ECLI:NL:GHSHE:2020:4003

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
200.286.128_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing GI en vaststelling contactregeling in ouderschapskwestie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te vervallen en om een nieuwe contactregeling met haar kinderen vast te stellen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.W.M. Mans, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, waarin haar verzoeken waren afgewezen. De GI had de contacten tussen de ouders en de kinderen tijdelijk beperkt in het kader van een onderzoek naar mogelijke ouderverstoting. De rechtbank had geoordeeld dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen bestond, wat de GI aanleiding gaf om het contact te beperken. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 december 2020 zijn zowel de moeder als de GI gehoord, waarbij de vader ook aanwezig was met zijn advocaat mr. H. Sanli. Het hof heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing van de GI zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen aanleiding was om deze te vervallen te verklaren. Het hof heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en geoordeeld dat de GI in samenspraak met Plinthos de regie moet voeren over de contactregeling. De moeder's verzoek om een nieuwe contactregeling werd afgewezen, en het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 24 december 2020
Zaaknummer : 200.286.128/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/283346 / JE RK 20-2103
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.W.M. Mans,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling),
advocaat: mr. C.M. van den Eertwegh.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] , België, op [geboortedatum] 2011;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] , België, op [geboortedatum] 2012;
- [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] , België, op [geboortedatum] 2014.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- [de vader] , wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de vader), advocaat: mr. H. Sanli.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 5 november 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 november 2020, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad,
- primair:
1. een contactregeling tussen de moeder en de kinderen te bepalen voor de duur van de uithuisplaatsing in dier voege dat de moeder en de kinderen wekelijks op zaterdag of zondag contact met elkaar hebben vanaf 10.00 uur tot 16.00 uur, waarbij ook halfbroer [halfbroer] en de partner van de moeder aanwezig mogen zijn en waarbij de moeder de kinderen ophaalt bij het gezinshuis en de kinderen terugbrengt of de omgang plaatsvindt op het terrein van het gezinshuis dan wel enige andere onbegeleide contactregeling tussen de moeder en de kinderen vast te leggen, die het hof in het belang van de kinderen acht;
2. te bepalen dat de moeder en de kinderen wekelijks op woensdag van 18.30 uur tot 19.00 uur met elkaar mogen videobellen, althans telefonisch contact met elkaar hebben op enigerlei wijze op een door het hof te bepalen dag en tijdstip;
- subsidiair:
1. een begeleide contactregeling te bepalen voor de duur van de uithuisplaatsing in dier voege dat de moeder en de kinderen wekelijks op zaterdag of zondag contact met elkaar hebben vanaf 10.00 uur tot 16.00 uur waarbij ook halfbroer [halfbroer] en de partner van de moeder aanwezig mogen zijn, op een door het hof te bepalen locatie, dan wel enige andere begeleide contactregeling tussen de moeder en de kinderen vast te leggen, die het hof in het belang van de kinderen acht;
2. te bepalen dat de moeder en de kinderen wekelijks op woensdag van 18.30 uur tot 19.00 uur met elkaar mogen videobellen, althans telefonisch contact met elkaar hebben op enigerlei wijze op een door het hof te bepalen dag en tijdstip.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 december 2020, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder als ongegrond en/of onbewezen af te wijzen, met bekrachtiging van de beschikking waarvan beroep eventueel onder aanvulling en/of verbetering van de gronden.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 december 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. A.W.M. Mans en mr. A. Carli;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] , bijgestaan door mr. C.M. van den Eertwegh;
- de vader, bijgestaan door mr. H. Sanli.
2.3.1.
De raad is, met berichtgeving vooraf d.d. 9 december 2020, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder van 24 november 2020;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 10 december 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), geboren te [geboorteplaats] , België, op
[geboortedatum] 2011;
- [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] , België, op
[geboortedatum] 2012;
- [minderjarige 3] (hierna te noemen: [minderjarige 3] ), geboren te [geboorteplaats] , België, op [geboortedatum] 2014,
hierna tezamen ook aangeduid als de kinderen.
De moeder en de vader oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
De kinderen staan sinds 3 januari 2020 onder toezicht van de GI.
3.3.1.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 10 augustus 2020 zijn de kinderen middels een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in een crisispleeggezin geplaatst voor de duur van twee weken, tot 24 augustus 2020.
3.3.2.
Bij beschikking van 19 augustus 2020 heeft de rechtbank machtiging verleend om de kinderen met ingang van 24 augustus 2020 voor de duur van de ondertoezichtstelling tot uiterlijk 3 januari 2021, uit huis te plaatsen in een crisis pleeggezin.
Dit hof heeft deze beschikking bij beschikking van 19 november 2020 bekrachtigd.
De kinderen verblijven thans gezamenlijk in een gezinshuis.
3.4.
De GI heeft op 24 september 2020 door middel van een schriftelijke aanwijzing de contacten tussen de met het gezag belaste ouders en de kinderen beperkt. Die beperking houdt samengevat in dat het contact tussen de kinderen en de ouders plaatsvindt volgens een in overleg met Plinthos opgesteld en in de schriftelijke aanwijzing verder uitgewerkt stappenplan. Het wordt de beide ouders tijdelijk verboden rechtstreeks contact te hebben met de kinderen. Zodra het onderzoek door Plinthos en de situatie van de kinderen daarvoor ruimte bieden, zal het contact op de in het stappenplan genoemde wijze worden hervat.
3.5.
De moeder heeft de rechtbank verzocht voormelde schriftelijke aanwijzing van de GI geheel vervallen te verklaren. Daarnaast heeft de moeder de rechtbank verzocht een nieuwe contactregeling vast te stellen zoals in het inleidend verzoekschrift is weergegeven.
De GI heeft gemotiveerd verweer gevoerd en daarnaast tijdens de mondelinge behandeling verzocht de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
3.6.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank beide verzoeken van de moeder en het verzoek van de GI afgewezen.
3.7.
De moeder kan zich met deze beschikking niet verenigen voor zover daarbij haar verzoeken zijn afgewezen en zij is hiervan in zoverre in hoger beroep gekomen.
De GI heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
De standpunten
3.8.
De moeder voert in het beroepschrift - kort samengevat - het volgende aan.
De GI heeft de schriftelijke aanwijzing onvoldoende voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
De GI is in de schriftelijke aanwijzing niet ingegaan op de reactie van de moeder op de vooraankondiging van die aanwijzing. De moeder had in die reactie haar zorgen geuit over de negatieve gevolgen voor de kinderen van het abrupt stopzetten van het contact tussen de moeder en de kinderen.
Verder is bij de samenkomst op 3 september 2020 van Plinthos, de GI en de moeder, alleen maar aan de moeder medegedeeld hoe het onderzoek van Plinthos er uit ging zien en is er een stappenplan aan de moeder opgelegd. De moeder heeft hierin geen inspraak gehad en van overleg is geen sprake geweest. Ook tijdens de evaluatie op 28 oktober 2020 van het tot dan toe doorlopen traject bij Plinthos zijn de zorgen van de moeder niet besproken. De moeder wordt in het geheel niet in het proces betrokken en zij krijgt van de GI slechts mondjesmaat informatie. De moeder betwist dat zij onredelijke voorwaarden heeft gesteld aan het houden van gesprekken met de GI over haar zorgen. De moeder ontkent ook dat zij een stroom van klachten tegen diverse instanties heeft ingediend, zoals de rechtbank heeft overwogen.
Het stappenplan van Plinthos gaat uit van de aanname dat de moeder de vader als ouder actief verstoot. De moeder betwist dit nadrukkelijk. De moeder betwist ook dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De GI heeft nagelaten om in de schriftelijke aanwijzing op dit standpunt van de moeder in te gaan. De GI is vooringenomen ten opzichte van de moeder en handelt niet onpartijdig. Dit blijkt ook uit de omstandigheid dat de GI inmiddels de vader toestaat wel contact met de kinderen te hebben. Verder heeft de GI niet gemotiveerd waarom de disproportionele beperking van het contact tussen de moeder en de kinderen noodzakelijk is en waarom geen alternatieven, zoals begeleid contact, zijn overwogen.
Het contactverbod tussen de moeder en de kinderen voor een periode van in ieder geval ruim vier maanden is in strijd met hun belang. Er is geen sprake van gronden om de moeder het contact met de kinderen te ontzeggen. Ook het bestaan van een ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen rechtvaardigt niet een algeheel contactverbod tussen de moeder en de kinderen. De moeder en de kinderen hebben een hechte band en de kinderen missen de moeder. Over de opvoedvaardigheden van de moeder bestaat geen twijfel. De kinderen lopen een trauma en hechtingsproblemen op. Van emotionele rust bij de kinderen is geen sprake, ook omdat zij geen contact meer hebben met hun halfbroer [halfbroer] . Door haar handelwijze schendt de GI artikel 8 EVRM.
Ten slotte heeft de rechtbank ten onrechte het verzoek van de moeder om een nieuwe contactregeling, eventueel begeleid, tussen de moeder en de kinderen vast te stellen, afgewezen. Ten onrechte is de regie over contact(herstel) overgelaten aan Plinthos en de GI.
De vermeende negatieve invloed van de moeder op de kinderen kan worden uitgesloten door een omgangsbegeleider mee te laten kijken bij het contact.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder daaraan - in het kort - het volgende toegevoegd.
Het contact tussen de moeder en de kinderen is abrupt verbroken door de spoeduithuisplaatsing van de kinderen op 10 augustus 2020. Die uithuisplaatsing is onterecht geweest. De inhoud van de getapte telefoongesprekken waaraan de moeder deelnam is uit zijn verband getrokken. De moeder is er onterecht van beschuldigd dat zij de kinderen naar het buitenland wilde ontvoeren. De strafzaak tegen de moeder is geseponeerd. Ook is de moeder door de politie niet als verdachte gehoord ter zake van het aantreffen van wapens in de auto van de vader.
Uit de evaluatieverslagen van Plinthos blijkt dat de kinderen geen trauma gerelateerde klachten hebben en over veel veerkracht beschikken. Zij maken een positieve en stabiele indruk. Dat is de verdienste van de moeder. De kinderen spreken niet in negatieve zin over de vader. Hieruit blijkt dat de moeder zich niet heeft schuldig gemaakt aan ouderverstoting.
De GI heeft zich niet gehouden aan haar toezegging die zij tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank heeft gedaan om het contact tussen de moeder en de kinderen op korte termijn te herstellen. De vader krijgt van de GI wel groen licht voor contact met de kinderen. De GI gumt de moeder uit als ouder, terwijl de kinderen hunkeren naar contact met de moeder.
Op termijn streeft de moeder naar een solo parallel ouderschap over de kinderen, waarbij elk van de ouders de helft van de tijd voor de kinderen zorgt.
3.9.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende aan.
De GI heeft de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig voorbereid. De lijn die de GI heeft uitgezet is in meerdere gesprekken aan de moeder uitgelegd. Ook is uitvoerig toegelicht wat voor de GI de redenen waren om met het stappenplan van Plinthos te gaan werken. Er is een vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing aan de ouders verzonden. De reactie van de moeder op die vooraankondiging is door de GI zorgvuldig meegewogen.
De GI heeft het contactverbod gebaseerd op de werkhypothese van ouderverstoting. De gezinsvoogden hebben voortdurend oog voor de zorgen van de moeder over de negatieve effecten van het contactverbod op de kinderen. De gezinsvoogden informeren de ouders wekelijks over hoe het met de kinderen gaat. Minder ingrijpende maatregelen dan een tijdelijk contactverbod zijn ontoereikend gebleken om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen op te heffen. Doorlopend wordt in overleg met Plinthos door de GI en de gezinshuisouders bezien of de kinderen de effecten van het contactverbod kunnen dragen.
De GI werkt toe naar contactherstel tussen de vader en de kinderen. Dit is belangrijk voor de identiteitsontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen.
De rechtbank heeft op goede gronden het verzoek van de moeder tot vaststelling van een contactregeling tussen haar en de kinderen afgewezen. De concrete invulling van de contacten tussen de ouders en de kinderen is afhankelijk van de ontwikkeling die de kinderen en de ouders doormaken. De GI dient hierover de regie te voeren.
De GI is er steeds op gericht geweest om de contacten tussen de ouders en de kinderen te herstellen en uit te breiden, zodra de ontwikkeling van de kinderen en van de ouders daarvoor ruimte biedt. Op 6 november 2020 heeft het eerste begeleide contact tussen de vader en de kinderen plaatsgevonden in het gezinshuis. In de periode daarna heeft de vader wekelijks begeleid contact met de kinderen gehad. Op 18 december 2020 zal de moeder voor het eerst weer contact hebben met de kinderen. Daarna zal elk van de ouders om de week drie uur begeleid contact met de kinderen hebben.
De kinderen maken het goed in het gezinshuis. De contacten tussen de vader en de kinderen verlopen plezierig.
In januari 2021 zal Plinthos de uitkomsten van het gezins-diagnostisch onderzoek met de ouders en de GI bespreken. Plinthos zal dan een behandeladvies geven en een plan van aanpak maken.
De uiteindelijke bedoeling van de GI is om toe te werken naar een solo parallel ouderschap, waarbij de kinderen ongedwongen contact kunnen hebben met beide ouders.
3.10.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling - in het kort - het volgende naar voren gebracht.
Er zijn al diverse procedures gevoerd over de contactregeling tussen de vader en de kinderen. De moeder lapt elke rechterlijke uitspraak aan haar laars. De vader had [minderjarige 1] al vijf jaar niet meer gezien en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] sinds begin mei 2020 niet meer.
Uit de telefoontaps blijkt dat de moeder de kinderen in augustus 2020 wilde ontvoeren naar Spanje.
De vader heeft vertrouwen in de GI als regievoerder over de contacten tussen de ouders en de kinderen.
De vader heeft momenteel met al de drie kinderen contact. Dit contact verloopt goed. Uitgesloten moet worden dat de moeder de kinderen op een negatieve wijze beïnvloedt. Daarom is begeleiding van de contacten tussen de moeder en de kinderen noodzakelijk.
Op termijn streeft de vader naar een zorgverdeling, waarbij de ouders elk de helft van de tijd voor de kinderen zorgen.
Het oordeel van het hof
3.11.1.
Ingevolge artikel 1:265f lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI, voor zover noodzakelijk met het oog op het doel van de uithuisplaatsing van een minderjarige voor de duur van de uithuisplaatsing, de contacten tussen de met het gezag belaste ouder en het kind beperken. Blijkens het tweede lid van dat artikel geldt de beslissing van de GI als een aanwijzing en zijn de artikelen 1:264 BW en 1:265 BW van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de kinderrechter een zodanige regeling kan vaststellen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Blijkens artikel 1:264 BW kan de kinderrechter op verzoek van de met het gezag belaste ouder of de minderjarige van 12 jaar of ouder een aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
3.11.2.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen besproken is tijdens de mondelinge behandeling is het hof, evenals de rechtbank, van oordeel dat er geen aanleiding is om de bestreden aanwijzing vervallen te verklaren. Het hof neemt hierbij het volgende in overweging.
Het recht op contact is een fundamenteel recht van ouder en kind. Een besluit van een GI om het contact tussen een ouder en een kind tijdelijk te verbieden heeft een verstrekkend en ingrijpend karakter. Een dergelijk besluit dient daarom zorgvuldig tot stand te zijn gekomen, goed gemotiveerd te zijn en noodzakelijk met het oog op het doel van de uithuisplaatsing van de kinderen.
Het hof is van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing van de GI aan deze vereisten voldoet.
Vast staat dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen, die onder meer is gelegen in de al jaren voortdurende ex-partnerstrijd tussen de ouders. De kinderen zitten klem in hun loyaliteit naar beide ouders. In de afgelopen jaren hebben de kinderen een steeds grotere weerstand opgebouwd om het contact met de vader aan te gaan. Met name [minderjarige 1] kampte met een zeer negatief vaderbeeld en met angstgevoelens. Door dit alles worden de kinderen ernstig bedreigd in hun identiteitsontwikkeling en in hun sociaal-emotionele ontwikkeling.
De vader had al vijf jaar geen contact meer gehad met [minderjarige 1] en sinds mei 2020 is er ook geen contact meer geweest tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Ondanks de inzet van hulp
vanuit Anacare lukte het niet om een begeleide contactregeling tussen de vader en de kinderen tot stand te brengen.
Vanaf het begin van de ondertoezichtstelling hebben de gezinsvoogden en de medewerkers van Anacare zeer zorgelijk en opvallend gedrag bij de kinderen waargenomen. De kinderen waren zeer gesloten en voortdurend op hun hoede. Op 10 augustus 2020 zijn de kinderen naar aanleiding van een ernstig incident met spoed uithuisgeplaatst. Het hiervoor omschreven gedrag van de kinderen werd ook gezien in het gezinshuis, een neutrale plek waar de kinderen in het kader van de uithuisplaatsing sinds eind augustus 2020 verblijven.
Mede op basis van deze - toen ook recente - zorgsignalen van de kinderen, maar ook gelet op de bevindingen van de raadsonderzoeken in het verleden (2016 en 2018) heeft de GI naar het oordeel van het hof de werkhypothese ouderverstoting als uitgangspunt kunnen nemen. De GI heeft Plinthos als onafhankelijke en gespecialiseerde deskundige op het gebied van behandeling en hulpverlening aan kinderen betrokken om de werkhypothese ouderverstoting te toetsen en te adviseren over wat er nodig is voor de kinderen en de ouders om de ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen weg te nemen en om te werken aan contactherstel tussen de vader en de kinderen.
Om ervoor te zorgen dat de kinderen in het gezinshuis tot rust kunnen komen en om iedere vorm van beïnvloeding door de ouders uit te sluiten heeft de GI bij de bestreden schriftelijke aanwijzing het contact tussen de kinderen en de ouders voor een bepaalde periode (gedeeltelijk) ontzegd in de vorm van een stappenplan. Het hof is van oordeel dat deze maatregel in de door de GI in overleg met Plinthos gekozen werkwijze en gelet op de voorgeschiedenis noodzakelijk was met het oog op het doel van de uithuisplaatsing van de kinderen. Door deze gefaseerde inperking van het contact tussen de ouders en de kinderen zou Plinthos de mogelijkheid krijgen om onbelemmerd het hiervóór omschreven onderzoek te doen en is inmiddels ook gerealiseerd dat een positieve ontwikkeling in het contactherstel tussen de vader en de kinderen heeft plaatsgevonden. Andere middelen om de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen op te heffen waren ontoereikend gebleken. Artikel 8 EVRM verzet zich dan ook niet tegen dit tijdelijke (gedeeltelijke) contactverbod. Anders dan de moeder heeft aangevoerd is het hof van oordeel dat uit de stukken blijkt dat de schriftelijke aanwijzing en de zorgen die de moeder daarover heeft met de moeder voldoende zijn besproken en dat de GI in afdoende mate is ingegaan op de reactie van de moeder op de vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing. Zo is bij de aanwijzing het wederzijds karakter van het contact bevorderd door de kinderen te laten reageren op berichten van de ouders en kon bij de videoboodschappen van de moeder halfbroer [halfbroer] worden betrokken. Ook sturen de gezinsvoogden wekelijks een update over hoe de kinderen het maken aan de ouders. Bovendien is er voortdurend door de GI en Plinthos bekeken en overlegd of er (tussentijds) een vorm van fysiek contact tussen de ouders en de kinderen nodig en haalbaar is.
De eerste fase van het onderzoek van Plinthos is geëvalueerd op 29 oktober 2020. De vader heeft tijdens de tweede fase vanaf begin november 2020 een aantal malen begeleid contact met de kinderen heeft gehad. De moeder zal op 18 december 2020 weer (begeleid) contact met de kinderen hebben. In de periode daarna zal elk van de ouders om de week drie uur begeleid contact met de kinderen kunnen hebben. Uit de door de GI verstrekte informatie blijkt dat de kinderen het goed maken in het gezinshuis en dat de contacten tussen de vader en kinderen plezierig verlopen. De eindevaluatie van Plinthos zal plaatsvinden in januari 2021.
De insteek van de GI is dat beide ouders uiteindelijk weer een gelijkwaardige positie in de zorg en de opvoeding van de kinderen krijgen. Ook de ouders staan dit als doel voor, zo is tijdens de mondelinge behandeling bij het hof gebleken.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek van de moeder om een contactregeling tussen haar en de kinderen vast te stellen dient te worden afgewezen. Het is in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de GI in samenspraak met Plinthos de regie voert over de frequentie, de vorm en de duur van de contacten tussen de ouders en de kinderen. Plinthos wordt op die wijze in staat gesteld om zijn onderzoek op de juiste wijze af te ronden .
Hetgeen de moeder overigens heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
3.12.
Nu uit het voorgaande volgt dat de grieven van de moeder niet slagen, zal het hof de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van
5 november 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland - Verhagen, C.A.R.M. van Leuven en E.P. de Beij en is op 24 december 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.