ECLI:NL:GHSHE:2020:4176

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
20-000819-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden onder invloed en rijden met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1987, was eerder veroordeeld voor rijden onder invloed en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld, waarbij de advocaat-generaal een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren heeft gevorderd. Het hof heeft echter besloten het eerdere vonnis te vernietigen en de verdachte opnieuw te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte was op 24 juni 2015 als bestuurder van een voertuig aangetroffen met een alcoholgehalte van 260 microgram per liter uitgeademde lucht, wat boven de wettelijke limiet ligt. Daarnaast was zijn rijbewijs ongeldig verklaard. Het hof heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. De beslissing is gegrond op de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn van artikel 6 EVRM is geschonden, maar heeft dit niet verder bestraft omdat de opgelegde straf voorwaardelijk is.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000819-19
Uitspraak : 19 november 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 8 maart 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 96-227595-15 en 96-149238-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
postadres: [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte – onder vernietiging van de eerder opgelegde strafbeschikking – veroordeeld voor, kort gezegd, rijden onder invloed (parketnummer 96-227595-15) en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs (parketnummer 96-149238-18) tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten zal veroordelen tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft:
  • bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder parketnummer 96-227595-15 tenlastegelegde;
  • zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 96-149238-18 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, maar betoogd dat verdachte daarvoor met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
96/227595-15
hij, op of omstreeks 24 juni 2015, te Teteringen, gemeente Breda, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 260 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
96/149238-18
hij op of omstreeks 26 juli 2018 te Breda terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Moerlaken, als bestuurder een motorrijtuig, (bedrijfsauto (bestelauto)), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de parketnummers 96/227595-15 en 96/149238-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
96/227595-15
hij op 24 juni 2015 te Teteringen, gemeente Breda, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 260 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
96/149238-18
hij op 26 juli 2018 te Breda terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Moerlaken, als bestuurder een motorrijtuig, (bedrijfsauto (bestelauto)), van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het onder de parketnummers 96/227595-15 en 96/149238-18 bewezenverklaarde heeft begaan.

Ten aanzien van het onder 96/227595-15 bewezenverklaarde

1. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] , agent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Baronie, Basisteam Markdal, opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juni 2015, genummerd PL2000-2015160521-2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Op woensdag 24 juni 2015 was ik, [verbalisant 1] , belast met de taak van incidentenafhandeling voor het gebied Oosterhout en Teteringen, District De Baronie, Eenheid Zeeland West Brabant. Ik deed dienst met collega [verbalisant 2] . Wij waren beiden in politie-uniform gekleed en reden in een opvallend surveillancevoertuig.
Omstreeks 04:30 uur reed ik, [verbalisant 1] , als bestuurder van het surveillancevoertuig, op de Oosterhoutseweg te Teteringen
(het hof begrijpt: in de gemeente Breda)in de richting van Breda. Ter hoogte van de Jumbo Supermarkt zag ik een witte Volkswagen Golf tegemoet komen. Ik zag dat het kenteken van de witte Volkswagen Golf 73-JR-JT was. Ik zag dat de Golf een verhoogde snelheid had. Ik zag een man achter het stuur zitten. Ik zag dat hij een grijs shirt aanhad en ik zag dat het een man van rond de 30 jaar was. Ik zag dat hij een zwarte baard had en ik zag dat hij zwarte haren had. Ik zag een man als bijrijder op de passagiersstoel zitten.
Ik vroeg aan mijn collega [verbalisant 2] of hij het genoemde kenteken wilde nakijken in de politiesystemen. Hierop heb ik het surveillancevoertuig gekeerd en ben ik achter de witte Volkswagen Golf aangereden. Ik zag dat de witte Volkswagen Golf van mij wegreed en ik zag dat de Golf na een paar honderd meter een ventweg in sloeg aan de rechterkant van de Oosterhoutseweg. Ik kon hierdoor de witte Volkswagen Golf niet meer zien. Na enkele seconden kwam ik aan bij de ventweg. Ik zag dat deze weg de Boterakker heette. Ik zag de witte Golf op een oprit bij een woning staan. Ik zag dat er niemand meer in de auto zat. Ik hoorde hierop mijn collega [verbalisant 2] zeggen dat de auto op naam staat van een persoon uit Helmond en dat vorig jaar een persoon genaamd [verdachte] in die auto staande gehouden was.
Hierop kwamen er meerdere eenheden ter plaatse die uitkeken naar de personen. Ik beschreef de bestuurder als een jonge man van rond de 30 jaar met een grijs T-shirt en een zwarte baard. Ik hoorde enige tijd later dat collega [verbalisant 3] drie personen staande had een paar honderd meter verderop op de Oosterhoutseweg te Teteringen. Ik hoorde dat een van hen een grijs shirt aanhad en dat hij een zwarte baard had.
Ik hoorde van collega [verbalisant 2] dat collega [verbalisant 3] de man met het grijze shirt had gevraagd naar zijn legitimatie. Ik hoorde dat dit ene [verdachte] was. Ik hoorde dat collega [verbalisant 4] de autosleutel van [verdachte] kreeg.
Ik zag dat collega [verbalisant 5] met de sleutel naar de witte Golf reed en ik zag dat de auto open ging met de sleutel. Ik liep hierop naar [verdachte] en ik herkende hem als zijnde de bestuurder van de witte Golf. Ik deelde hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht was. Ik vroeg hem hierop wat dit voor actie van hen was. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Ik heb de auto geparkeerd en wij zijn gaan 1open." Ik zag dat [verdachte] rode bloed doorlopen ogen had. Ik heb hem hierop gevraagd medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek voor uitgeademde lucht. Ik hoorde dat hij hiermee akkoord ging. Nadat hij succesvol het voorlopig onderzoek naar uitgeademde lucht had uitgevoerd zag ik op het scherm van de Dräger dat er een A van aanhouden kwam te staan. Dit hield in dat er alcohol was aangetroffen in de uitgeademde lucht van [verdachte] . Ik deelde hem hierop mede dat hij mee moest naar het bureau voor een uitgebreid onderzoek naar uitgeademde lucht.
Hierop zijn wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , naar bureau Mijkenbroek te Breda gereden. Na de minimale wachttijd van 21 minuten hebben wij [verdachte] onderworpen aan een blaastest. De uitslag van deze test was een gemiddelde van 260 UG/L.

2. Een schriftelijk bescheid, te weten de resultaten van een Dräger alcotest 7110 MKIII NL, voor zover inhoudende:

Datum start: 24-06-2015
Starttijd: 05:23
Verdachte:
Naam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
(het hof begrijpt: [verdachte] )
Geboortedatum: [geboortedag] .87
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Ademonderzoekresultaat: 260 ug/l

3. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 5 november 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik zat op 24 juni 2015 in de witte Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] Wij reden op de Oosterhoutseweg richting Oosterhout. Ik zag een politieauto. Toen ik door de politie werd staande gehouden, had ik de autosleutel van deze auto in mijn zak. Ik was toen 27 jaar oud. De twee andere inzittenden waren rond de 20 jaar oud. Ik droeg een grijs T-shirt. De andere twee hadden donkere kleding aan. We hadden alle drie een baard. De Volkswagen Golf was van een vriendin van mij. Ik had deze in beheer. Het klopt dat ik toen alcoholhoudende drank had gedronken.

Ten aanzien van het onder 96/149238-18 bewezenverklaarde

4. De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 5 november 2020;
5. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , beiden hoofdagent van Politie Zeeland-West-Brabant, district Midden- en West-Brabant, opgemaakt ZSM artikel 9 WVW1994 proces-verbaal, genummerd en gesloten op 26 juli 2018, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten;
6. Een schriftelijk bescheid, te weten het resultaat van een bevraging NL-RDW, gedateerd 26-07-2018, voor zover inhoudende dat het rijbewijs van de categorie B van verdachte vanaf 16 juni 2017 ongeldig is.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het onder de parketnummers 96/227595-15 en 96/149238-18 bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting vrijspraak van het onder parketnummer 96/227595-15 tenlastegelegde bepleit nu volgens de verdediging:
- het, onder de door de verdediging naar voren gebrachte omstandigheden, feitelijk onmogelijk is dat verbalisant [verbalisant 1] op de Oosterhoutseweg in zeer beperkte tijd alle kenmerken van de Volkswagen Golf én van de bestuurder van deze auto heeft kunnen waarnemen;
- de verdachte ontkent de bestuurder van de Volkswagen Golf te zijn en zowel door hem als door twee ter terechtzitting in eerste aanleg gehoorde getuigen een alternatief scenario naar voren is gebracht, te weten dat niet de verdachte, maar een andere inzittende de auto heeft bestuurd en de verdachte deze bestuurder in bescherming wilde nemen.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Het hof stelt voorop dat opsporingsambtenaren worden getraind om details goed te kunnen waarnemen en daarvan correct verslag te doen in op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Verbalisant [verbalisant 1] relateert in zijn ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 24 juni 2015 hoe hij, als bestuurder van een politievoertuig rijdende over de Oosterhoutseweg, een witte Volkswagen Golf tegemoet zag komen. Vervolgens nam hij het kenteken van deze auto waar en daarna ook verschillende kenmerken van de bestuurder: een man met een grijs shirt van rond de 30 jaar oud met een zwarte baard en zwarte haren. Anders dan de verdediging acht het hof het niet onaannemelijk dat de verbalisant onder de gegeven omstandigheden deze waarnemingen heeft kunnen doen.
De waarneming van verbalisant [verbalisant 1] is weliswaar gedaan tijdens de nachtelijke uren, doch dat dit was binnen de bebouwde kom van Teteringen, terwijl, zoals verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ook heeft beaamd, de rijbanen aldaar werden verlicht door middel van lantaarnpalen. Bovendien heeft verdachte ook zelf de politiewagen en de inzittenden daarvan waargenomen. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep immers verklaard dat hij zag dat de bijrijder in de surveillancewagen de andere kant (het hof begrijpt naar rechts) opkeek.
Naar het oordeel van het hof is er ook overigens geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van het door de verbalisant op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen. Het hof neemt hierbij het volgende in aanmerking.
Na de constateringen van verbalisant [verbalisant 1] zijn door een andere verbalisant drie mannen staande gehouden, waarvan er één – de verdachte – voldeed aan het door [verbalisant 1] gegeven signalement (man met grijs shirt, zwarte baard, rond de 30 jaar oud). Daarbij is nog van belang dat:
  • de verdachte bij zijn staandehouding de autosleutel van de Volkswagen Golf bij zich droeg;
  • verbalisant [verbalisant 1] de verdachte na zijn staandehouding heeft herkend als de bestuurder van de Volkswagen Golf;
  • de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij de Volkswagen Golf in zijn beheer had;
  • de verdachte al eens eerder in de Volkswagen Golf door de politie staande was gehouden,
  • en hij ten tijde van de staande houding 27 jaar oud was, terwijl de twee personen die met de verdachte werden staande gehouden rond de 20 jaar oud waren, en dus in zoverre niet voldoen aan het signalement van de bestuurder.
Hoewel ook het hof is opgevallen dat verbalisant [verbalisant 1] relateert dat de verdachte, nadat hem de cautie was gegeven, zou hebben verklaard dat hij de auto had geparkeerd
(het hof begrijpt: en dus heeft bestuurd), terwijl het proces-verbaal 8 WVW1994 als verklaring van de verdachte inhoudt dat hij niet achter het stuur heeft gezeten en niet heeft gereden, staat deze op het oog innerlijke tegenstrijdigheid naar het oordeel niet in de weg aan de juistheid en betrouwbaarheid van het relaas van verbalisant [verbalisant 1] . Dat een verdachte bij zijn staande houding een opmerking maakt die voor hem belastend is, sluit immers niet uit dat deze verdachte bij een later verhoor, na een ademanalyse te hebben afgelegd met een voor hem ongunstige uitslag, een ontkennende verklaring aflegt.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden – in onderling verband en samenhang bezien – kan het naar het oordeel van het hof het niet anders zijn dan dat de verdachte – en niet één van de twee andere inzittenden – op 24 juni 2015 de bestuurder was van de witte Volkswagen Golf. Het door en namens de verdachte gevoerde verweer, strekkende tot vrijspraak van het onder parketnummer 96/227595-15 tenlastegelegde, wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 96-227595-15 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (260 microgram).
Het in de zaak met parketnummer 96-149238-18 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich in de eerste plaats schuldig gemaakt aan – kort gezegd – rijden onder invloed. Het hof rekent de verdachte aan dat hij op deze wijze de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. Daarnaast heeft de verdachte een auto bestuurd terwijl op dat moment zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het negeren van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
Het hof zoekt bij het bepalen van de op te leggen straf aansluiting bij de binnen de rechterlijke macht ontwikkelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Het oriëntatiepunt voor het besturen van een auto met een ongeldig verklaard rijbewijs is een gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Voor het rijden onder invloed met een alcoholgehalte van 260 microgram per liter uitgeademde lucht gaan de oriëntatiepunten uit van een geldboete van
€ 300,--.
Het hof houdt ten gunste van de verdachte rekening met de omstandigheden dat de verdachte, blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 augustus 2020, ten tijde van de respectievelijke bewezenverklaarde feiten nog niet eerder onherroepelijk was veroordeeld voor soortgelijke misdrijven en dat sinds het begaan van het eerste feit inmiddels geruime tijd is verstreken. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof in deze omstandigheden geen aanleiding om te komen een andere strafmodaliteit dan een vrijheidsstraf. Wel ziet het hof hierin aanleiding om deze vrijheidsstraf geheel voorwaardelijk op te leggen.
Alles overziende acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof heeft nog geconstateerd dat in eerste aanleg de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, is geschonden. Nu het hof aan de verdachte een geheel voorwaardelijke straf oplegt, volstaat het hof met een constatering van die schending.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-227595-15 en in de zaak met parketnummer 96-149238-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 96-227595-15 en het in de zaak met parketnummer 96-149238-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 19 november 2015 onder CJIB-nummer 7132 5420 0237 6145.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Nieuwendijk, griffier,
en op 19 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H. Nieuwendijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.