ECLI:NL:GHSHE:2020:4004

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
200.262.489_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de geslachtsnaam en vaderschap in het kader van het Burgerlijk Wetboek

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de geslachtsnaam van de man, die verzocht om de wijziging van zijn geslachtsnaam te voorkomen. De man, die in eerste aanleg een beschikking had gekregen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, was van mening dat de wijziging van zijn geslachtsnaam in strijd was met zijn recht op eerbiediging van zijn privéleven en familie- en gezinsleven, zoals beschermd door artikel 8 van het EVRM. De man had zijn geslachtsnaam 'geslachtsnaam 1' gedurende zijn hele leven gedragen en was bekend onder deze naam in zijn sociale en zakelijke omgeving. Hij voerde aan dat een wijziging van zijn geslachtsnaam niet alleen zijn identiteit zou aantasten, maar ook een negatieve impact zou hebben op zijn kinderen, die dezelfde naam droegen. Het hof heeft de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de wetsgeschiedenis in overweging genomen. Het hof concludeerde dat de strikte toepassing van de wet in dit geval niet in overeenstemming was met de bescherming van de identiteit van de man en zijn recht op een privéleven. Het hof heeft daarom besloten dat de man zijn geslachtsnaam 'geslachtsnaam 1' kan behouden, ondanks de eerdere beschikking van de rechtbank. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, maar met de aanvulling dat het rechtsgevolg van de geslachtsnaamwijziging niet van toepassing is.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 24 december 2020
Zaaknummer: 200.262.489/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/349192 FA RK 18-4743
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M. El Allali.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
  • mevrouw [de moeder] , de moeder van de man,
  • de heer [de biologische vader] , de biologische vader van de man,
In de procedure is voorts gekend:
- de Advocaat-Generaal van het Ressortsparket,
hierna te noemen: de AG.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 12 april 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 juli 2019, heeft de man verzocht, uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair:
  • subsidiair:
o het verzoek van de man tot ontkenning van het vaderschap van de heer [betrokkene] ( [betrokkene] ) gegrond te verklaren;
o het vaderschap van [de biologische vader] ten aanzien van de man vast te stellen, waarbij de man de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam 1] ” zal behouden.
2.2.
Middels een referteverklaring, ingekomen ter griffie op 10 september 2019, heeft [de biologische vader] te kennen gegeven dat hij zich niet tegen het verzoek in hoger beroep verzet.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 november 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. El Allali;
  • de moeder.
[de biologische vader] en de AG zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, met bericht van afwezigheid, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V-formulier met brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 18 juli 2019;
  • de brief van de AG d.d. 5 augustus 2019;
  • de ter zitting overgelegde pleitaantekeningen van de advocaat van de man.
2.5.
Na de mondelinge behandeling is op verzoek van het hof nog ingekomen:
- het V-formulier met brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 14 december 2020. De bijlagen bevatten twee afzonderlijke verklaringen van [kind 1] en [kind 2] , zijnde de meerderjarige kinderen van de man, inhoudende dat zij ermee akkoord zijn dat de man de geslachtsnaam [geslachtsnaam 1] zal behouden en dat zij zelf ook deze geslachtsnaam wensen te behouden.

3.De beoordeling

3.1.
De man heeft in eerste aanleg, voor zover thans van belang, verzocht:
  • de ontkenning van het vaderschap van [betrokkene] ten aanzien van hem gegrond te verklaren;
  • het vaderschap van [de biologische vader] ten aanzien van hem vast te stellen.
3.2.
Bij beschikking van 27 november 2018 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, voor zover thans van belang, een DNA-onderzoek gelast met betrekking tot de vraag of [de biologische vader] de verwekker is van de man.
3.3.
Bij de bestreden beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang:
  • de ontkenning van het vaderschap van [betrokkene] ten aanzien van de man gegrond verklaard;
  • het ouderschap van [de biologische vader] ten aanzien van de man vastgesteld, ingaande vanaf het moment waarop de beschikking gezag van gewijsde heeft verkregen.
3.4.
Het beroep van de man richt zich tegen het feit dat zijn geslachtsnaam als gevolg van de bestreden beschikking wordt gewijzigd en hij heeft enkel om die reden hoger beroep ingesteld.
De man voert in zijn beroepschrift aan dat de bestreden beschikking met zich brengt dat zijn geslachtsnaam automatisch wordt gewijzigd in “ [geslachtsnaam 2] ”, zijnde de geslachtsnaam van zijn moeder. Hij kan zich hier niet in vinden en heeft groot belang bij het houden van de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam 1] ”. Hij heeft deze naam al 50 jaar en is voor vrienden, bekenden en (zakelijke) relaties bekend onder deze naam. Wijziging van zijn geslachtsnaam zal ook vragen oproepen, nu de man in een klein dorp woont. Ook zijn kinderen dragen de naam [geslachtsnaam 1] . Het is niet in het belang van hun sociale en emotionele ontwikkeling dat zij worden geconfronteerd met een geslachtsnaamswijziging. De man wijst er verder nog op dat de wetgever – blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 1:5 BW – deze situatie niet heeft voorzien.
De man heeft ter zitting van het hof aanvullend naar voren gebracht dat een geslachtsnaamwijziging zal leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op zijn identiteit en familie- en gezinsleven. Al zijn persoonlijke en zakelijke belangen en contacten zijn aan de geslachtsnaam [geslachtsnaam 1] gekoppeld. Hij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat het rechtsgevolg dat artikel 1:5 BW aan de toewijzing van zijn verzoek tot ontkenning van het vaderschap verbindt, in dit geval aan die beslissing wordt onthouden, zodat de man de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam 1] ” behoudt. Subsidiair verzoekt hij het hof rekening te houden met zijn verandering van eis. Ook de kinderen willen niet dat hun geslachtsnaam wordt gewijzigd.
De man heeft gewezen op vergelijkbare uitspraken, onder meer de uitspraak van het hof Amsterdam van 19 november 2019, nr. 200.256.636/01 (ECLI:NL:GHAMS:2019:4362).
3.5.
De moeder heeft ter zitting van het hof te kennen gegeven dat zij achter het verzoek van de man staat.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.
Ingevolge artikel 1:202, lid 1, BW wordt, nadat de beschikking houdende gegrondverklaring van een ontkenning van een door huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstaan vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan, het door huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstane vaderschap geacht nimmer gevolg te hebben gehad.
Ingevolge artikel 1:5, lid 2, BW houdt een kind, indien het door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de man, wiens vaderschap is vastgesteld, ter gelegenheid van de vaststelling gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben.
Ingevolge artikel 1:5, lid 7, BW verklaart een kind, indien het op het tijdstip van het ontstaan van de familierechtelijke betrekking met beide ouders zestien jaar of ouder is, zelf ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand of van de notaris of, in geval van adoptie of gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, ten overstaan van de rechter of het de geslachtsnaam van de ene of de andere ouder zal hebben. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de akte van erkenning of in de rechterlijke uitspraak inzake adoptie of gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.
3.8.
Op grond van artikel 1:202, lid 1 BW werkt de ontkenning van het vaderschap terug tot de geboorte. Ingevolge artikel 1:5, lid 7, BW heeft de man de keus om zijn geslachtsnaam te wijzigen in ofwel “ [de biologische vader] ” ofwel “ [geslachtsnaam 2] ”. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de man – hoewel de wettekst deze keus niet expliciet biedt – ook de mogelijkheid moet hebben ervoor te kiezen de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam 1] ” te behouden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever deze mogelijkheid bewust heeft willen uitsluiten; het lijkt er eerder op dat de wetgever niet in alle mogelijke situaties heeft voorzien.
3.9.
Het hof stelt voorop dat het naamrecht onder de bescherming van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) valt. Ingevolge dit artikel heeft verzoeker recht op eerbiediging van zijn privéleven en familie- en gezinsleven en is inmenging door het openbaar gezag slechts toegestaan voor zover dat noodzakelijk is ter bescherming van de in art. 8 lid 2 EVRM genoemde belangen.
Het hof is van oordeel dat de in dit artikel genoemde belangen in dit geval geen inbreuk op het privé- en familieleven van de man rechtvaardigen. De man is immers gedurende zijn hele leven zowel privé als in het maatschappelijk verkeer bekend onder de geslachtsnaam [geslachtsnaam 1] , zodat deze naam een wezenlijk onderdeel van zijn identiteit betreft. Dit geldt ook voor zijn kinderen. Voorts is niet van bezwaren tegen het behoud van de geslachtsnaam gebleken, noch dat de openbare orde daarbij in het geding komt.
De man heeft derhalve een rechtens te respecteren belang om de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam 1] ” te behouden.
3.10.
Onder deze (bijzondere) omstandigheden is strikte toepassing van artikel 1:5, lid 2, BW in verbinding met art. 1:5, lid 7, BW zozeer in strijd met het recht van de man op bescherming van zijn identiteit en de eerbiediging van zijn privéleven en familie- en gezinsleven, dat strikte toepassing van het rechtsgevolg met betrekking tot de geslachtsnaamswijziging van artikel 1:5 BW in dit geval achterwege moet blijven, zodat de man de geslachtsnaam [geslachtsnaam 1] zal kunnen blijven behouden.
3.11.
Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden bekrachtigen maar tevens aanvullen in de hierboven aangegeven zin.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 12 april 2019, met dien verstande
dat daaraan het rechtsgevolg met betrekking tot de geslachtsnaamwijziging wordt onthouden, in die zin dat [de man] de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam 1] ” behoudt;
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, C.D.M. Lamers en M.I. Peereboom-van Drunick en is in het openbaar uitgesproken op 24 december 2020 door mr. P.P.M. van Reijsen in tegenwoordigheid van de griffier.