In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 december 2020, gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing en vervangende toestemming voor medische behandeling van twee broertjes, geboren in 2008 en 2012. De ouders, die in hoger beroep zijn gegaan, hebben de eerdere beslissingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant betwist. Het hof heeft de situatie van de kinderen beoordeeld, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat de problematiek van het oudste broertje zodanig is dat uithuisplaatsing en vervangende toestemming voor medische behandeling gerechtvaardigd zijn. Voor het jongste broertje oordeelde het hof echter dat de problematiek niet voldoende was om een uithuisplaatsing te rechtvaardigen. De ouders voerden aan dat de thuissituatie veilig was en dat er geen reden was voor de uithuisplaatsing. De GI, de William Schrikker Stichting, stelde dat de hulpverlening onvoldoende op gang kwam en dat er zorgen waren over de veiligheid van de kinderen. Het hof heeft de bestreden beschikkingen van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en bekrachtigd, waarbij het de noodzaak tot uithuisplaatsing van het jongste broertje afwees, maar de uithuisplaatsing van het oudste broertje bevestigde. De beslissing van het hof is genomen met inachtneming van de belangen van de kinderen en de noodzaak voor observatie en diagnostiek.