In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor opzetheling van navigatiesystemen. De verdachte, geboren in 1970 en wonende te [adres verdachte], was eerder door de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voor het verwerven van een groot aantal (592) TomTom-navigatiesystemen en houders. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. De verdediging heeft echter integrale vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat de goederen van misdrijf afkomstig waren.
Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling. Het hof oordeelt dat de verdachte, gezien de omstandigheden waaronder hij de goederen verwierf, onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de goederen. De verdachte had een bijzondere onderzoeksplicht, gezien de grote hoeveelheid goederen en het feit dat hij deze ontving van een persoon die hij niet goed kende. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd, maar de verdachte wel schuldig bevonden aan schuldheling en hem een taakstraf van 40 uren opgelegd, gelijk aan de eerdere straf.
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 417bis van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De uitspraak is gedaan op 31 december 2020.