ECLI:NL:GHSHE:2020:3857

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
20-003907-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging met contact- en locatieverboden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor belaging van zijn ex-schoonzoon. De politierechter had de verdachte een voorwaardelijke taakstraf van 180 uren opgelegd, met een proeftijd van drie jaren, en een vrijheidsbeperkende maatregel die contact- en locatieverboden inhield. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. De verdachte had de aangever herhaaldelijk benaderd via e-mail, sms en telefoon, waarbij hij beledigende en kwetsende boodschappen verstuurde. Het hof heeft vastgesteld dat de gedragingen van de verdachte een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangever hebben gevormd. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd, maar heeft de verdachte alsnog schuldig bevonden aan belaging. De opgelegde taakstraf is gehandhaafd, maar het locatieverbod is opgeheven omdat de aangever inmiddels was verhuisd. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00 voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer: 20-003907-19
Uitspraak: 7 december 2020
TEGENSPRAAK (279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch,

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 11 december 2019 in de strafzaak met het parketnummer
01-191160-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1943,
wonende te [woonplaats] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van belaging van [naam aangever] veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, inhoudende, kort gezegd, contact- en locatieverboden voor de duur van 2 jaren
ten behoeve van het slachtoffer [naam aangever] . Daarbij is vervangende hechtenis opgelegd voor de duur van 1 week voor iedere overtreding van een verbod.
Ten slotte heeft de politierechter beslist op de vordering tot schadevergoeding ten behoeve van de benadeelde partij.
Van de zijde van de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door en namens het slachtoffer/de benadeelde partij [naam aangever] naar voren is gebracht, van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman van de verdachte is aangevoerd.
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de politierechter zal bevestigen, met inbegrip van het opgelegde contactverbod, maar met uitzondering van het opgelegde locatieverbod.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Voor het geval het hof tot een bewezenverklaring komt, is verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 oktober 2018 tot en met 10 juli 2019 te [gemeente 1] en/of [gemeente 2] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam aangever] , door
- 75 e-mails naar die [naam aangever] te sturen en/of
- 112 keer naar die [naam aangever] te bellen en/of
- meerdere voicemailberichten in te sturen
[het hof leest: in te spreken]en die [naam aangever] daarbij (onder andere) de woorden toe te voegen: "Narcist", "Homo" en/of "Vuile hoerenjager" en/of
- meerdere keren bij de voetbalclub van die [naam aangever] langs te gaan,
met het oogmerk die [naam aangever] te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden en/of vrees aan te jagen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 oktober 2018 tot en met
10 juli 2019 te [gemeente 1] en/of [gemeente 2] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam aangever] , door
- e-mails naar die [naam aangever] te sturen en
- naar die [naam aangever] te bellen en
- voicemailberichten in te spreken en die [naam aangever] daarbij (onder andere) de woorden toe te voegen: "Narcist", "Homo" en/of "Vuile hoerenjager",
met het oogmerk die [naam aangever] te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Het hof merkt hierbij het volgende op.
Met de politierechter en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier, waaronder de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaring, genoegzaam is komen vast te staan dat de verdachte in het najaar van 2018 meerdere keren, waaronder eenmaal op 18 oktober 2018, op het terrein van de voetbalclub van aangever in [gemeente 2] is geweest om hem aldaar op te zoeken en aan te spreken. Anders dan de politierechter en de advocaat-generaal, maar met de raadsman van de verdachte, is het hof echter van oordeel dat op grond van het voorhanden bewijs niet is komen vast te staan dat de verdachte op het terrein van de voetbalclub van aangever is geweest gedurende de in de tenlastelegging genoemde periode. De verdachte wordt daarom in zoverre van het tenlastegelegde vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft aan de bepleite vrijspraak ten grondslag gelegd dat uit het dossier blijkt dat de verdachte gedurende de in de tenlastelegging genoemde periode slechts een beperkt aantal sms- en e-mailberichtenberichten aan aangever heeft verzonden en slechts enkele voicemailberichten heeft ingesproken. Weliswaar kan op grond van de opgevraagde historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van aangever worden aangenomen dat er vaker door de verdachte naar dat telefoonnummer is gebeld en ook dat er sprake was van een aantal ‘onbekende diensten’, maar volgens de raadsman moet hierbij in aanmerking worden genomen dat er niet steeds telefonisch contact met aangever tot stand is gekomen. De raadsman is daarom van mening dat het gedrag van de verdachte hooguit laakbaar was, maar mede gelet op de aard en inhoud van de berichten geen stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangever heeft opgeleverd.
Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr verschillende factoren van belang zijn: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Deze in aanmerking te nemen beoordelingsfactoren zijn daarbij in zekere mate communicerende vaten. Het gaat dus niet zozeer om een weging van elke factor op zichzelf, maar om de waardering van het gehele handelen van de verdachte en de vraag of dat handelen in zijn totaliteit bezien voldoet aan de eisen die aan belaging in art. 285b, eerste lid, Sr worden gesteld. Ter illustratie: een eventuele korte duur en een geringe frequentie van de gedragingen van verdachte kunnen worden gecompenseerd door de andere criteria, zoals de indringendheid en de aard van de gedragingen en de invloed van die gedragingen op het persoonlijke leven van de getroffene.
Het hof stelt op grond van de gebruikte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast:
Aangever is gehuwd geweest met de dochter van de verdachte. In 2017 hebben partijen besloten te gaan scheiden. Na een verzoeningspoging in januari 2018 is de verdachte in maart 2018 definitief uit de echtelijke woning vertrokken. Vanaf juli 2018 loopt de echtscheidingsprocedure. De verdachte heeft aangever vervolgens op verschillende momenten benaderd c.q. getracht met hem in contact te komen:
- op verschillende data en tijdstippen gelegen binnen een periode van circa vijf maanden (27 oktober 2018 tot 26 maart 2019) heeft de verdachte tien sms-berichten naar het telefoonnummer van aangever gestuurd en vijftig keer gebeld naar het telefoonnummer van aangever, waarbij de verdachte ten minste drie voicemailberichten heeft ingesproken. In diezelfde periode is ook nog zestig keer sprake geweest van ‘onbekende diensten’ uitgaande van het telefoonnummer van de verdachte naar het telefoonnummer van aangever;
- binnen de tenlastegelegde pleegperiode heeft de verdachte achtentwintig
e-mailberichten aan aangever verstuurd (waarvan acht op 17 december 2018 binnen een tijdsbestek van ruim drie uren) en
- ten slotte heeft de verdachte in juni en juli 2019 geprobeerd telefonisch in contact te komen met aangever.
De voicemailberichten dateren van 17 december 2018, 18 februari 2019 en 4 maart 2019 en houden het volgende in:
17.12.2018 - 17:06
“Dag [voornaam aangever] , ga zo door jongen, je doet het weer fantastisch. Ik denk verder dat je
diep ongelukkig bent, en dat je daarom dingen doet, hoe kunt je zo'n leugens
vertellen jongen. Hoe kun je zo iets doen. Ik snap het echt niet meer. Ik heb
medelijden met jouw zelfs. Maar dat je homo bent dat wist ik niet al en narcist ook.
Maar ik ga het nu naar buiten brengen tegen iedereen die ik tegen kom vertel ik het,
dat je vroeger al met mannen meeging. vuile hoerenjager en homo. Maar dat geeft niet,
laat ons maar kapot, gij gaat er zelf mee aan.”
18.02.2019 - 19:35
“ [voornaam aangever] , narcist, homo en gok verslaafd, het is nogal wat jongen, je hoeft mij niet te
antwoorden, je moet het zelf weten. [voornaam aangever] als je antwoord dan ga ik je ouders nu
bellen en dan jouw vriendin. [voornaam aangever] , ik heb nog steeds geen antwoord van jou op mijn
vragen gehad. Ik blijf niet wachten. Als je niet antwoord ga ik alles openbaar maken.”
04-03-2019 18:32
“Wat jammer, wat jammer. Hij kan de opname niet opnemen. Hij heeft geen tijd. Het
homootje heeft geen tijd, Het homootje heeft geen tijd, Homootje, homootje, homo,
homootje, Narcistje, narcistje, narcistje, Bedrieger, bedrieger, bedrieger wat ben
jij voor een man. Holikidee, holikidee, opa is jiep a joo. [naam huisdier] kijk eens hier naar je
oude baasje, die is de weg kwijt, helemaal kwijt. Maar ik ben ook de weg kwijt, dat
heeft hij zelf gedaan. Hij heeft mij gek gemaakt. Ik ben helemaal overspannen nu. En
ik weet helemaal niet meer wat ik doe, dat komt allemaal door hem oude baasje. Ik heb
het gehad met het leven maar hij moet nog door.”
De door de verdachte aan aangever verzonden e-mails houden in:
datum onderwerpregel inhoud
27-10-2018 verstoten -
27-10-2018 laat je behandelen -
28-10-2018 narcist [voornaam aangever] , zoek ook eens naar narcist en kind, een kind
verstoot haar ouder niet zomaar.
4-11-2018 [hof: onbekend] [hof: onbekend; zie echter 18-12-2018]
17-12-2018 Gok verslaving -
17-12-2018 Afspraak met mannen -
17-12-2018 Afkoopsom? Verduisterd? –
17-12-2018 Oproep vrienden om te getuigen –
17-12-2018 Narcist [voornaam aangever] ,een narcist heeft altijd gelijk,ook al verdraait
hij alles,God weet beter.laat je helpen.
17-12-2018 Home alone
17-12-2018 Kerst
17-12-2018 Niets
18-12-2018 Laatste contact [voornaam aangever] , 4 november heb ik je mijn laatste mail
gestuurd. Het was niet de bedoeling om hier op
terug te komen. Helaas heb ik dat gisteren wel
gedaan.Toen [dochter van verdachte] en [kleindochter van verdachte] zo teleurgesteld
waren.heb ik dit gedaan. Ik ga verder met mijn
leven en ik kan zelf wel in de spiegel kijken,iets dat
jij niet kan.lk hoop dat je kan leven met zo veel
leugens en onwaarheden. Ik geloof in God en op
een gepaste oplossing. De tijd zal het aangeven.
23-12-2018 Vraag [voornaam aangever] ,waar komt al die haat vandaan,wat heeft jou
zo veranderd?
29-12-2018 Waarheid [voornaam aangever] ,waarom vertel je je ouders niet de waarheid,
of moet ik dat doen
7-1-2019 Doorgaan [naam aangever] , ga zo nog even Door, dan breng
ik alles over jou naar buiten.
7-1-2019 Telefoongesprek [voornaam aangever] , ik heb je vader aan de lijn gehad,hieruit
blijkt uit wat voor een familie jij vandaan komt.
Jij heb
8-1-2019 (geen onderwerp) -
8-1-2019 test -
10-1-2019 test -
12-2-2019 antwoord -
18-2-2019 nog steeds geen antwoord -
1-3-2019 Ho mo -
1-3-2019 Te laat -
4-3-2019 Narcisme Kenmerken, 1 jaloers en bezitterig gedrag 2 de
controle willen houden 3 zich superieur voelen
4 manipuleren
4-3-2019 test -
6-3-2019 test -
7-3-2019 test -
Naar aanleiding van voorafgaande situaties waarin de verdachte aangever heeft benaderd, althans pogingen in het werk heeft gesteld om met aangever in contact te komen, heeft de politie op 23 oktober 2018 een zogenoemd ‘stop’-gesprek met de verdachte gevoerd. Desondanks is de verdachte, na een periode van rust, doorgegaan met het benaderen van aangever. In januari 2019 heeft aangever bij aangetekende brief aan de verdachte verzocht daarmee te stoppen en hem met rust te laten. Ook is de verdachte op initiatief van aangever door de telefoonprovider gemaand om te stoppen met het veroorzaken van overlast. Ondanks deze acties komt uit de bewijsmiddelen naar voren dat de verdachte op indringende, bijna obsessieve wijze heeft geprobeerd met aangever in contact te komen hoewel aangever herhaaldelijk en op verschillende wijzen aan de verdachte te kennen had (doen) gegeven van zijn handelwijze niet gediend te zijn.
Aangever heeft de gevolgen, die de gedragingen van de verdachte voor hem hebben gehad, in zijn slachtofferverklaring omschreven. Volgens aangever:
- moest hij continue op zijn hoede zijn want, zoals de verdachte zelf had aangegeven, wist hij niet meer wat hij zou doen;
- is hij, aangever, argwanend geworden voor de mensen om hem heen, want wie zou er nu benaderd zijn met nieuwe laster;
- is hij, aangever, contacten kwijtgeraakt door de onwaarheden van de verdachte;
- schaamt hij, aangever, zich naar de mensen om hem heen want wat zal er wel niet gedacht worden, ondanks dat hij weet wat de waarheid is;
- kan hij, aangever, geen normaal contact hebben met zijn dochter omdat hij haar niet in deze situatie wil betrekken vanwege de impact die dat op haar heeft.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer [- naar objectieve maatstaven bezien -] zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Het hof acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de tenlastegelegde belaging heeft schuldig gemaakt.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

Belaging.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het
bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdachte heeft zich gedurende een periode van circa 8,5 maand schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-schoonzoon [naam aangever] , door deze herhaaldelijk op te bellen en daarbij voicemailberichten in te spreken en hem sms- en e-mailberichten te sturen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Met de politierechter en de advocaat-generaal acht het hof oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof heeft bij de keuze voor deze strafmodaliteit in het bijzonder rekening gehouden met de gevorderde leeftijd van de verdachte en met het gegeven dat zich na het veroordelend vonnis van de politierechter geen nieuwe incidenten hebben plaatsgevonden.
Met oplegging van een voorwaardelijke taakstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Met het oog op die laatste doelstelling zal het hof de aan de voorwaardelijke taakstraf te verbinden proeftijd bepalen op 3 (drie) jaren en voorts aan de verdachte voor de duur van 2 (twee) jaren de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v Sr opleggen, inhoudende een verbod om gedurende die tijd op welke wijze dan ook (persoonlijk, telefonisch of digitaal) in contact te treden met aangever [naam aangever] . Het hof zal daarbij bepalen dat vervangende hechtenis kan worden toegepast voor de duur van 1 (één) week voor iedere overtreding van het verbod, tot een maximum van 6 (zes) maanden.
Het hof merkt hierbij op dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft.
Anders dan de politierechter ziet het hof op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep thans geen aanleiding meer om aan de verdachte ten behoeve van aangever een locatieverbod op te leggen. Aangever heeft te kennen gegeven daar geen behoefte meer aan te hebben nu hij is verhuisd en zijn nieuwe adres aan de verdachte niet bekend is.
Vordering van de benadeelde partij [naam aangever]
Aangever [naam aangever] heeft zich in eerste aanleg als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en een vordering ingediend, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van
€ 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering heeft betrekking op immateriële schade.
De politierechter heeft de vordering bij voormeld vonnis in hoofdsom toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00 en de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering, zodat deze in hoger beroep in volle omvang voorligt.
De advocaat-generaal acht, in navolging van de politierechter, toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 2.000,00 passend.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht de vordering tot schadevergoeding wegens onvoldoende onderbouwing af te wijzen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [naam aangever] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
Op basis van de thans beschikbare gegevens omtrent de duur en intensiteit van de door de verdachte veroorzaakte overlast begroot het hof de daardoor door aangever geleden schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van € 1.000,00. Hierbij is in het bijzonder gelet op het stelselmatige karakter van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, de ingrijpende inbreuk die hij daarmee heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij, het psychisch letsel dat de benadeelde partij heeft opgelopen in de vorm van stress, onrust en angstgevoelens en de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot genoemd bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
De schade is ontstaan op verschillende data. Het hof zal daarom de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 10 juli 2019, zijnde de einddatum van de bewezenverklaarde pleegperiode.
Het hof is voorts van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte aan het slachtoffer [naam aangever] rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 1.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Omdat het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, zal het hof aan de verdachte tevens de maatregel tot schadevergoeding opleggen tot voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis;
bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect, persoonlijk, telefonisch of digitaal - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de hem, verdachte, bekende aangever [naam aangever] ;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;

Vordering van de benadeelde partij [naam aangever]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam aangever] tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro)ter zake van
immateriële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[naam aangever] , aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro)als vergoeding voor
immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
bepaalt de aanvangsdatum van de
wettelijke rentevoor de immateriële schade op
10 juli 2019.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Hafti, griffier,
en op 7 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.J. Henzen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.