ECLI:NL:GHSHE:2020:4162

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
20-000328-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant inzake diefstal van twee oldtimers

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 3 februari 2020 was veroordeeld voor diefstal van twee personenauto’s, te weten oldtimers van het merk Mercedes-Benz. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 4 maanden opgelegd en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De verdachte heeft op 5 februari 2020 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

In het hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, heeft gevorderd. De verdediging heeft verzocht om de opgelegde straf om te zetten in een voorwaardelijke gevangenisstraf, onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die recentelijk een eigen bedrijf had opgericht.

Het hof heeft het beroep in zijn geheel behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van twee oldtimers op geraffineerde wijze. Het hof heeft de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking genomen en heeft geoordeeld dat een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, passend is. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000328-20
Uitspraak : 28 oktober 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 3 februari 2020 in de strafzaak met parketnummer 01-117678-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te 's- [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van – kort weergegeven – diefstal, tezamen en in vereniging met een ander, van twee personenauto’s met inhoud. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Daarnaast heeft de politierechter de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Voorts heeft de politierechter bepaald dat de benadeelde partij [benadeelde] en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Namens de verdachte is op 5 februari 2020 tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
In eerste aanleg heeft de politierechter de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. In hoger beroep heeft de benadeelde partij [benadeelde] zich niet opnieuw gevoegd in de strafprocedure. Derhalve is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Ten aanzien van de vraag of het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. De verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de strafoplegging en met verbetering en aanvulling van de bewijsvoering. Gelet op de andersluidende strafbeslissing, vervangt het hof de strafmotivering en de toepasselijke wetsartikelen.
Verbetering en aanvulling van de bewijsvoering
Verbetering:
Op pagina 5 bovenaan van het uitgewerkt proces-verbaal, waarin het aantekening mondeling vonnis is opgenomen, en op pagina 37 van het procesdossier staat opgenomen dat de verbalisant op de camerabeelden heeft gezien dat:
man 2 als bijrijder in de Mercedes plaats nam. Gelet op de inhoud van het procesdossier, waaronder de verklaring van de verdachte [verdachte] bij de politie en in hoger beroep, concludeert het hof dat hier moet staan dat:
man 1 [verdachte [verdachte] ] als bijrijder in de Mercedes plaats nam.
Aanvulling:
Het hof vult de bewijsvoering aan met de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
U, voorzitter, bespreekt met mij de diefstal van de eerste Mercedes-Benz, type 500 SL, kleur zwart, op 24 juni 2018 uit de parkeergarage Wolvenhoek te ’s-Hertogenbosch. Wij, [medeverdachte] en ik, waren daar gekomen met de Volkswagen Golf, met kenteken [kenteken] . U, voorzitter, houdt mij voor dat de politie heeft opgeschreven dat de Volkswagen Golf werd bestuurd door [partner verdachte] , die op hetzelfde adres woont als ik. Ik zeg daarop dat dat klopt. [partner verdachte] is mijn partner.
Ik was degene die een donker vest droeg met een dubbele witte streep op de mouwen. Ik heb die auto samen met [medeverdachte] meegenomen. Het was een oldtimer. U, voorzitter, toont mij een foto van de persoon die achter het stuur zat van deze Mercedes Benz, type 500 SL. Dat moet ik zijn.
U bespreekt met mij de diefstal van de tweede Mercedes-Benz, type 500 SL, kleur grijs, op 24 juni 2018 uit de parkeergarage Wolvenhoek te ’s-Hertogenbosch. U bespreekt met mij de handelingen die de politie heeft waargenomen als handelingen die door “man 1” zijn gepleegd ten aanzien van die auto, een man met een donker vest met dubbele witte streep op de mouwen. Dat ben ik en ik heb die handelingen gepleegd. De man die door de politie “man 2” is genoemd was [medeverdachte] . Ik heb ook die auto samen met [medeverdachte] meegenomen. Het was een oldtimer.
U houdt mij voor dat de waarde van de grijze Mercedes Benz 500 SL, zijnde de tweede Mercedes die is meegenomen, uitgaande van de vordering benadeelde partij van de aangever rond de € 60.000,00 lag en dat door de verzekering aan deze aangever een bedrag van € 59.200,00 is vergoed. U houdt mij voor dat de waarde van de zwarte Mercedes niet is vermeld in het dossier, maar dat u met een eenvoudige zoekslag op internet met de zoekwoorden “Mercedes Benz 500 CL, bouwjaar 1985 (overeenkomend met het bouwjaar van de auto, zie kentekencheck.nl)” op een oldtimer-site terecht kwam en dat een vraagprijs van ongeveer € 50.000,00 voor een dergelijke auto daarop is terug te vinden. Ik antwoord daarop dat dat op zich wel kan kloppen, als er verder niets aan de auto mankeert. We hebben de auto’s naar het kamp gereden.
U vraagt mij naar mijn eerdere criminele activiteiten en naar [medeverdachte] . Ik heb in het verleden veel gestolen, waaronder ook samen met [medeverdachte] .
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft verzocht dat het hof de opgelegde gevangenisstraf van vier maanden, wat op zich “geen slecht vonnis is”, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zal omzetten in een gevangenisstraf met een (groot) voorwaardelijk gedeelte, al dan niet gecombineerd met een taakstraf. De verdediging heeft daartoe – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. De verdachte heeft direct openheid van zaken gegeven. Op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] heeft hij de auto’s meegenomen. De verdachte heeft gebroken met zijn verleden en heeft zijn leven gebeterd. Zo heeft hij recentelijk een eigen bedrijf opgericht en verdient hij voor het eerst legaal zijn inkomen. Indien de verdachte zal worden veroordeeld tot een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf, dan zal hij zijn eigen bedrijf, woning en vrouw kwijtraken, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan diefstal van twee oldtimers en hun lading. Op 24 juni 2018 om 16.03 uur zijn twee oldtimers, merk Mercedes-Benz, de parkeergarage De Wolvenhoek te ‘s-Hertogenbosch binnengereden. De ene oldtimer stond geparkeerd op de vierde verdieping en de andere oldtimer op de zesde verdieping. Binnen anderhalf uur nadat de oldtimers de parkeergarage zijn binnengereden, hebben medeverdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] deze auto’s – zeer kort achter elkaar – gestolen en uit de parkeergarage gereden. Daarmee hebben zij op geraffineerde wijze twee waardevolle auto’s gestolen. Ook hebben zij geen enkel respect getoond voor de eigendommen van een ander en hebben zij schade en hinder veroorzaakt. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Bij de op te leggen straf heeft het hof voorts ten nadele van de verdachte rekening gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 augustus 2020. Hieruit blijkt dat de verdachte meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van (gekwalificeerde) diefstallen. Kennelijk hebben deze eerdere veroordelingen de verdachte er niet van weerhouden wederom te recidiveren. Voorts heeft het hof acht geslagen op de veroordeling d.d. 4 maart 2015 (parketnummer 02-274935-14) waarbij de verdachte ter zake van een soortgelijk feit is veroordeeld tot onder andere een taakstraf en die taakstraf is verricht. Het zogenoemde taakstrafverbod ex artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht is dan ook van toepassing.
Als uitgangspunt voor de bepaling van de aan de verdachte op te leggen straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Volgens voormelde oriëntatiepunten is voor diefstal van een auto waarbij er sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden een passend te beschouwen straf. Voormeld oriëntatiepunt heeft betrekking op de diefstal van één auto, maar in dit geval gaat het om de diefstal van twee auto’s, en dan zijn het ook nog oldtimers met een aanzienlijke waarde. Dan is er voorts nog geen rekening gehouden met het feit dat de verdachte de diefstallen samen met een ander heeft gepleegd en dat ook nog een aantal voorwerpen is gestolen die zich in de auto’s bevonden. Daar komt ook nog bij dat de verdachte het bewezenverklaarde tezamen en in vereniging met een ander - op geraffineerde wijze - heeft gepleegd.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf of de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf maar dat een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend is. Vanwege de persoonlijke omstandigheden voor zover daarvan ter terechtzitting zijn gebleken en omdat het hof het raadzaam acht de strafoplegging dienstbaar te maken om nieuwe strafbare feiten te voorkomen, zal het hof bepalen dat een gedeelte van voormelde gevangenisstraf voorwaardelijk zal zijn.
De strafoplegging zoals die door de verdediging is bepleit doet geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de (veelvuldige) recidive van de verdachte.
Alles overziend, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. D.A.E.M. Hulskes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.A.J. van de Kamp, griffier,
en op 28 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.