ECLI:NL:GHSHE:2020:3911

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
200.278.297_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van mentoren in het kader van het mentorschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van mentoren voor de betrokkene. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.E.M. Messink, verzocht om mevrouw [beoogde mentor 1] en de heer [beoogde mentor 2] als mentoren te benoemen, in plaats van de huidige mentor, Stichting [stichting 1]. De rechtbank Oost-Brabant had eerder op 18 februari 2020 besloten om Stichting [stichting 1] als mentor te benoemen en het verzoek van de betrokkene af te wijzen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd, omdat de betrokkene zijn voorkeur voor de beoogde mentoren duidelijk had gemaakt en er geen gegronde redenen waren om deze voorkeur niet te volgen. Het hof oordeelde dat de beoogde mentoren geschikt waren en dat er geen risico op onenigheid bestond. De beslissing van het hof houdt in dat de huidige mentor, Stichting [stichting 1], wordt ontslagen en dat de beoogde mentoren met ingang van de datum van de beschikking als nieuwe mentoren worden benoemd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 17 december 2020
Zaaknummer: 200.278.297/01
Zaaknummer eerste aanleg: 8221341 TD VERZ 19-2452
in de zaak in hoger beroep van:
[betrokkene],
wonende te
[woonplaats] ,
Verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. E.E.M. Messink,
inzake de benoeming tot mentor.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- Stichting [stichting 1] (hierna: [stichting 1] );
Als informanten worden aangemerkt:
  • mevrouw [beoogde mentor 1] ;
  • de heer [beoogde mentor 2] , hierna gezamenlijk te noemen: de beoogde mentoren.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 februari 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 14 mei 2020, heeft de betrokkene verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek van betrokkene om mevrouw [beoogde mentor 1] en de heer [beoogde mentor 2] te benoemen tot mentor alsnog toe te wijzen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 november 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de betrokkene, bijgestaan door mr. Messink;
  • [stichting 1] , vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger 1] en de heer [vertegenwoordiger 2] .
Als informanten zijn de beoogde mentoren gehoord.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het procesdossier in eerste aanleg ingekomen op 28 mei 2020;
  • de brief van [stichting 1] d.d. 10 augustus 2020;
  • het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van betrokkene van 6 oktober 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Stichting [stichting 2] heeft in eerste aanleg verzocht om haar te ontslaan als mentor van de betrokkene en om [stichting 1] te benoemen als opvolgend mentor. De betrokkene heeft in eerste aanleg verzocht om niet [stichting 1] maar [beoogde mentor 1] en [beoogde mentor 2] te benoemen als mentoren. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, Stichting [stichting 2] ontslagen als mentor, Stichting [stichting 1] benoemd als mentor en het verzoek van betrokkene om [beoogde mentor 1] en [beoogde mentor 2] tot mentor te benoemen, afgewezen. Stichting [stichting 2] is in dit hoger beroep, waarin het slechts nog gaat om de persoon van de mentor, geen belanghebbende.
3.2.
De betrokkene kan zich met deze beslissing in zoverre niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. Hij verzoekt niet [stichting 1] maar mevrouw [beoogde mentor 1] en de heer [beoogde mentor 2] tot mentoren te benoemen.
3.3.
De betrokkene voert daartoe - kort samengevat – het volgende aan.
De huidige mentor ( [stichting 1] ) behartigt niet op een door de betrokkene gewenste wijze zijn belangen. De mentor heeft nauwelijks contact met de betrokkene gehad tot nog toe. De beoogde mentoren zijn wel geschikt. De betrokkene kent hen goed, vertrouwt hen en zij zijn betrokken bij zijn leven.
3.4.
Bij brief van 10 augustus 2020 stelt [stichting 1] zich op het standpunt dat zij akkoord is met benoeming van mevrouw [beoogde mentor 1] en de heer [beoogde mentor 2] als mentoren.
3.5.
Het hof overweegt het volgende.
3.5.1.
Ingevolge artikel 1:452 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechter bij het uitspreken van het mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Ingevolge artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. De rechter kan twee mentoren benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten (lid 6).
3.5.2.
Ingevolge artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.5.3.
De wetgever heeft als uitgangspunt gegeven dat de voorkeur van de betrokkene dient te worden gevolgd, tenzij gegronde redenen zich tegen een zodanige benoeming verzetten. De betrokkene heeft uitdrukkelijk zijn voorkeur gegeven. Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de betrokkene in staat is om zijn voorkeur te onderbouwen en toe te lichten. Hij heeft een voorkeur voor een mentor/mentoren die hij kent en die hij vertrouwt. Met de beoogde mentoren heeft hij een band, zij regelen al veel zaken voor hem en hij vertrouwt hen de behartiging van zijn belangen toe. Niet is gebleken van voldoende gegronde redenen die zich tegen een benoeming van deze mentoren verzetten. Weliswaar ziet het hof dat sprake is van enige spanning tussen [beoogde mentor 1] en de directie van het verpleeghuis waar betrokkene verblijft, maar dit is op dit moment onvoldoende concreet om aan te nemen dat dit zich tegen het voorbijgaan aan de wens van betrokkene verzet. Daarbij komt dat de huidige mentor, ten aanzien waarvan overigens niet is gebleken dat zij haar taak niet naar behoren zou uitoefenen, zich niet verzet tegen de wens van betrokkene dat een andere mentor wordt benoemd. Met betrekking tot de vraag of het belang van betrokkene is gediend met de benoeming van twee mentoren, oordeelt het hof als volgt. De wet biedt de mogelijkheid om twee mentoren te benoemen. Voorop staat dat de betrokkene de benoeming van beide mentoren wenst. De twee beoogde mentoren hebben ieder een andere achtergrond en vullen elkaar in hun rol en deskundigheid aan. Zij hebben bovendien al onderlinge afspraken met betrokkene over de wijze waarop zij invulling willen geven aan het mentorschap. Er is niet gebleken van een risico op onenigheid of anderszins een belemmering in de taakuitoefening als zij beiden tot mentor worden benoemd.
3.6.
Op grond van het hiervoor overwogene zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover het verzoek van betrokkene is afgewezen en [stichting 1] tot mentor is benoemd, en het verzoek van betrokkene tot benoeming van mevrouw [beoogde mentor 1] en de heer [beoogde mentor 2] tot mentoren alsnog toewijzen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 februari 2020 met ingang van de datum van deze beschikking voor zover de rechtbank het verzoek om [beoogde mentor 1] en [beoogde mentor 2] tot mentoren te benoemen heeft afgewezen en [stichting 1] , voornoemd, tot mentor is benoemd, en opnieuw rechtdoende,
ontslaat [stichting 1] als mentor met ingang van de datum van deze beschikking;
wijst alsnog het verzoek van de betrokkene om [beoogde mentor 1] en [beoogde mentor 2] tot mentoren te benoemen toe en wel met ingang van de datum van deze beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.L. Schaafsma-Beversluis, E.P. de Beij en is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.