6.1.Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken het volgende vast.
Op basis van een door [appellant] aanvaarde offerte van DPB hebben partijen een aannemingsovereenkomst gesloten, die voor DPB de verplichting meebracht om een betonvloer te storten rondom de woning van [appellant] , en voor [appellant] de verplichting om daarvoor € 15.470,39 te betalen.
De laatste factuur van DPB, ten bedrage van € 7.743,69, heeft [appellant] ondanks sommatie niet betaald omdat hij klachten heeft over de kwaliteit van het materiaal en de uitgevoerde werkzaamheden van DPB.
[Advies & Expertise] Advies & Expertise (verder: [Advies & Expertise] ) heeft op verzoek van [appellant] een expertiserapport uitgebracht. Hierin stelt hij negen gebreken in het werk van DPB vast, waarvan hij de herstelkosten op € 5.808 begroot. Bij het onderzoek door [Advies & Expertise] is de heer [medewerker van DPB] van DPB aanwezig geweest.
Bij brief van 23 maart 2017 aan DPB heeft de gemachtigde van [appellant] het rapport van [Advies & Expertise] toegezonden en heeft zij onder andere geschreven:
“Om de kwestie echter minnelijk op te lossen is cliënt bereid om u nog éénmaal de gelegenheid te geven om voor deugdelijk en structureel herstel (conform expertiserapport) zorg te dragen (…). Nadat herstel heeft plaatsgevonden zal de expert, van [Advies & Expertise] , een eindcontrole doen waarbij beide partijen zich dienen te conformeren aan de uitspraak van de expert. Pas zodra de expert aangeeft dat de herstelwerkzaamheden deugdelijk en structureel zijn uitgevoerd zal cliënt overgaan tot betaling van de nog openstaande som.
”
DPB heeft in de week van 24 juli 2017 herstelwerkzaamheden uitgevoerd.
[Advies & Expertise] heeft deze gecontroleerd op 8 augustus 2017 en in zijn rapport van eindoplevering geconcludeerd:
“De Decoprint vloer is mijns inziens conform hersteld, er zijn geen op- en/of aanmerkingen, daarbij blijft het aangebracht handwerk. Echter was [appellant] niet voor reden vatbaar en keurde wederom de algehele vloer af, hetgeen in deze casus onterecht is.”