Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen besproken is tijdens de mondelinge behandeling is het hof, evenals de rechtbank, van oordeel dat er geen aanleiding is om de bestreden aanwijzing vervallen te verklaren. Het hof neemt hierbij het volgende in overweging.
Het recht op contact is een fundamenteel recht van ouder en kind. Een besluit van een GI om het contact tussen een ouder en een kind tijdelijk te verbieden heeft een verstrekkend en ingrijpend karakter. Een dergelijk besluit dient daarom zorgvuldig tot stand te zijn gekomen, goed gemotiveerd te zijn en noodzakelijk met het oog op het doel van de uithuisplaatsing van de kinderen.
Het hof is van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing van de GI aan deze vereisten voldoet.
Vast staat dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen, die onder meer is gelegen in de al jaren voortdurende ex-partnerstrijd tussen de ouders. De kinderen zitten klem in hun loyaliteit naar beide ouders. In de afgelopen jaren hebben de kinderen een steeds grotere weerstand opgebouwd om het contact met de vader aan te gaan. Met name [minderjarige 1] kampte met een zeer negatief vaderbeeld en met angstgevoelens. Door dit alles worden de kinderen ernstig bedreigd in hun identiteitsontwikkeling en in hun sociaal-emotionele ontwikkeling.
De vader had al vijf jaar geen contact meer gehad met [minderjarige 1] en sinds mei 2020 is er ook geen contact meer geweest tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Ondanks de inzet van hulp
vanuit Anacare lukte het niet om een begeleide contactregeling tussen de vader en de kinderen tot stand te brengen.
Vanaf het begin van de ondertoezichtstelling hebben de gezinsvoogden en de medewerkers van Anacare zeer zorgelijk en opvallend gedrag bij de kinderen waargenomen. De kinderen waren zeer gesloten en voortdurend op hun hoede. Op 10 augustus 2020 zijn de kinderen naar aanleiding van een ernstig incident met spoed uithuisgeplaatst. Het hiervoor omschreven gedrag van de kinderen werd ook gezien in het gezinshuis, een neutrale plek waar de kinderen in het kader van de uithuisplaatsing sinds eind augustus 2020 verblijven.
Mede op basis van deze - toen ook recente - zorgsignalen van de kinderen, maar ook gelet op de bevindingen van de raadsonderzoeken in het verleden (2016 en 2018) heeft de GI naar het oordeel van het hof de werkhypothese ouderverstoting als uitgangspunt kunnen nemen. De GI heeft Plinthos als onafhankelijke en gespecialiseerde deskundige op het gebied van behandeling en hulpverlening aan kinderen betrokken om de werkhypothese ouderverstoting te toetsen en te adviseren over wat er nodig is voor de kinderen en de ouders om de ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen weg te nemen en om te werken aan contactherstel tussen de vader en de kinderen.
Om ervoor te zorgen dat de kinderen in het gezinshuis tot rust kunnen komen en om iedere vorm van beïnvloeding door de ouders uit te sluiten heeft de GI bij de bestreden schriftelijke aanwijzing het contact tussen de kinderen en de ouders voor een bepaalde periode (gedeeltelijk) ontzegd in de vorm van een stappenplan. Het hof is van oordeel dat deze maatregel in de door de GI in overleg met Plinthos gekozen werkwijze en gelet op de voorgeschiedenis noodzakelijk was met het oog op het doel van de uithuisplaatsing van de kinderen. Door deze gefaseerde inperking van het contact tussen de ouders en de kinderen zou Plinthos de mogelijkheid krijgen om onbelemmerd het hiervóór omschreven onderzoek te doen en is inmiddels ook gerealiseerd dat een positieve ontwikkeling in het contactherstel tussen de vader en de kinderen heeft plaatsgevonden. Andere middelen om de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen op te heffen waren ontoereikend gebleken. Artikel 8 EVRM verzet zich dan ook niet tegen dit tijdelijke (gedeeltelijke) contactverbod. Anders dan de moeder heeft aangevoerd is het hof van oordeel dat uit de stukken blijkt dat de schriftelijke aanwijzing en de zorgen die de moeder daarover heeft met de moeder voldoende zijn besproken en dat de GI in afdoende mate is ingegaan op de reactie van de moeder op de vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing. Zo is bij de aanwijzing het wederzijds karakter van het contact bevorderd door de kinderen te laten reageren op berichten van de ouders en kon bij de videoboodschappen van de moeder halfbroer [halfbroer] worden betrokken. Ook sturen de gezinsvoogden wekelijks een update over hoe de kinderen het maken aan de ouders. Bovendien is er voortdurend door de GI en Plinthos bekeken en overlegd of er (tussentijds) een vorm van fysiek contact tussen de ouders en de kinderen nodig en haalbaar is.
De eerste fase van het onderzoek van Plinthos is geëvalueerd op 29 oktober 2020. De vader heeft tijdens de tweede fase vanaf begin november 2020 een aantal malen begeleid contact met de kinderen heeft gehad. De moeder zal op 18 december 2020 weer (begeleid) contact met de kinderen hebben. In de periode daarna zal elk van de ouders om de week drie uur begeleid contact met de kinderen kunnen hebben. Uit de door de GI verstrekte informatie blijkt dat de kinderen het goed maken in het gezinshuis en dat de contacten tussen de vader en kinderen plezierig verlopen. De eindevaluatie van Plinthos zal plaatsvinden in januari 2021.
De insteek van de GI is dat beide ouders uiteindelijk weer een gelijkwaardige positie in de zorg en de opvoeding van de kinderen krijgen. Ook de ouders staan dit als doel voor, zo is tijdens de mondelinge behandeling bij het hof gebleken.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek van de moeder om een contactregeling tussen haar en de kinderen vast te stellen dient te worden afgewezen. Het is in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de GI in samenspraak met Plinthos de regie voert over de frequentie, de vorm en de duur van de contacten tussen de ouders en de kinderen. Plinthos wordt op die wijze in staat gesteld om zijn onderzoek op de juiste wijze af te ronden .
Hetgeen de moeder overigens heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.