Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
[minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Limburg van 22 oktober 2019, waarin de man, verweerder in hoger beroep, vervangende toestemming tot erkenning van hun kind was verleend. De moeder voerde aan dat haar belangen bij een ongestoorde verhouding met het kind in het gedrang komen door de erkenning, en dat er geen sprake was van gewijzigde omstandigheden die een hernieuwde belangenafweging rechtvaardigden. De man betwistte deze claims en stelde dat zijn situatie verbeterd was, wat door de Raad voor de Kinderbescherming werd ondersteund. Het hof oordeelde dat de man ontvankelijk was in zijn verzoek en dat de belangen van de man bij erkenning niet in strijd waren met de belangen van de moeder of het kind. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de moeder af. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, gezien de relatie tussen partijen.