Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vader, bijgestaan door mr. R. Odink (waarnemend);
- mr. Hendrix;
- de bijzondere curator.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning van zijn kind, [minderjarige], werd afgewezen. De vader had op 4 mei 2010, met toestemming van de moeder, de erkenning van [minderjarige] aangevraagd. De vader betwistte zijn biologische vaderschap en verzocht om DNA-onderzoek, wat door de moeder werd afgewezen. De moeder stelde dat de vader de biologische vader is en dat er geen reden is voor een DNA-test. De bijzondere curator steunde de moeder en wees op de juridische implicaties van een vernietiging van de erkenning.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de vader niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij niet de biologische vader is. De erkenning door de vader, die plaatsvond met toestemming van de moeder, impliceert een vermoeden van vaderschap. Het hof oordeelde dat de weigering van de moeder om mee te werken aan een DNA-test niet automatisch betekent dat de vader niet de biologische vader is. De vader heeft onvoldoende concrete feiten gepresenteerd die zijn claim ondersteunen. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.