ECLI:NL:GHSHE:2020:3786

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
20-000617-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk vervoeren van cocaïne met een verborgen compartiment in de auto

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, die op 5 september 2019 op de A16 bij Zevenbergschen Hoek werd aangehouden, had ongeveer 14 kilogram cocaïne in een verborgen compartiment van zijn auto. De verdachte verklaarde op weg te zijn naar Antwerpen vanuit Den Haag. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de straf verlaagd naar 48 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en uitvoeren van cocaïne, zoals bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet. De verdachte had zich bewust blootgesteld aan de kans dat hij cocaïne vervoerde, en zijn verweer dat hij niet wist dat de pakketten cocaïne bevatten, werd verworpen. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de bijdrage van de verdachte aan het illegale drugscircuit, wat ernstige gevolgen heeft voor de samenleving. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000617-20
Uitspraak : 28 oktober 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 27 februari 2020 in de strafzaak met parketnummer 02-215168-19 tegen:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in P.I. Ter Apel, gevangenis te Ter Apel.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort weergegeven – het opzettelijk uitvoeren en vervoeren van ongeveer 14 kilogram cocaïne veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank beslist dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggeven Google Pixel 3 telefoon
(goednummer PL2000-2019213734-2089238) wordt onttrokken aan het verkeer.
Namens de verdachte is op 27 februari 2020 tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Onder de verdachte is op 6 september 2019 een zwarte Google Pixel 3 telefoon (goednummer PL2000-2019213734-2089238) in beslaggenomen (dossierpagina 87). Door de officier van justitie is op 17 september 2019 beslist dat deze telefoon vernietigd dient te worden (dossierpagina 5).
Ter terechtzitting in hoger beroep hebben de raadsman van de verdachte, de verdachte en de advocaat-generaal te kennen gegeven dat zij een beslissing over dit inbeslaggenomen goed niet (meer) nodig achten.
Bij die stand van zaken hoeft het hof met betrekking tot voornoemde telefoon geen beslissing meer nemen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 september 2019 te Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet) heeft gebracht en/of heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 14 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 september 2019 te Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet heeft gebracht en heeft vervoerd ongeveer 14 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Op gronden nader verwoord in de pleitnota heeft de verdediging daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte wist noch überhaupt eraan heeft gedacht dat de pakketten die hij vervoerde cocaïne bevatten zodat het bestanddeel 'opzet' op een middel als vermeld op lijst I van de Opiumwet niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarbij heeft de verdediging verwezen naar diverse gerechtelijke uitspraken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 5 september 2019 omstreeks 22:55 uur is aan de verdachte door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de rijksweg A16 een volgteken op grond van artikel 160 lid 1 van de Wegenverkeerswet gegeven, waaraan de verdachte gevolg gaf. De verdachte bestuurde een donkere Renault Twingo, met Belgisch kenteken [kentekennummer] . De verdachte werd vervolgens gecontroleerd op de verzorgingsplaats Den Hoek aan de A16. Behalve de verdachte, zat er niemand anders in de auto. De verdachte kon geen rijbewijs overhandigen en verbalisant [verbalisant 2] heeft vervolgens aan de verdachte medegedeeld dat hij hiervoor proces-verbaal zou krijgen en aan de verdachte de cautie gegeven. De verdachte heeft wel een kentekenbewijs van de auto overhandigd. Verbalisant [verbalisant 2] is vervolgens met de verdachte in gesprek gegaan. De verdachte verklaarde dat hij vrienden had bezocht in Amsterdam en Den Haag. Het viel de verbalisant op dat de verdachte zenuwachtig heen en weer bewoog en de verbalisant stotterend te woord stond. Het was de verbalisanten ambtshalve bekend dat in Renault Twingo’s in het verleden veel verborgen ruimtes zijn aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 2] heeft vervolgens aan de verdachte in de Engelse taal gevraagd of hij de Renault Twingo mocht doorzoeken. De verdachte heeft in de Engelse taal geantwoord: “no problem, look en search”. Verbalisant [verbalisant 2] heeft vervolgens met bijstand van een tolk in de Albanese taal nogmaals gevraagd of de auto doorzocht mocht worden. De verdachte heeft die vraag opnieuw bevestigend beantwoord.
Op genoemde verzorgingsplaats heeft de politie de auto vervolgens doorzocht. De politie heeft tijdens deze doorzoeking een verborgen ruimte onder de bestuurdersstoel aangetroffen. [1] De verborgen ruimte was te openen door de motor te starten, de achterruitverwarming aan te doen en vervolgens kortsluiting te maken op de torx-schroef. De torx-schroef zat in de bekerhouder achter de handrem. Hierdoor klapte de bestuurdersstoel naar achteren en er zat een gestoffeerd luik onder de stoel. Onder het luik zat de verborgen ruimte en de verborgen ruimte bevond zich over de gehele breedte van het voertuig. [2] In die verborgen ruimte heeft de politie een aantal pakketten omwikkeld met grijs ductape aangetroffen. De politie herkende de pakketten ambtshalve als pakketten waarin doorgaans cocaïne zit. [3] De verdachte is vervolgens op 5 september 2019 in Zevenbergschen Hoek, binnen de gemeente Moerdijk, aangehouden. [4]
Er zijn in totaal veertien pakketten aangetroffen waarbij ieder pakket meer dan 1.000 gram woog. In totaal is het nettogewicht van de verdovende middelen 14.950 gram. [5] [verbalisant 3] heeft gerelateerd dat elk pakket/blok bestond uit een bepaalde hoeveelheid wit poeder verpakt in plastic krimpfolie en zwart rubber. [6] Bij de inbeslagname is met betrekking tot de verschillende pakketten gerapporteerd dat de verdovende middelen verpakt waren in een plastic zak. [7]
Van alle pakketten is een monster genomen. Deze monsters gaven bij een indicatieve test een positieve reactie op cocaïne. [8] Het NFI heeft drie van de monsters onderzocht en gerapporteerd dat deze de stof cocaïne (als vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet) bevatten. [9]
De verdachte heeft het volgende verklaard. De verdachte is vanuit Albanië naar België afgereisd in de hoop om werk te vinden en geld te verdienen, terwijl hij op dat moment nog geen concreet zicht had op werk. Omstreeks 1 september 2019, toen de verdachte reeds een maand in Antwerpen verbleef bij een vriend en een vriendin, heeft hij een Albanese man in een horecazaak in Antwerpen ontmoet en raakte hij met hem in gesprek. De verdachte had deze man nog nooit eerder ontmoet. De verdachte weet alleen een voornaam van de Albanese man, namelijk [naam 1] . De verdachte gaf in het gesprek te kennen dat hij op zoek was naar een baan. De Albanese man had de verdachte verteld dat hij, de verdachte, niet een legale baan kon krijgen omdat hij geen werkvergunning had. De Albanese man vertelde dat hij een illegale baan voor de verdachte had, inhoudende pakketten ophalen in Den Haag en terug brengen naar Antwerpen. De verdachte zou daarvoor een auto en een telefoon krijgen. [10] De verdachte had begrepen dat hij € 150,00 per kilo betaald zou krijgen, maar ook dat hem was verteld dat “ze het er nog over zouden hebben” hoeveel de verdachte zou krijgen. [11] Op instructie van de Albanese man heeft de verdachte op 5 september 2019 de auto, met daarin de verborgen ruimte, en een gecodeerde telefoon in een Antwerpse wijk bij een andere Albanese man opgehaald. De telefoon die de verdachte meekreeg, betrof een telefoon die niet door de politie afgeluisterd kon worden. Het was voor de verdachte vanzelfsprekend dat het iets onwettigs was wat hij ging doen. [12] Aan de verdachte is door de persoon die de auto aan hem gaf uitgelegd waar hij de spullen die hij op moest halen in de auto moest leggen. [13] Dezelfde dag is de verdachte naar Den Haag gereden en eenmaal in Den Haag aangekomen heeft hij via de telefoon een adres doorgekregen waar hij naar toe moest rijden. Het was voor de verdachte duidelijk dat de persoon die dat aan hem doorgaf niet zijn echte naam gebruikte. De contactpersoon stond in de telefoon als zijnde genaamd: [naam 2] . Ze vertelden volgens de verdachte nooit hun echte namen over de telefoon maar zij maakten gebruik van verzonnen namen. Daar op straat kwam een man met een tas met daarin de pakketten. De man was niet Albanees. De man zou niets tegen de verdachte hebben gezegd. Het waren vacuüm gezogen pakketten en de structuur was best stevig. Verdachte kon niets ruiken. Bij de verdachte kwam de gedachte op dat de pakketten softdrugs konden bevatten. De verdachte heeft er niet aan gedacht dat in de pakketten cocaïne zou kunnen zitten. [14] De verdachte wist wel dat het iets onwettigs was. [15] De verdachte heeft zelf de pakketten in de verborgen ruimte van de auto geplaatst. Hij wist hoe de stoel omhoog moest en hoe de ruimte open ging. [16] Hij moest de pakketten naar Antwerpen, België brengen. Hij wist niet naar welk adres. Via de telefoon zou contact met de verdachte worden opgenomen en zou hem verteld worden waar hij de auto (met daarin de pakketten) precies moest achter laten. [17] Onderweg naar België heeft de politie de verdachte aangehouden. [18] De politie heeft aan de verdachte voorgehouden dat de indicatieve test heeft aangegeven dat de verdovende middelen cocaïne betreffen en de verdachte heeft die vraag beantwoord met: “Ja, oké”. [19]
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, meer in het bijzonder of hij ook opzet heeft gehad op het uitvoeren en vervoeren van een lijst I middel zoals cocaïne. Nu verdachte dit heeft ontkend dient onderzocht te worden of minst genomen sprake is geweest van voorwaardelijk opzet daarop.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan zodanige kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Het hof stelt in het bijzonder vast dat de verdachte met een Albanese man heeft afgesproken een illegale vervoersopdracht uit te voeren, terwijl hij die man nog nooit eerder had ontmoet. De verdachte wist dat hij in Den Haag illegale pakketten moest ophalen en naar Antwerpen, België moest smokkelen. Hij zou worden betaald per kilo. Voor de klus kreeg hij een paar dagen later van weer een andere Albanese man de beschikking over een auto met een speciaal en professioneel ingebouwde verborgen ruimte en een gecodeerde telefoon. De verdachte wist van die ruimte af. Hij wist dat hij de verborgen ruimte voor onwettige doeleinden moest gebruiken en bekend mag worden verondersteld dat daarmee wordt getracht goederen aan het zicht (van de politie) te onttrekken. Daarnaast wist hij dat hij over een gecodeerde telefoon beschikte zodat de politie de telefoon niet kon afluisteren. De verdachte is in de auto en via instructies door middel van de gecodeerde telefoon op de locatie in Den Haag gekomen. De instructies werden aan hem doorgegeven door iemand die niet zijn echte naam gebruikte. In Den Haag trof de verdachte weer een andere man, die in het geheel niet met de verdachte heeft gesproken. Die man had in een tas de pakketten bij zich. De verdachte heeft de veertien pakketten in zijn handen gehad en deze zelf in de verborgen ruimte gelegd. De verdachte heeft verklaard dat het vacuüm gezogen pakketten waren en dat de structuur best stevig was. De pakketten waren volgens de politie met grijze ductape omwikkeld en de politie heeft geverbaliseerd dat zij deze pakketten herkenden als pakketten waar doorgaans cocaïne in zit. Gesteld noch gebleken is dat de verdachte enig onderzoek heeft verricht naar de aard en inhoud van de pakketten. De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat bij hem wel de gedachte op was gekomen dat de pakketten softdrugs konden bevatten, maar dat hij er niet aan heeft gedacht dat in de pakketten cocaïne zou kunnen zitten. De enkele in hoger beroep door de verdachte gemaakte opmerking dat één van de twee Albanese mannen tegen hem zou hebben gezegd dat er geen cocaïne in de pakketten zou zitten, is, wat daar ook van zij, in het licht van al het voorgaande volstrekt onvoldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte er, zonder nader onderzoek, op mocht vertrouwen dat de pakketten inderdaad geen cocaïne bevatten. De verdachte zou een immers groot geldbedrag ontvangen voor het ophalen van de pakketten in Den Haag. De verdachte heeft verklaard dat hij een en ander ook heeft gedaan omdat hij geld nodig had voor de financiering van kosten van gezondheidszorg voor zijn moeder in Albanië.
Bij de verdachte had ook, gelet op bovenbeschreven professionele criminele werkwijze en kennelijk georganiseerd verband van personen en vorm en structuur van de pakketten en het geldbedrag wat er tegenover stond, de gedachte moeten opkomen dat de pakketten hard drugs in de vorm van cocaïne zouden bevatten.
De hiervoor genoemde omstandigheden maken naar het oordeel van het hof, dat in deze zaak, en derhalve anders dan in de door de raadsman naar voren gebrachte zaken uit de jurisprudentie, de verdachte zich wel degelijk in ieder geval willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans, welke kans hij vervolgens bewust heeft aanvaard en voor lief heeft genomen, dat hij cocaïne, genoemd op lijst I van de Opiumwet, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:
de eendaadse samenloop van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft verzocht dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van maximaal 3 jaar. Op gronden nader verwoord in de pleitnota heeft de verdediging – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. De verdachte heeft volledig meegewerkt en heeft zichzelf zelfs geïncrimineerd. Zijn moeder is ernstig ziek en daarvoor wilde hij het geld verdienen. Daarnaast is hij first offender. Bovendien drukt een gevangenisstraf zwaarder op de verdachte dan iemand met een geldige verblijfstitel. Indien hoogstens een gevangenisstraf voor de duur drie jaar aan de verdachte zal worden opgelegd, dan kan de verdachte voor strafonderbreking in aanmerking bij de helft van de opgelegde straf en anders is dat pas bij twee derde van de straf, aldus de verdediging. De raadsman heeft in dat verband gewezen op artikel 40a van de Regeling van de Minister van Justitie houdende vaststelling van de regels aangaande het tijdelijk verlaten van de inrichting bij wijze van verlof of strafonderbreking.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en uitvoeren, als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet, van ongeveer 14 kilogram cocaïne. Daarmee heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale harddrugscircuit. Het is algemeen bekend dat harddrugs in handen van gebruikers grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Daarnaast gaat de handel van harddrugs vaak gepaard met andere ernstige vormen van criminaliteit, zoals bedreiging met geweld, ook van overheidsdienaren, ripdeals, daadwerkelijk levensdelicten zoals liquidaties en witwassen op grote schaal. Daardoor wordt de samenleving in ernstige mate ondermijnd. Dat alles zijn feiten van algemene bekendheid en desondanks heeft de verdachte niet de verleiding kunnen of willen weerstaan om zich in te laten met deze vorm van misdaad. De verdachte heeft zich hiermee ingelaten uit financieel gewin. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Bij de strafoplegging heeft het hof voorts rekening gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 augustus 2020. Hieruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Als uitgangspunt voor de bepaling van de hoogte van op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft het hof aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Volgens voormelde oriëntatiepunten is voor de uitvoer van een hoeveelheid tussen 10.000 en 20.000 gram harddrugs, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48-60 maanden een passend te beschouwen straf. In casu ging het om ongeveer 14 kilogram cocaïne en dan is er nog geen rekening gehouden met de strafverzwarende omstandigheid dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van een geraffineerde handelswijze. Het hof wijst op de professioneel ingebouwde verborgen ruimte in de auto en het gebruik van een gecodeerde telefoon, waarvan de verdachte af wist en gebruikmaakte om het criminele doel zo veel mogelijk te verhullen. Het hof is daarom van oordeel dat in dit geval de hiervoor als laagst geïndiceerde gevangenisstraf (48 maanden) een absolute ondergrens is. Vanwege de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting zijn gebleken, zal het hof volstaan met voormelde gevangenisstraf.
Alles overziend, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. D.A.E.M. Hulskes en mr. J.J.M. Gielen-Winkster, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.A.J. van de Kamp, griffier,
en op 28 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Hulskes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Politiedossier, pagina’s 8 en 10.
2.Politiedossier, pagina 31.
3.Politiedossier, pagina 10.
4.Politiedossier, pagina’s 11-12.
5.Politiedossier, pagina 22, optelsom.
6.Politiedossier, pagina 22.
7.Politiedossier, kennisgevingen van inbeslagneming, pagina’s 50-77.
8.Politiedossier, pagina’s 22 en 23.
9.Politiedossier, pagina’s 35 tot en met 37.
10.Verklaring van de verdachte in hoger beroep ter terechtzitting d.d. 14 oktober 2020.
11.Politiedossier, pagina 44.
12.Verklaring van de verdachte in hoger beroep ter terechtzitting d.d. 14 oktober 2020.
13.Proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 13 februari 2020, pagina 2.
14.Verklaring van de verdachte in hoger beroep ter terechtzitting d.d. 14 oktober 2020.
15.Proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 13 februari 2020, pagina 2.
16.Politiedossier, pagina 44.
17.Politiedossier, pagina 44 en het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg d.d. 13 februari 2020, pagina 2.
18.Proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg d.d. 13 februari 2020, pagina 2.
19.Politiedossier, pagina 44.