ECLI:NL:GHSHE:2020:3996

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
200.282.704_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van de vader in het kader van de zorg voor minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van het gezag van de vader over zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, heeft verzocht om de beslissing van de rechtbank te vernietigen. De rechtbank had op 24 juli 2020 besloten het gezag van de vader te beëindigen, omdat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig werden bedreigd en de vader niet in staat werd geacht om de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding te dragen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2020 heeft de vader zijn standpunt toegelicht. Hij heeft aangegeven dat hij zijn leven wil beteren en dat hij geen drank- of drugsgebruik meer vertoont. De vader heeft ook zijn wens geuit om de kinderen op termijn weer bij hem te laten wonen en het gezag over hen te behouden. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) hebben echter hun zorgen geuit over de vader, waarbij zij benadrukken dat de situatie nog niet voldoende is verbeterd om het gezag te heroveren.

Het hof heeft de situatie van de kinderen en de vader zorgvuldig gewogen. Het hof concludeert dat, ondanks de positieve veranderingen die de vader heeft doorgemaakt, er nog steeds ernstige zorgen zijn over zijn vermogen om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De kinderen zijn in het verleden uithuisgeplaatst vanwege verwaarlozing en gevaarlijke situaties, en de vader heeft nog geen stabiele situatie kunnen creëren. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het gezag van de vader over de kinderen is beëindigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 24 december 2020
Zaaknummer : 200.282.704/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/354397 / FA RK 20-42
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
woonplaats kiezende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.H.M. van Rosendaal,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ; hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • [de moeder], de moeder, hierna te noemen: de moeder;
  • Stichting Jeugdbescherming Regio [regio], de gecertificeerde instelling, hierna te noemen: de GI;
  • [pleegmoeder], oma moederszijde en tevens pleegmoeder, hierna te noemen: de pleegmoeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 24 juli 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 augustus 2020, heeft de vader verzocht voormelde beschikking gedeeltelijk te vernietigen, voor zover het gaat om de beslissing die de rechtbank heeft genomen in rov. 6.1, waarbij het ouderlijk gezag van de vader over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is beëindigd.
2.2.
Er is geen verweerschrift binnengekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 november 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Van Rosendaal;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
2.3.1.
De moeder en de pleegmoeder zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 17 juli 2020;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 23 september 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
Tot aan de bestreden beschikking oefenden de ouders gezamenlijk het gezag over de kinderen uit.
De kinderen verblijven op dit moment bij de pleegmoeder.
3.2.
[minderjarige 2] staat sinds 21 december 2018 (voorlopig) onder toezicht van de GI.
[minderjarige 1] staat sinds 14 februari 2019 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling van beide kinderen is laatstelijk verlengd tot 14 februari 2021.
De kinderen zijn op grond van een daartoe strekkende machtiging uit huis geplaatst bij de pleegmoeder. [minderjarige 1] verblijft sinds 14 februari 2019 bij de pleegmoeder en [minderjarige 2] sinds 27 juni 2019.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank het gezag van de vader beëindigd.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader heeft - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
De beslissing is ten onrechte genomen. Deze is voorbarig. Er is onvoldoende gekeken naar de mogelijkheden van de vader. Ten onrechte krijgt de moeder wel nog een kans.
Tijdens de laatste detentieperiode is de knop bij de vader omgegaan. Hij wil aan zichzelf werken en de verantwoordelijkheid voor de kinderen dragen. Er is geen sprake meer van drank- en/of drugsgebruik. De vader moet nog wel een taakstraf uitvoeren. Vanwege de coronamaatregelen is dit uitgesteld.
Deze procedure raakt de vader enorm. Hij heeft hulp gezocht; hij gaat iedere twee weken naar de praktijkondersteuner om te praten.
De vader is in staat om de kinderen te verzorgen en op te voeden. Dit heeft hij ook in het verleden gedaan.
De relatie van de ouders is inmiddels hersteld en zij wonen weer samen. Zij verblijven in vakantiechalets in de omgeving van [woonplaats] en zijn gedwongen om na een periode van een paar weken steeds te verhuizen. De vader krijgt (financiële) steun van zijn grootmoeder, omdat hij geen uitkering ontvangt. Hij is nu op zoek naar betaald werk, maar vanwege zijn achtergrond is dit moeilijk.
De vader heeft de kinderen ongeveer vijf à zes maanden niet gezien.
De afgelopen periode is er zonder dat de GI dat wist contact geweest tussen de vader en de kinderen. De verhouding met de vorige gezinsvoogd was verstoord en bij de ouders was er veel angst dat de kinderen in een ander pleeggezin zouden worden geplaatst als de GI dit wist. De vader wil nu echter open kaart spelen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
De vader zou graag zien dat de kinderen op termijn weer bij de ouders worden geplaatst en hij wenst het gezag over de kinderen te behouden.
3.6.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
De raad staat nog steeds achter het eerdere verzoek. Het is positief dat de vader stappen in zijn leven wil zetten. De door de vader geschetste positieve veranderingen, die nog niet zijn geverifieerd, zijn nog pril. Er kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is van een blijvende verandering. De zorgen over de vader zijn niet verdwenen.
De kinderen zijn destijds niet voor niets uit huis geplaatst. [minderjarige 1] bevond zich in een situatie waarbij er sprake was van verwaarlozing en gevaarlijke situaties. De ouders verschenen niet op het consultatiebureau en er werd door de vader gedreigd om de kinderen mee te nemen.
Het is van belang dat de vader gaat samenwerken met de gezinsvoogd en dat er goede afspraken worden gemaakt over de omgang en dat iedereen zich aan deze afspraken houdt.
Indien de relatie tussen de ouders is hersteld en er sprake is van een terugplaatsingstraject bij de moeder, dan zal de vader hierbij worden betrokken. Het is dan op zijn minst van belang dat er een geschikte woning is en dat de ouders hun schulden gaan wegwerken.
3.7.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
De huidige GI is nog niet zo lang bij de kinderen betrokken. Er vindt op dit moment nog een analyse plaats, reden waarom de jeugdzorgwerker zich nog geen mening kan vormen over het gezag.
De GI zal in verband met de machtiging ondertoezichtstelling die in februari afloopt een verlenging vragen.
Het gaat op dit moment goed met de kinderen. De pleegmoeder is gescreend en het is vooralsnog de bedoeling dat de kinderen daar blijven. De moeder is regelmatig in het gezin aanwezig. Met de vader is er sinds kort contact via beeldbellen. Afspraken over de frequentie daarvan zijn nog niet gemaakt. Er zijn wel al veiligheidsafspraken gemaakt en de GI was in de veronderstelling dat deze werden nagekomen. De jeugdzorgwerker heeft gisteren een goed gesprek gehad met de vader. Zij was er nog niet mee bekend dat de vader de kinderen buiten de gemaakte afspraken soms ziet. Dit komt wellicht voort uit angst en het kan een patroon zijn dat voorkomt uit het gezinssysteem, zodat zij nu niet geneigd is de vader hier direct op af te rekenen. Zij wil eerst beter zicht op de situatie krijgen. Er moeten wel goede afspraken worden gemaakt die iedereen naleeft.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:266 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezag van een ouder over een of meer van zijn kinderen beëindigd worden indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in
artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
3.8.2.
Het hof is van oordeel dat er sprake is van een situatie als bedoeld artikel 1:266 lid 1 sub a BW.
3.8.3.
De kinderen zijn destijds uithuisgeplaatst omdat de ouders niet in staat waren om hen te verzorgen en zij hierdoor ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Er was sprake van een situatie waarbij de kinderen werden verwaarloosd en waarbij er sprake was van huiselijk geweld, waar [minderjarige 1] getuige van is geweest. Voor [minderjarige 1] was er in huis geen fatsoenlijke slaapplek en beddengoed, ze kreeg in de ochtend regelmatig gefrituurd eten en er was een voor haar gevaarlijke hond in huis aanwezig. Bij beide ouders was er sprake van drugsgebruik. Bij de vader was er verder sprake van drankgebruik en van agressief gedrag, waarbij hij ook heeft gedreigd om de kinderen weg te nemen. Beide ouders waren niet in staat om de belangen en behoeftes van de kinderen op de eerste plaats te stellen.
3.8.4.
Er lijkt nu sprake van een prille nieuwe situatie, waarbij de vader zoveel mogelijk openheid van zaken geeft en zijn leven weer op orde probeert te krijgen.
Het hof gaat er, gelet op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, van uit dat de vader oprecht zijn leven ten goede wenst te keren. Benadrukt wordt dat de vader de ingeslagen weg moet blijven volgen. Het is echter nog niet voldoende duidelijk welke concrete stappen de vader heeft gezet.
De vader heeft weliswaar aangevoerd dat hij geen drank en drugs meer gebruikt, maar hij heeft dit niet met onderliggende stukken onderbouwd. Verder heeft de vader nog geen vaste woon- en verblijfplaats en heeft hij geen inkomen. De relatie met de moeder is sinds kort hersteld. Juist in die relatie was sprake van geweld en drugsgebruik. Volgens de verklaring van de vader gaat het nu bijzonder goed tussen en beiden, maar nog niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een langdurige, stabiele situatie die in het belang is van de kinderen.
Het siert de vader dat hij eerlijk en open is geweest tijdens de mondelinge behandeling over het zien van de kinderen buiten medeweten van de GI om. Het is echter belangrijk dat de vader open is naar de jeugdzorgwerker en dat hij de afspraken van het veiligheidsplan nakomt. Dit geldt overigens voor alle betrokkenen.
Gelet op het verleden maken al deze omstandigheden dat de zorgen over de vader nog niet zijn weggenomen.
Daar komt bij dat de kinderen nog jong zijn, namelijk twee en drie jaar. De aanvaardbare termijn als bedoeld in artikel 1:266 lid 1 BW is bij kinderen van deze leeftijd kort. Dit brengt met zich dat er snel duidelijkheid moet komen over het gezag.
Op dit moment is het hof op grond van het voorgaande van oordeel dat niet kan worden geoordeeld dat de vader in staat is om binnen afzienbare tijd de verzorging en opvoeding van de kinderen weer op zich te nemen.
Voor zover de vader erop heeft gewezen dat het gezag van de moeder niet is beëindigd wordt opgemerkt dat de moeder, anders dan de vader, altijd bij de instanties in beeld is gebleven en contact met de kinderen en de pleegmoeder heeft gehouden, terwijl de vader, zoals hij zelf ook heeft verklaard, lange tijd buiten beeld is geweest. Mede hierdoor is er voor de moeder een ander traject gekozen.
3.9.
Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 juli 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en
A.M. van Riemsdijk en is op 24 december 2020 uitgesproken in het openbaar door
mr. E.L. Schaafsma-Beversluis in tegenwoordigheid van de griffier.