3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.Op 29 juli 2014 is te [plaats] overleden [erflater] , verder te noemen erflater. Erflater had geen kinderen en hij had ook niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt. De erfgenamen zijn [appellant] (broer van erflater), [appellante] (dochter van een vooroverleden zus van erflater), [geïntimeerde 1] (broer van erflater), [geïntimeerde 2] (zus van erflater) en [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] (kinderen van een vooroverleden zus van erflater). [appellant] , [appellante] , [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn ieder voor 1/5 deel gerechtigd tot de nalatenschap en [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] ieder voor 1/15 deel. Alle erfgenamen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.
3.1.2.Tot de nalatenschap behoren de saldi op de bankrekeningen met nummer
[rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2]
3.1.3.Tot de nalatenschap behoorden voorts onroerende zaken aan de [adres] te [plaats] , kadastrale aanduiding [plaats] [kadastrale aanduiding 1] , grootte 1 ha 60 a 60 ca en [plaats] [kadastrale aanduiding 2] grootte 3 ha 90 a 5 ca, met de daarop gebouwde woning en schuur.
3.1.4.Door de Belastingdienst is op 29 september 2015 aan de erfgenamen van erflater een voorlopige aanslag erfbelasting opgelegd. Deze bedroeg in totaal € 84.152,-. De voorlopige aanslag is uit de nalatenschap voldaan.
3.1.5.Omdat partijen er niet in slaagden overeenstemming te bereiken over de verdeling van de nalatenschap, zijn [appellanten] in 2015 een bodemprocedure gestart bij de rechtbank om tot een verdeling te komen (zaaknummer C/01/294964/ HA ZA 15-439). In die procedure zijn [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] verschenen. [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] zijn niet verschenen. Uiteindelijk is in die bodemprocedure een minnelijke regeling bereikt. Die regeling is vastgelegd in een vonnis van 16 mei 2018 in samenhang met de in het proces-verbaal van (voortzetting van) comparitie, gehouden op 22 maart 2018, vastgelegde vaststellingsovereenkomst. De vaststellingsovereenkomst is ondertekend door [appellanten] enerzijds en [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] anderzijds. Partijen zijn in het vonnis van 16 mei 2018 veroordeeld tot het nakomen van deze op 22 maart 2018 getroffen regeling. Voor zover van belang luidt deze als volgt:
1. Toegedeeld zal gaan worden aan [geïntimeerde 1] de grond met een oppervlakte van 53.565 vierkante meter, uitmakende het totaal minus de woning aan de [adres] met de daarbij behorende ondergrond, uitmakende een nader plaatselijk aan te duiden perceel van 1.500 vierkante meter, nader te noemen het huisperceel. Het huisperceel zal beslaan een breedte van 30 meter en een diepte van 50 meter en zal zodanig gesitueerd zijn dat zich daarin in ieder geval bevinden het woonhuis en het gemetselde, achterste duivenhok.
2. [geïntimeerde 1] zal gemelde grond toegedeeld krijgen tegen een bedrag van € 399.059,25, uitmakende een bedrag van € 7,45 per vierkante meter.3. De levering en betaling van bedoelde grond zal plaatsvinden op zo kort mogelijke termijn, uiterlijk direct nadat de zich op de stal bevindende asbesthoudende dakplaten en de zich in het weiland bevindende (delen) van golfplaten zullen zijn verwijderd, doch uiterlijk binnen drie maanden na heden. Betaling zal plaatsvinden op de kwaliteitsrekening van de nader door [geïntimeerde 1] te kiezen notaris. Het bedrag zal in opdracht van partijen door de notaris in bewaring worden gehouden tot het moment van verdeling.
4. Het door [geïntimeerde 1] voor 2018 betaalde bedrag voor het gebruik van de grond mag worden verrekend met het hiervoor door [geïntimeerde 1] te betalen bedrag, met dien verstande dat het bedrag tijdsevenredig zal moeten worden omgeslagen.
5. De asbest aanwezig in of op de grond die aan [geïntimeerde 1] zal worden geleverd, zal op kosten van de deelgenoten worden verwijderd. Het betreft de asbesthoudende dakplaten die zich nog op de stal bevinden. Daarnaast betreft het losse delen die naast de stal op de grond aanwezig zijn alsmede delen die in het weiland, ter hoogte van een voormalige drinkplek, in de grond aanwezig zijn. Deze laatste locatie zal door [geïntimeerde 1] nader in het weiland worden aangeduid. Voor de volledigheid merken partijen op dat het gaat om de verwijdering van asbest, niet om de verplichting om de grond te saneren.
6. Partijen zullen binnen een week na heden ieder een offerte opvragen voor het verwijderen van de asbest als hiervoor bedoeld. De opdracht zal worden gegund aan degene die de laagste prijs offreert, tenzij partijen in onderling overleg anders overeenkomen.
7. Partijen zullen binnen een maand na heden opdracht verstrekken aan makelaar [makelaar] te [plaats] ter zake de verkoop van het huisperceel. De kosten van de verkoop zullen voor rekening van de deelgenoten komen. Partijen zijn overeengekomen dat het huisperceel zal worden verkocht indien een bod wordt uitgebracht dat ten minste
€ 325.000,00 bedraagt. In dat geval hebben partijen ieder nog tien dagen de tijd om een koper aan te dragen die een hogere prijs zou willen betalen. De verkoop zal gegund worden aan degene die de hoogste prijs biedt.(…)10. Partijen verlenen elkaar na uitvoering van het vorenstaande finale kwijting van al hetgeen zij in het kader van deze procedure gevorderd hebben. (…)
3.1.6.Aan makelaar [makelaar] te [plaats] is opdracht verleend om het af te splitsen huisperceel aan de [adres] te [plaats] te verkopen. Die onroerende zaak, het huisperceel, is verkocht aan derden voor een bedrag van € 352.000,--. De levering heeft op 31 oktober 2018 plaatsgevonden en de koopsom is voldaan en tussen de erfgenamen verdeeld. Er is aan de kopers 1504 m2 overgedragen in plaats van de beoogde 1500 m2. Aldus resteert nog in de nalatenschap de ter plaatse resterende grond die aan [geïntimeerde 1] toegedeeld wordt (verder ook te noemen: het perceel) minus 4 m2 die bij de afsplitsing bij het huisperceel is gevoegd zodat voor [geïntimeerde 1] een perceel resteert dat in totaal 53.561 m2 groot is.
3.1.7.Ter uitvoering van de afspraak in de vaststellingsovereenkomst over het verwijderen van asbest heeft [asbestverwijderaar] (hierna: [asbestverwijderaar] ) verwijderingswerkzaamheden verricht en daarvoor bij herziene factuur van 16 juli 2018 uiteindelijk € 6.050,-- inclusief BTW gefactureerd, alsmede nog een bedrag van € 41,32 wegens enige aanvullende werkzaamheden. Deze kosten zijn ten laste van de boedel voldaan uit het saldo van de een van de bankrekeningen van de nalatenschap.
3.1.8.Toen de verdere uitvoering van de vaststellingsovereenkomst stagneerde, hebben [appellanten] de overige erfgenamen op 19 november 2018 in kort geding gedagvaard. Zij vorderden (samengevat):
1. de veroordeling van [geïntimeerden] tot nakoming van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst, zoals weergegeven in de aan het vonnis in de bodemprocedure gehechte vaststellingsovereenkomst, meer in het bijzonder tot medewerking aan de levering aan [geïntimeerde 1] van het perceel tegen betaling van de koopsom ten overstaan van een door [geïntimeerde 1] aan te wijzen notaris, alle daartoe benodigde handelingen te verrichten en zich te richten naar de aanwijzingen van de notaris die conform de vaststellingsovereenkomst zal handelen;
2. de veroordeling van [geïntimeerden] om, binnen zeven dagen na levering van het perceel aan [geïntimeerde 1] tegen betaling van de overeengekomen koopsom, mee te werken aan verdeling van de saldi op de tot de nalatenschap behorende bankrekeningen en opheffing van de betreffende bankrekeningen en alle daarvoor benodigde handelingen te verrichten;
3. de veroordeling van [geïntimeerden] om ieder aan eisers een dwangsom van € 5.000,-- te betalen voor iedere dag dat zij niet aan de sub 1 en 2 gevorderde medewerking voldoen, tot een maximum van € 100.000,-- is bereikt;
4. bepaling dat, indien [geïntimeerden] de sub 3 genoemde dwangsommen verschuldigd worden, [appellanten] gerechtigd zijn de verschuldigde dwangsommen te (laten) verrekenen met het aandeel van [geïntimeerden] ontvangen uit de nalatenschap;
5. veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van de procedure.
3.1.9.Op 6 december 2018 zijn aanvullende werkzaamheden ter sanering van asbest op het perceel uitgevoerd door [asbestverwijderaar] , zulks in samenspraak met de gemeente Bergeijk.
3.1.10.Op 10 december 2018 vond de zitting in het kort geding in eerste aanleg plaats. Bij die gelegenheid is tussen de verschenen partijen ( [appellanten] enerzijds en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] anderzijds) ter afwikkeling van hun geschil het volgende overeengekomen (waarbij [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] te kennen gaven dat de instemming van [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] te verwachten was):
1. De levering van de in de vaststellingsovereenkomst aan [geïntimeerde 1] toegedeelde grond (minus 4 m2) zal plaatsvinden door een der notarissen van notariskantoor [Notariskantoor] te [kantoorplaats] . [geïntimeerde 1] zal daartoe contact leggen met dit notariskantoor en streven naar een zo spoedig mogelijke levering, waarbij zijn voorkeur uitgaat naar 4 januari 2019.2. [geïntimeerde 2] zal de haar bekende adressen van de gedaagden 3 tot en met 5, de neef en nichten [naam] , aan genoemd notariskantoor doorgeven.
3. De 4m2 die [geïntimeerde 1] niet geleverd krijgt, zal verrekend worden in de door [geïntimeerde 1] te betalen prijs tegen een bedrag van € 7,45 per m2, totaal € 29,80.
4. De pacht zal met [geïntimeerde 1] worden verrekend op voet van het bepaalde in artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst. Dat impliceert dat er bij levering in januari 2019 over 2018 niets meer te verrekenen zal zijn.
5. De nog te ontvangen factuur van [asbestverwijderaar] voor de laatste asbestverwijdering op 6 december 2018 zal ten laste van de gezamenlijke erven worden voldaan.
6. Na de levering van de grond en de betaling van de koopsom zullen de gezamenlijke erven meewerken aan de verdeling van de banksaldi en opheffing van de bankrekeningen.7. Bij afwikkeling conform het vorenstaande zullen alle verschenen partijen de eigen kosten dragen.
8. Partijen wensen aanhouding van het kort geding.Daarop is het kort geding aangehouden om partijen (ook [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] ) de gelegenheid te geven uitvoering te geven aan de nadere afspraken.
3.1.11.Conform de op 10 december 2018 gemaakte afspraak is de asbestnota van [asbestverwijderaar] ter zake van de aanvullende werkzaamheden, ten bedrage van € 2.549,25, ten laste van de gezamenlijke erfgenamen voldaan.
3.1.12.[geïntimeerde 1] heeft het in de vaststellingsovereenkomst genoemde bedrag van € 399.059,25 wegens de toedeling aan hem van het perceel, overgemaakt naar de derdenrekening van notariskantoor [Notariskantoor] Blijkens de afrekening van het notariskantoor (productie 13 bij bijlage 7 bij MvG) resteert daarvan, na aftrek van het bedrag ter zake van de voormelde asbestnota ad € 2.549,25 en van een bedrag van € 29,80 omdat 4 m2 minder aan [geïntimeerde 1] zal worden geleverd, een bedrag van € 396,480,20 ter verdeling onder de erfgenamen. Zoals vermeld in de afrekening van het notariskantoor komt aan [appellant] , [appellante] , [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ieder 1/5e deel (een bedrag van € 79.296,04) toe en aan [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] ieder 1/15e deel (een bedrag van € 26.432,01).
3.1.13.Omdat [geïntimeerde 1] zich op het standpunt stelde dat het door hem op de derdenrekening van het notariskantoor gestorte bedrag in depot diende te blijven totdat de definitieve aanslagen erfbelasting bekend zouden zijn, heeft het passeren van de leveringsakte bij de notaris geen doorgang gevonden.
[appellanten] hebben daarop om voortzetting van het kort geding verzocht en hun eis gewijzigd.
3.1.14.De voorzieningenrechter heeft vervolgens uitspraak gedaan bij vonnis van 4 april 2019. De voorzieningenrechter heeft de eiswijziging niet toelaatbaar geacht.
De voorzieningenrechter heeft verder de vorderingen, zoals geformuleerd door [appellanten] in de inleidende dagvaarding afgewezen. Met betrekking tot de vordering om [geïntimeerden] te veroordelen tot het meewerken aan de levering van het perceel aan [geïntimeerde 1] tegen betaling van de koopsom overwoog de voorzieningenrechter, kort gezegd, dat partijen het niet eens waren over de afrekening die daarna moet plaatsvinden in verband met de nog te verwachten definitieve aanslag erfbelasting, die naar verwachting aanmerkelijk hoger zal zijn dan de voorlopige aanslag en partijen niet duidelijk hebben kunnen maken hoe hoog het nog te betalen bedrag zal uitvallen. Ook was er geen specifiek spoedeisend belang gesteld om vooruitlopend op die definitieve belastingaanslag, thans reeds de verdeling te bewerkstelligen.
Met betrekking tot de vordering om [geïntimeerden] te veroordelen mee te werken aan de verdeling van de banksaldi en opheffing van de bankrekeningen overwoog de voorzieningenrechter dat [appellanten] bij die vordering geen belang hebben omdat er geen reden is om aan te nemen dat [geïntimeerden] niet aan die verdeling en opheffing zullen meewerken.
De voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.