In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, werd de verdachte geconfronteerd met de vondst van bijna 38 kilo cocaïne in de door haar en haar man gehuurde woning. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een maand hechtenis met aftrek van voorarrest, maar de verdachte ontkende enige betrokkenheid. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank en verwierp het verweer van de verdachte dat zij geen schuld had aan de aanwezigheid van de drugs. Het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte moest zijn geweest van de spullen in haar woning die in verband konden worden gebracht met drugs. De verdachte was niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de vrijspraak van een ander feit, omdat dit volgens de wet niet mogelijk was. Het hof oordeelde dat de bewijsvoering, hoewel verbeterd, voldoende was om de verdachte te veroordelen. De uitspraak werd gedaan op 15 december 2020, waarbij het hof de voorlopige hechtenis van de verdachte opheft.