In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de vervangende toestemming voor de erkenning van een minderjarige, geboren in 2018, door de man, die de biologische vader is. De moeder, die het gezag over het kind uitoefent, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 mei 2019 aangevochten, waarin de man toestemming is verleend om het kind te erkennen. De moeder stelt dat de erkenning negatieve gevolgen heeft voor haar en het kind, onder andere door de stress die zij ervaart als gevolg van de relatie met de man, die zij beschuldigt van mishandeling en intimidatie. De man daarentegen betwist deze beschuldigingen en stelt dat de erkenning in het belang van het kind is. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming hebben ook hun standpunten naar voren gebracht, waarbij zij de erkenning ondersteunen. Het hof heeft de belangen van de moeder en het kind afgewogen tegen de belangen van de man en heeft geconcludeerd dat er geen reële risico's zijn voor de ontwikkeling van het kind door de erkenning. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.