De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - kort samengevat - het volgende aan.
In de eerste plaats wijst de moeder erop dat het verzoekschrift van de raad niet voldoet aan de vereisten die de wet en/of het procesreglement daaraan stelt. Daartoe voert zij aan dat er door de raad geen BRP-uittreksel dan wel een afschrift van [minderjarige] ’s geboorteakte is aangeleverd. De moeder meent dat de raad reeds gelet daarop niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard in zijn verzoek in eerste aanleg.
Volgens de moeder is het ook niet in het belang van [minderjarige] dat er niet is voldaan aan de regels van het goede procesrecht, waarbij de moeder aansluiting zoekt bij het Verdrag inzake de rechten van het Kind (IVRK). De raad heeft verder in strijd met artikel 278 Wetboek van Rechtsvordering (Rv) gehandeld, omdat niet duidelijk is op welke gronden de ondertoezichtstelling voor de maximale termijn zou moeten worden toegekend. Verder is er geen deugdelijk bewijs overgelegd voor de standpunten die de raad in het verzoek heeft opgenomen. Er wordt slechts verwezen naar het raadsrapport en er is verzuimd om te vermelden welk onderdeel van het raadsrapport relevant is voor de onderbouwing van welk feit. Daarbij komt dat de moeder haar twijfels heeft over de kwaliteit, objectiviteit, professionaliteit en integriteit van het rapport. Het verzoek van de raad had derhalve, reeds op grond van deze punten, niet toegekend mogen worden.
Daarnaast voert de moeder aan dat er niet is voldaan aan het vereiste van artikel 1:255 lid 1 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Niet is aangetoond dat één van de ouders de noodzakelijke hulp die nodig is voor het wegnemen van de bedreiging in [minderjarige] ’s ontwikkeling, niet zou accepteren.
De moeder meent dat slechts tot een ondertoezichtstelling kan worden overgegaan wanneer passende zorg niet wordt geaccepteerd. Dat de moeder niet heeft ingestemd met een traject zoals door aXnaga en /of de raad is voorgesteld, betekent echter niet dat zij niet zou instemmen met de noodzakelijke hulpverlening. Zij heeft al in eerste aanleg uitgelegd dat het door de raad voorgestelde traject dat zou moeten leiden tot een zelfstandige omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader, voor [minderjarige] niet de meest passende hulpverlening is. De moeder benadrukt ook dat zij niet kan worden gehouden om iedere vorm van hulpverlening te accepteren. Artikel 1:255 lid 1 BW spreekt immers slechts over
noodzakelijkezorg.
Door de raad is voorts niet gesteld dat de aangeboden hulp passend en noodzakelijk was.
De moeder had reeds medio juli 2019 en september 2019 passende hulp gevonden. Deze hulp is echter door de raad tegengehouden. Ook weigerde de vader zijn medewerking.
Dat [minderjarige] geruime tijd geen vorm van hulpverlening heeft ontvangen is eerder te wijten aan de bemoeienissen van de raad, dan aan de zogenaamde weigering van de moeder.
De ervaringen van de moeder met aXnaga zijn verder niet positief. De moeder voert aan dat zij, in tegenstelling tot de raad en aXnaga, in lijn met het bepaalde in artikel 3 IVRK heeft gehandeld door niet zonder meer akkoord te gaan met het zonder overleg gewijzigd doel van het hulpverleningstraject.
Het gedrag van de vader jegens [minderjarige] bestempelt de moeder als een vorm van psychische kindermishandeling en zij wijst erop dat op grond van artikel 19 IVRK ieder kind tegen zulk gedrag beschermd dient te worden.
De moeder is blij met de hulpverlening die onlangs is gestart voor [minderjarige] , nu deze zich aanpast aan [minderjarige] en [minderjarige] ’s gevoelens serieus neemt. Desondanks meent de moeder dat de ondertoezichtstelling moet eindigen omdat dit teveel stress oplevert voor [minderjarige] , het gevoel van dwang zou er af moeten voor [minderjarige] .
Dat de communicatie tussen de ouders niet naar behoren verloopt en voor verbetering vatbaar is betekent volgens de moeder niet dat er een ondertoezichtstelling uitgesproken dient te worden. Bovendien bestaan er andere middelen om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. Volgens de moeder zijn de ouders door het uitspreken van de ondertoezichtstelling nog verder van elkaar verwijderd geraakt en zijn de onderlinge verhoudingen verstard.
De moeder wijst het hof tot slot op de mogelijkheden van het Uniform Hulp aanbod (UHA); er zijn verschillende vormen, waaronder Kinderen uit de Knel (KuK) en nieuw ouderschap, waarbij de negatieve gevolge van echtscheidingen zo veel als mogelijk worden beperkt. Een dergelijk traject ligt volgens de moeder meer voor de hand.