nabijheid was van de tenlastegelegde stoffen en voorwerpen op het adres [adres 2] , hij erover kon beschikken en hij bovendien zich bewust was van de aanwezigheid van deze goederen. Eveneens kon verdachte beschikken over en was hij zich bewust van de stoffen en voorwerpen die zijn aangetroffen in de door zijn eenmanszaak gehuurde garage in Roosendaal, waarvan de sleutel bij de doorzoeking op het adres [adres 2] werd aangetroffen. Hiermee is wettig en overtuigend komen vast te staan dat de verdachte de tenlastegelegde goederen voorhanden heeft gehad.
Bestemming stoffen en voorwerpen
De aangetroffen stoffen en voorwerpen zijn naar het oordeel van het hof vanwege hun aard en/of functie bestemd voor grootschalige hennepteelt en/of bedrijfsmatig gebruik onder professioneel gecreëerde omstandigheden ter bevordering van een optimale oogst en een optimale financiële opbrengst van de hennepkwekerijen, dus op verkoop van oogst.
De door de politie aangetroffen stoffen en voorwerpen worden door het hof, gelet op de hiervoor specifiek genoemde aangetroffen stoffen en voorwerpen, voorts beoordeeld als een gezamenlijkheid van goederen die wijst op een gerichtheid op en daarmee op een bestemming tot bedrijfsmatige hennepteelt. Het hof wordt in dit oordeel gesterkt door de verkoopfacturen die zijn aangetroffen in de administratie van de eenmanszaak van de verdachte. Zo maken de producten en merken van de verkochte goederen vaak deel uit van assortimenten van growshops en worden deze vaak aangetroffen in hennepkwekerijen. Bovendien wijzen de hoeveelheden die blijkens de verkoopfacturen regelmatig aan individuele afnemers zijn verkocht, op grootschalig gebruik. Dat een aantal van de in het pand aangetroffen voorwerpen afzonderlijk ook kunnen zijn bestemd voor de teelt van andere gewassen of anderszins voor luchtbehandeling kunnen worden gebruikt en dat een deel van deze voorwerpen ook verkrijgbaar zou zijn bij bijvoorbeeld winkels voor tuinonderhoud, doet aan het voorgaande niet af. Evenmin staat het enkele feit dat de aangetroffen goederen reeds zijn vernietigd een bewezenverklaring in de weg. Op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen is voor het hof genoegzaam komen vast te staan dat de goederen geschikt waren voor de bedrijfsmatige teelt.
Het standpunt van de raadsman dat de administratie van het bedrijf van de verdachte slechts minimaal is bekeken, vindt zijn weerlegging in het proces-verbaal van bevindingen onderzoek administratie [bedrijf 1] , d.d. 10 juli 2017. Dat eventuele kopers niet zijn nagetrokken, vloeit rechtstreeks voort uit het feit dat de verkoopfacturen – op één
na – niet op naam waren gesteld, hetgeen nader onderzoek onmogelijk maakt.
Criminele intentie
Dat de verdachte op zijn minst genomen ernstige reden had om te vermoeden dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen bestemd waren voor bedrijfsmatige hennepteelt staat naar het oordeel van het hof buiten kijf. Het hof wijst in dit verband allereerst op de hoeveelheid en de aard van de voorwerpen die de verdachte voorhanden had, welke voorwerpen bestemd zijn voor de hennepteelt, en meer in het bijzonder op het feit dat de verkoopfacturen – op één factuur na – niet op naam van de koper stonden en de facturen contant werden voldaan. Bovendien heeft de verdachte op geen enkel moment in de procedure een verklaring willen afleggen over diens intenties met betrekking tot de aangetroffen stoffen en voorwerpen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen het voorhanden hebben van alle in de tenlastelegging genoemde stoffen en voorwerpen bestemd voor bedrijfsmatige hennepteelt, terwijl verdachte ernstige redenen had te vermoeden dat die voorwerpen bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en (tijds)verband beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op 26 juni 2017 te Oud-Gastel en Roosendaal,
in een bedrijfspand aan de [adres 2] stoffen en/of voorwerpen, te weten:

2 assimilatielampen;

1 transformator;

52 koppelstukken;

5 kachels;

336 voedingsbodems;

3 flexibele buizen;

1653 bloempotten;

235 à 50 liter potgrond
en
in een garage aan het [adres 3] stoffen en/of voorwerpen, te weten:

72 plantenbakken;

51 armaturen;

243 assimilatielampen;

42 led lampen;

3 elektriciteitssnoeren;

2 schakelborden;

20 led apparatuur;

54 stekbakken;

49 transformators;

4 potgrond;

6 koppelstukken;

10 koolstoffilters;

3 rollen sproeislang;

1 doos sealbags;

7 slakkenhuizen;

3 ventilatoren;

3 kabels;

12 kweekbakken;

CO2-booster/hotbox;

1 kachel;

26 afzuigslangen;

2 temperatuurventilatieregelaars;

1 water-beluchting- en dompelpomp;

350 groeimiddelen;

1 hygro-ph/ec en thermometer;

5 knipbenodigdheden;

3 vijverfolie
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde lid van de Opiumwet, te weten:

het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, ernstige reden had te vermoeden dat die stoffen en/of voorwerpen bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
stoffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van – kort weergegeven – het medeplegen van voorbereidingshandelingen hennepteelt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof ter zake van een gelijke bewezenverklaring als de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De verdediging heeft het hof verzocht te volstaan met de oplegging van een (forse) taakstraf.
Het hof overweegt het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof gelet op:
 de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
 de omstandigheid dat met het voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen zoals bewezenverklaard, de grootschalige en/of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt kan worden voorbereid of vergemakkelijkt.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op:
 de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een overtreding van de Opiumwet is veroordeeld;
 zijn overige persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het vorenstaande afwegende is het hof van oordeel dat de oplegging van een taakstraf voor de duur 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren het meest passend is bij de persoon van de verdachte en de ernst van en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan. Met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt het hof enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking te brengen en anderzijds de strafoplegging dienstbaar te maken aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat de redelijke termijn in onderhavige zaak is geschonden.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In beginsel heeft als redelijke termijn in hoger beroep te gelden 2 jaren na het instellen van appel. Nu door de verdachte op 27 maart 2018 appel is ingesteld en het hof meer dan 2 jaren later, te weten op 26 november 2020, in deze zaak uitspraak zal doen, is de redelijke termijn bij de behandeling in hoger beroep geschonden en wel met een periode van circa 8 maanden.
Zonder schending van de redelijke termijn zou zoals hiervoor vermeld een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal het hof volstaan met de oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
Beslag
Van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 11a van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
 diverse administratie
(goednrs. ZBRAA17030_399939/_399940/_399942/_399943/_399944);
 twee laptops (goednrs. ZBRAA17030_399941/_399946).
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. E.G.M. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 26 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.G.M. Smit is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.