ECLI:NL:GHSHE:2020:3922

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
200.273.345_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderschapsplan en zorgverdeling in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 oktober 2019. De moeder verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, specifiek met betrekking tot de regeling van de verdeling van vakanties en feestdagen. De vader verzocht op zijn beurt om het hoger beroep van de moeder ongegrond te verklaren en de beschikking te bekrachtigen. De ouders hebben samen twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], en oefenen gezamenlijk ouderlijk gezag uit. De kinderen verblijven voornamelijk bij de moeder, met een zorg- en opvoedregeling die in de eerdere beschikking was vastgesteld.

Tijdens de procedure in hoger beroep hebben de ouders overeenstemming bereikt over de geschilpunten. De moeder heeft verzocht om het ouderschapsplan, dat op 26 oktober 2020 door beide ouders was ondertekend, te bekrachtigen. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders het eens zijn geworden over de inhoud van het ouderschapsplan en dat zij afzien van een mondelinge behandeling. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd, maar enkel voor zover het de verdeling van de zorg- en opvoedtaken betreft, en heeft bepaald dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van de nieuwe beschikking.

De uitspraak van het hof is gedaan op 17 december 2020, waarbij de rechters E.L. Schaafsma-Beversluis, J.C.E. Ackermans-Wijn en E.H. Schijven-Bours betrokken waren. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 17 december 2020
Zaaknummer: 200.273.345/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/343971 / FA RK 19-1050
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.N. Sardjoe.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007;
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 oktober 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 30 januari 2020, met producties, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van de beslissing inzake de regeling verdeling vakanties en feestdagen en het verzoek van de vrouw, weergegeven onder punt 12 tot en met 16 alsnog toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift ingekomen ter griffie op 20 maart 2020, heeft de vader verzocht het hoger beroep van de moeder ongegrond te verklaren, althans haar verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de rechtbank van 2 oktober 2019;
- het V6-formulier van 5 november 2020, van de advocaat van de vader, met bijlage, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V8-formulier van 30 november 2020, van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
2.4.
Er heeft geen mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden.

3.De beoordeling

3.1.
De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007 (hierna: [minderjarige 1] );
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008 (hierna: [minderjarige 2] ).
3.2.
De vader heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] erkend.
3.3.
De vader en de moeder oefenen het gezamenlijk ouderlijk gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
- de kinderen verblijven om de maand het eerste weekend van die maand bij de moeder;
- de kinderen verblijven de overige weekenden bij de vader, waarbij de weekendregeling aanvangt op vrijdag na school tot maandag aanvang school. Als op vrijdag sprake is van een studiedag vangt de omgang aan om 10.00 uur. Als op maandag sprake is van een studiedag eindigt de weekendregeling op maandag 10.00 uur. De vader zal zorgdragen voor het ophalen en (terug)brengen van de kinderen;
-ten aanzien van de schoolvakanties en feestdagen zal de verdeling in onderling overleg zodanig worden verdeeld dat de vader de kinderen gedurende 170 dagen per kalenderjaar bij zich heeft. Voor het overige deel van de vakanties en feestdagen zal een verdeling bij helfte geschieden;
- in de zomervakantie zijn de kinderen drie aaneengesloten weken bij de vader en drie aaneengesloten weken bij de moeder. De moeder heeft in de even jaren de eerste keuze en dient haar keuze uiterlijk op 1 februari van dat jaar aan de vader kenbaar te maken. In de oneven jaren heeft de vader de eerste keuze, welke hij uiterlijk op 1 februari van dat jaar aan de moeder kenbaar dient te maken;
- op de verjaardagen van de kinderen zal het jarige kind vier en een half uur bij de andere ouder doorbrengen, eventueel na schooltijd;
- op de verjaardag van partijen zullen de kinderen gedurende vier en een half uur bij de jarige ouder doorbrengen, eventueel na schooltijd;
- op Moederdag verblijven de kinderen bij de moeder;
- op Vaderdag verblijven de kinderen bij de vader.
3.6.
Blijkens de brieven zoals hierboven vermeld onder 2.3 hebben de ouders overeenstemming bereikt over hetgeen hen in hoger beroep verdeeld hield.
3.7.
De ouders zijn het volgende overeengekomen. De moeder heeft verzocht om de verzoeken zoals deze door haar in het appelschrift zijn geformuleerd, als gewijzigd te beschouwen, in die zin dat de moeder het hof verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het door partijen ondertekende ouderschapsplan te bekrachtigen. De vader heeft eveneens verzocht het ouderschapsplan te bekrachtigen, zodat dit het enige en eensluidend verzoek zal zijn van beide partijen. De ouders hebben hierbij afgezien van de geplande mondelinge behandeling bij het hof. De ouders hebben het hof verzocht de overeenstemming vast te leggen in een beschikking, aan welk verzoek het hof zal voldoen.
3.8.
Op grond van het hiervoor overwogene zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, doch uitsluitend voor zover daarin een verdeling van de zorg- en opvoedtaken is bepaald, en opnieuw rechtdoende bepalen dat het op 26 oktober 2020 door de ouders ondertekende, en aan deze beschikking gehechte, ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 oktober 2019;
bepaalt dat het op 26 oktober 2020 door de ouders ondertekende, en aan deze beschikking gehechte, ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, J.C.E. Ackermans-Wijn en E.H. Schijven-Bours en is op 17 december 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.