In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van een beschikking van de rechtbank Limburg inzake de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren in 2010 en 2011. De moeder, verzoekster in principaal appel, verzoekt de beschikking van 5 november 2019 te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen. De vader, verweerder in principaal appel, verzoekt eveneens om vernietiging van de beschikking en stelt een alternatieve zorgregeling voor. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 december 2020, waarbij beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
De ouders hebben in het verleden een affectieve relatie gehad en zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. De huidige zorgregeling blijkt niet te functioneren, wat leidt tot een verzoek van beide ouders om een nieuwe regeling. De Raad adviseert een onderzoek in te stellen naar de situatie van de kinderen en de communicatie tussen de ouders. Het hof besluit om de verdere behandeling van de zaak aan te houden en verzoekt de Raad om een onderzoek in te stellen. In de tussentijd wordt een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen in de kerstvakantie bij de vader verblijven en daarna één weekend per drie weken bij hem zijn. De moeder betaalt een vergoeding aan de vader voor de kosten van het halen en brengen van de kinderen.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan tot 19 april 2021, in afwachting van het rapport en advies van de Raad.