In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en Dexia Nederland B.V. Het hoger beroep volgde op een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 19 oktober 2017 was gewezen. De kern van de zaak betreft de effectenleaseovereenkomsten en de vraag of de echtgenote van [appellant] op de hoogte was van deze overeenkomsten vóór de verjaringstermijn. Het hof had eerder in een tussenarrest van 28 april 2020 [appellant] toegelaten tegenbewijs te leveren tegen het voorshands bewezen geachte feit dat zijn echtgenote al vóór 13 maart 2000 bekend was met de overeenkomsten. Tijdens de bewijslevering is de echtgenote als getuige gehoord, maar het hof oordeelde dat het tegenbewijs niet was geleverd. Het hof concludeerde dat de echtgenote reeds vóór de verjaringstermijn op de hoogte was van de overeenkomsten, waardoor de bevoegdheid tot vernietiging van deze overeenkomsten was verjaard. De vorderingen van [appellant] werden afgewezen, en het hof bekrachtigde het bestreden vonnis van de kantonrechter. Tevens werd [appellant] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.