Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige 1],
[minderjarige 2],
[minderjarige 3],
[minderjarige 4],
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- primair: het verzoek verlenging ondertoezichtstelling van de kinderen af te wijzen althans de ondertoezichtstelling te beëindigen;
- subsidiair: te bepalen dat– door een ter zake deskundige – een contra-expertise dient plaats te vinden in de vorm van een forensisch psychiatrisch en/of neurologisch onderzoek naar de persoonlijkheid, opvoedvaardigheden en leerbaarheid van de vader in samenhang met zijn wijze van benadering van de kinderen,
- primair: het verzoek machtiging uithuisplaatsing van de kinderen af te wijzen;
- subsidiair: te bepalen dat – door een ter zake deskundige – een contra-expertise dient plaats te vinden in de vorm van een forensisch psychiatrisch en/of neurologisch onderzoek naar de persoonlijkheid, opvoedvaardigheden en leerbaarheid van de vader in samenhang met zijn wijze van benadering van de kinderen,
in beide zakenheeft plaatsgevonden op 3 december 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Haaijer-Cattrysse;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de vader.
- de stukken van de eerste aanleg, ingekomen op 3 september 2020;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 30 juni 2020;
- het V6-formulier met bijlagen (productie C tot en met L) van de advocaat van de moeder d.d. 20 november 2020;
- de brief met bijlagen van de GI van 20 november 2020.
3.De beoordeling
De vader heeft zijn werk kunnen afstemmen op de zorg voor de kinderen. De oudsten kunnen ook wel eens alleen thuis blijven, als de vader met de jongsten naar de bioscoop gaat bijvoorbeeld. Zij vinden dat ook prima. De vader kan de jongsten naar zijn broer brengen, als hij met de oudsten iets wil doen.
Het verbaast de vader dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] brieven hebben geschreven. De vader heeft de oproep van het hof destijds aan [minderjarige 1] gegeven en hem de vrijheid gegeven daarmee te doen wat hij wilde. [minderjarige 1] wilde rust; dat de strijd zou stoppen. De rechtbank had beslist, aldus [minderjarige 1] ; hij wilde niet meer naar het hof. [minderjarige 1] zit goed in zijn vel en het gaat goed op school. Hij heeft een gesprek op school gehad in verband met dyslexie. Het onderzoek daaromtrent loopt nog.
De contactmomenten met de moeder zijn op woensdag onder schooltijd van [minderjarige 1] ; hij wil geen uren missen en hij wil op school geen ‘uitzondering’ zijn en daarom gaat hij niet. [minderjarige 1] vindt het ook (te) spannend. Hij mist de moeder, maar hij is ook boos op haar. [minderjarige 2] ervaart dat ook zo. Zij hebben ook zo hun eigen bezigheden. [minderjarige 3] en [minderjarige 4] vragen wel wanneer ze moeder weer mogen zien en [minderjarige 4] zou ook wel eens bij de moeder willen logeren. [minderjarige 4] telt de dagen af tot het volgende bezoek met moeder. De moeder is echter nu al twee woensdagen niet komen opdagen. De vader zou het prettig vinden als er een vaste bezoekregeling ligt. Het is belangrijk voor de jongens dat zij regelmatig contact hebben met de moeder, maar ook met opa en oma. De kinderen zijn al eens gaan logeren bij opa en oma en een volgende logeerafspraak is gemaakt.
Het NIFP heeft in de rapportage van de moeder een duidelijk beeld geschetst van wat in een half jaar diende te gebeuren en wat de risico’s waren wanneer dat niet zou gebeuren. De GI was destijds al van mening dat het onderzoek heel goed is gedaan. Nu blijkt dat het NIFP een juiste toekomstvoorspelling heeft gedaan.
Destijds moest de GI een moeilijke afweging maken, maar de lijn van de GI werd gesteund door de raad. Alle betrokkenen zijn dan ook opgelucht dat de plaatsing bij de vader zo goed is uitgepakt. De kinderen zijn tot rust komen. Dat het goed gaat met de kinderen wordt gezien door de IPT-er, de gezinsvoogden, school en [organisatie 1] . De stress is van ze afgevallen. Dat wil niet zeggen dat er geen problemen zijn. Tussen de ouders onderling moet nog veel gebeuren. Voor de vader, als alleenstaande ouder, is het een enorme klus om vier jongens op te voeden, vooral gezien de bagage die ze hebben. Er is hulp en steun nodig. IPT is al langere tijd aanwezig. Er is nu ook voldoende rust gecreëerd om Basic Trust te laten starten (wellicht gaat [organisatie 1] dit uitvoeren). De GI wil niet te veel ineens inzetten, maar juist voorzichtig zijn en de tijd nemen. Er is al veel rust gekomen, maar bij de moeder is die er nog niet. Zij moet nog inzien dat de kinderen het goed kunnen hebben bij de vader. Het gaat nu een relatief korte periode goed en het is, hoewel ze bij hun vader verblijven, een heftige verandering voor de kinderen geweest.
Het grootste zorgpunt van de GI is ook op dit moment nog de beleving van de moeder. Er is bij haar veel wantrouwen richting de GI. De samenwerking stagneert doordat de moeder afspraken afzegt. De moeder vertelt onwaarheden. De beslissing van het hof kan voor haar helpend zijn om de uithuisplaatsing van de kinderen te accepteren.
De moeder en de kinderen willen contact met elkaar, maar het kan niet altijd gaan zoals de moeder wil. De moeder en [organisatie 1] moeten een oplossing zien te vinden voor het agendaprobleem. Op zijn minst is daarvoor overleg nodig en dat wordt als lastig ervaren. Contact lijkt wel het enige middel te zijn om meer als moeder in beeld te komen. Het is nu nog niet te overzien of een weekendregeling haalbaar is. Daarvoor zal een andere houding van de moeder nodig zijn.
Nu wordt tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat er sprake is van NAH. De GI heeft de moeder destijds al gevraagd nader neurologisch onderzoek te laten uitvoeren. Dat is niet opgevolgd door de moeder. De moeder heeft in het half jaar na het onderzoek van het NIFP niet alles gedaan dat nodig was om de situatie te veranderen.
- een 50-50 verdeling van de zorg voor de kinderen tussen ouders (co-ouderschap);
- inzet van Basic Trust in de thuissituatie bij beide ouders (voor de moeder gericht op het bevorderen de hechtingsrelatie met de kinderen en het afleren van schadelijk opvoedgedrag);
- inzet van IPT in de thuissituatie bij de vader;
- inzet van ouderschapsbemiddeling bij [organisatie 2] ;
- de GI heeft de moeder verzocht contact op te nemen met de huisarts voor een neurologisch en neuropsychologisch onderzoek;
- inzet van individuele hulp voor de kinderen.
Het NIFP had in het onderzoeksrapport geadviseerd om het verblijf van de kinderen bij de vader te beleggen en hem met gezag te belasten als situatie na een half jaar niet zou zijn verbeterd.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht en op juiste gronden, die het hof na een eigen weging en waardering overneemt en tot de zijne maakt, heeft geoordeeld dat – kort gezegd – de situatie niet langer houdbaar was. In lijn met het advies van het NIFP heeft de rechtbank de kinderen bij de vader geplaatst om de schadelijke situatie waarin de kinderen verkeerden op te heffen en om te voorkomen dat de kinderen psychopathologie zouden ontwikkelen.
De vader, de GI, IPT, school en [organisatie 1] (de organisatie die de contacten met de moeder begeleidt) zien dat het beter gaat met de jongens. Zij zijn tot rust gekomen en hebben minder last van stress. Het negatieve gedrag is er niet meer. IPT ziet dat de kinderen zich naar vader durven te uiten en dat zij woorden kunnen geven aan hun gevoelens. Ook wordt gezien dat de vader hier adequaat op kan inspelen en in het belang van de kinderen kan denken en handelen. Hij staat open voor alle hulpverlening, volgt de adviezen op en komt zelf met hulpvragen. De vader kan de kinderen ook op een positieve manier ondersteunen in het contact met de moeder én opa en oma (moederszijde)