Uitspraak
11.Het verdere geding in hoger beroep:
12.De verdere beoordeling
Antwoord op vraag 1
naar algemene maatstaven (zijn) gemoeid met het schadeherstel uitgaande van het”Toezichtrapport 2014. Om diezelfde reden kan [geïntimeerde] ook niet worden gevolgd in haar verwijt dat de deskundige zich daartoe in het kader van zijn onderzoek had moeten verstaan met [Adviesbureau] . Een dergelijk contact met [Adviesbureau] lag niet zonder meer binnen het kader of de reikwijdte van de aan de deskundige gegeven opdracht en voorgelegde vragen, terwijl de deskundige binnen de grenzen van zijn opdracht en (des)kundigheid bovendien de nodige vrijheid heeft om onderzoek te verrichten op de wijze die hem zelf het beste voorkomt.
voor verrekening in aanmerking komt” (bestreden vonnis rov. 4.12) met het in reconventie door [appellante] gefactureerde bedrag van € 17.944,04. Gezien dat onbestreden oordeel komt het hof tot de slotsom dat de in conventie toewijsbare hoofdsom van € 6.251,-- nu in mindering moet komen op de in reconventie toewijsbare € 17.944,04. Het hof zal daarom het bestreden eindvonnis vernietigen, de vordering in reconventie van [appellante] toewijzen tot de na verrekening resterende hoofdsom van € 11.693,04 en de vordering in conventie van [geïntimeerde] (alsnog) afwijzen. In het licht van dat onbestreden oordeel zal het hof de door [appellante] gevorderde wettelijke handelsrente toewijzen over (de op 29 september 2014 gefactureerde (€ 7.330,73 + € 4.510,81 - € 11.693,04 =) € 148,50 vanaf 14 oktober 2014 (als dag na de uiterste betaaldata) en de over de op 11 november 2014 gefactureerde