6.2.3Vormvereisten wijze inschrijving
De deadline voor het indienen van een inschrijving is 3 augustus 2012 om 12:00 uur.
(…)
CZ zorgkantoren behoudt zich het recht voor om nadere informatie op te vragen voor zover passend binnen de regels van de inkoopprocedure. Op de datum van de indiening van de inschrijving dient de zorgaanbieder aan de voorwaarden te voldoen, tenzij anders aangegeven. Indien blijkt dat een bestuursverklaring niet naar waarheid is ingevuld, behoudt CZ zorgkantoren zich het recht voor om een sanctie op te leggen, dan wel de overeenkomst te beëindigen of de inschrijving buiten behandeling te laten.
d) Bij het Zorginkoopdocument 2013 behoort onder meer een
Bijlage 1: Landelijke geschiktheidseisen. Daarin is opgenomen:
“Zorgkantoren hanteren voor de zorginkoop van 2013 de volgende gezamenlijke geschiktheideisen voor zorgaanbieders, waaraan de zorgaanbieder per 3 augustus 2012 en gedurende de termijn van de overeenkomst dient te voldoen, tenzij anders vermeld.
Eisen van bekwaamheid
• (…)
• De zorgaanbieder heeft aantoonbaar de Zorgbrede Governancecode ingevoerd.(voetnoot 5)
De hierbij behorende voetnoot luidt:
CZ zorgkantoren verstaat hieronder dat een zorgaanbieder in ieder geval beschikt over een meervoudig samengestelde Raad van Toezicht of Raad van Commissarissen, die statutair is verankerd en waarvan bestaan en samenstelling kenbaar zijn uit het handelsregister.
e) Zorgpunt heeft op 1 augustus 2012 de inschrijving voor 2013 bij CZ ingediend. Daarbij heeft zij een door [appellant] ondertekende bestuursverklaring overgelegd, waarin hij heeft aangevinkt “
de zorgaanbieder heeft aantoonbaar de zorgbrede governancecode ingevoerd”.
3.1.6.a) Bij brief van 22 augustus 2012 heeft CZ aan Zorgpunt het volgende bericht:
“CZ zorgkantoren heeft de inschrijving van uw organisatie voor de inkoopprocedure AWBZ 2013 voor de sector Verpleging en Verzorging, regio Zuid-Limburg. CZ zorgkantoren heeft geconstateerd dat uw organisatie in aanmerking komt voor een daartoe strekkende overeenkomst 2013.
Begin september ontvangt u per mail het bericht dat de overeenkomst beschikbaar is op de digitale portal van DBC-services. Middels uw persoonlijk VECOZO-certificaat kunt u inloggen om de overeenkomst op te halen en ondertekend retour te zenden.”
b) Het verslag van een overleg op 3 september 2012 tussen CZ (mw. [naam 1] ) en Zorgpunt ( [appellant] ) vermeldt onder “
Ontwikkelingen / stand van zaken Zorgaanbieder”:
(..)
e. Zorgbrede Governance Code
Wijzigingen in de RvC. (...) Wat betreft de bevoegdheden is in de statuten opgenomen dat de RvC niet bevoegd is tot het schorsen van een bestuurder. Mw. [naam 1] vraagt hoe het toezicht op de RvB is geborgd. Dhr. [appellant] geeft aan dat dit naar zijn weten goed geborgd is. Mw. [naam 1] vraagt uit hoeveel personen en wie de Algemene Vergadering bestaat. Dhr. [appellant] geeft aan dat dat één persoon is, te weten dhr. [appellant] . Ook geeft hij aan dat er geen toezicht op de [holding] Holding is.
Mw. [naam 1] geeft aan dat een juiste borging van toezicht van belang is en onderdeel van de Zorgbrede Governance Code. Dhr. [appellant] geeft aan dat de statuten zijn gemaakt bij de notaris en dat hij ervan uit gaat dat dit in orde is. Mw. [naam 1] geeft aan dit intern te gaan bespreken en hierop terug te komen (...). Tevens licht zij toe dat het zorgkantoor ervan uit gaat dat hetgeen in de bestuursverklaring wordt ingevuld klopt. (...)
c) Op 4 september 2012 heeft notaris [notaris] aan [appellant] gemaild:
“
Zoals zojuist besproken bevestig ik u dat de door u in de vennootschap Zorgpunt (...) gekozen organisatiestructuur naar mijn mening voldoet aan de Zorgbrede Governancecode 2010.
(...)
Wij spraken af dat we na de invoering van de nieuwe vennootschapswetgeving per 1 oktober en 1 januari aanstaande samen de statuten opnieuw zullen doorlopen om ze aan te passen aan de nieuwe wetgeving, waarbij we uiteraard ook aandacht zullen hebben voor de evolutie van de inzichten omtrent de Zorgbrede Governancecode.”
d) CZ heeft naar aanleiding van de inschrijving van Zorgpunt voor de inkoopprocedure voor 2013 op 11 september 2012 aan Zorgpunt geschreven:
“
De inschrijving van uw organisatie voldoet op de volgende punten niet aan de vereisten.
In ons Zorginkoopdocument is aan een inschrijvende zorgaanbieder de voorwaarde gesteld dat hij aantoonbaar de Zorgbrede Governancecode 2010 (ZGC) moet hebben ingevoerd (...). Uit de bij inschrijving ingediende stukken blijkt dat de bestuurder van Zorgpunt (…) dezelfde (rechts)persoon is als de enig aandeelhouder, namelijk [holding] Holding B.V., waarvan u de bestuurder en enig aandeelhouder bent. Omdat de Raad van Commissarissen van Zorgpunt (…) wordt benoemd en ontslagen door de algemene vergadering van aandeelhouders, is het feitelijk de bestuurder zelf die zijn eigen toezichthouders benoemt en ontslaat. De ZGC vraagt een kritisch en onafhankelijk opererend toezichthoudend orgaan, artikel 6.1 lid 1 Uitvoeringsbesluit WTZI vraagt ook om een onafhankelijk toezichthoudend orgaan.
(...)
Indien, zoals in het geval van Zorgpunt (…), dezelfde persoon of entiteit zowel bestuurder als aandeelhouder is, wordt naar onze mening (…) niet voldaan aan de voorschriften van de ZGC omdat - effectief - dezelfde persoon of entiteit niet alleen bestuurt maar, zij het in hoedanigheid van algemene vergadering van aandeelhouders, ook zijn toezichthouder benoemt en kan ontslaan. Aan onze benadering staat niet in de weg dat de ZGC toelaat dat een lid van de raad van bestuur aandelen in de vennootschap heeft, het gaat om de zeggenschap en daarmee de materiële positie van de persoon of entiteit die tegelijkertijd bestuurder en algemene vergadering van aandeelhouders is. (...) Wij doen (...) geen afbreuk aan de bepalingen van het BW die er in voorzien dat een toezichthoudend orgaan benoemd wordt door de algemene vergadering, wij menen dat een raad van toezicht niet onafhankelijk kan functioneren indien die raad benoemd wordt door dezelfde persoon of entiteit die ook bestuurder is.
Dit betekent dat de inschrijving van Zorgpunt (...) niet aan de vereisten van onze inkoopprocedure voldoet (...) en uw organisatie niet in aanmerking komt voor een overeenkomst in 2013.”
e) Nadat de advocaat van Zorgpunt op 24 september 2012 hiertegen bezwaar heeft aangetekend en heeft verzocht Zorgpunt alsnog in aanmerking te laten komen voor een zorgcontract, heeft CZ bij brief van 25 september 2012 geantwoord:
“
Wij willen er vanuit gaan dat uw cliënte bekend is met de Zorgbrede Governance Code 2010 en dat zij dus ook weet heeft van artikel 4.2 negende lid van die Code dat bepaalt dat onder meer de gronden waarop leden van het toezichthoudend orgaan kunnen worden ontslagen, in de statuten verankerd zijn. Datzelfde geldt voor de meerderheid van stemmen waarmee een beslissing een lid van het toezichthoudend orgaan te ontslaan, moet worden genomen. Ons zorgkantoor heeft vastgesteld dat de statuten van uw cliënte niet aan deze bepaling voldoen.
Wij hebben uw cliënte vervolgens nog uitgelegd dat en waarom wij belang hechten aan de naleving van deze bepaling in het geval dat de enig aandeelhouder en bestuurder uiteindelijk dezelfde persoon zijn. In dat geval is het de persoon op wiens handelen toezicht wordt gehouden die de toezichthouder benoemt. Zonder nadere borging van de positie van de leden van het toezichthoudend orgaan zijn wij van mening dat aldus de onafhankelijkheid niet voldoende is verzekerd en er dus niet aantoonbaar uitvoering is gegeven aan de Code.
(…)
Wij zijn van mening dat iedere redelijk geïnformeerde en zorgvuldig handelend zorgaanbieder die kennis heeft van de Code die uiteindelijk in de kring van zorgaanbieders is opgesteld, had kunnen weten dat aan artikel 4.2 negende lid uitvoering diende te zijn gegeven. Er is dus geen sprake van een uitleg van een voorwaarde die vooraf niet bekend had kunnen zijn.
Wij hechten er aan nogmaals tot uitdrukking te brengen dat ons zorgkantoor zich er niet tegen verzet dat een bestuurder aandelen heeft in de zorgaanbieder waarvan hij bestuurder is en evenmin dat een zorgaanbieder slechts één bestuurder heeft die tevens de enige aandeelhouder is. Maar uw cliënte zal toch hebben begrepen dat juist in die situaties duidelijk moet zijn binnen welke grenzen de aandeelhouder in acht heeft te nemen.
Ons zorgkantoor kan een wijziging van de inschrijving na sluiting van de indieningstermijn niet aanvaarden. De statuten van uw cliënte dateren uit 2009. De Code is in 2010 opnieuw vastgesteld en wij moeten dan ook vaststellen dat uw cliënte in de thans geldende code geen aanleiding heeft gevonden haar statuten nog eens tegen het licht te houden. Die beslissing is aan uw cliënte maar dat geldt dan ook voor de gevolgen de statuten niet in overeenstemming te brengen met artikel 4.2 negende lid.
(…)
Het vorengaande betekent dat wij geen reden zien aan de eis van uw cliënte tegemoet te komen.”
f) De ava van Zorgpunt heeft op 25 september 2012 besloten de statuten te wijzigen en per direct [holding] Holding als bestuurder te vervangen door de heer [naam 3] .
3.1.7.Een door Zorgpunt ingestelde vordering in kort geding om CZ Zorgkantoor te veroordelen om met haar een jaarcontract voor 2013 aan te gaan, is bij vonnis van 17 oktober 2012 afgewezen. Dit kortgedingvonnis is in hoger beroep bij arrest van 11 december 2012 bekrachtigd.
Het hof overwoog daarbij onder meer:
“
4.6.3. Het hof is voorshands van oordeel dat een redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige inschrijver uit het Zorginkoopdocument heeft moeten begrijpen dat door de zorgaanbieder de volledige ZGC moest zijn ingevoerd en dat hij uit de tekst van artikel 4.2 lid 9 ZGC heeft moeten begrijpen dat in de statuten moet worden opgenomen wat in dat artikel staat omschreven. De woorden “statutair is vastgelegd” laten redelijkerwijs geen andere uitleg toe. Het standpunt van Zorgpunt Thuiszorg dat deze woorden ook zo kunnen worden begrepen, dat voldoende is dat in de statuten is opgenomen dat regels voor ontslag en schorsing van de commissarissen in een reglement worden vastgelegd, verwerpt het hof. Borging van de onafhankelijkheid van de commissarissen - kernvereiste volgens artikel 4.4 van de ZGC - is in een dergelijk reglement onvoldoende verzekerd. Een reglement kan immers eenvoudig worden gewijzigd, zonder dat er een notarieel verleden akte aan te pas komt. Ook Zorgpunt Thuiszorg had dus moeten begrijpen dat in haar statuten moest zijn geregeld op welke gronden de algemene vergadering van aandeelhouders de commissarissen kan schorsen of ontslaan, welke meerderheid van stemmen daarvoor vereist is en welke eventuele daarbij te hanteren procedures worden gevolgd. Daarin voorzagen de statuten ten tijde van de indiening van de aanvraag bij CZ niet.
3.2.1.De curator heeft [appellant] in rechte betrokken en – zeer kort samengevat –
primairgevorderd:
een verklaring voor recht dat [appellant] als (indirect) bestuurder van Zorgpunt zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en dat aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement van Zorgpunt, met veroordeling van [appellant] om aan de curator te voldoen het bedrag van de schulden in het faillissement van Zorgpunt, voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, een en ander nader op te maken bij staat,
en
subsidiair:
een verklaring voor recht dat [appellant] jegens de gezamenlijke schuldeisers van Zorgpunt onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door hen geleden schade, met veroordeling van [appellant] om aan de curator € 661.641,94 te voldoen, met rente en kosten; en
een verklaring voor recht dat [appellant] als (indirect) bestuurder van Zorgpunt zijn taak op onbehoorlijke wijze heeft vervuld en/of zich niet heeft gedragen conform de eisen van redelijkheid en billijkheid met veroordeling van [appellant] om aan de curator te voldoen het bedrag van de kosten van het afwikkelen van het faillissement.
3.3.3.[appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging en tegen de toelating van de nadere producties 46 en 47 zo kort voor het pleidooi. Het hof constateert dat de overgelegde correspondentie tussen de curator en CZ – waarbij CZ een vordering van ruim € 1,2 mln indiende in het faillissement van Zorgpunt – dateert van september 2018. Het overgelegde tussentijds financieel verslag dateert van 11 november 2020, maar ter zitting is gebleken dat de laatste gebeurtenis in het faillissement (de indiening in augustus/september 2018 van de vordering van CZ) eerst enkele dagen geleden door de curator in het verslag is verwerkt.
Het hof ziet, nu de memorie van antwoord dateert van november 2018, hierin geen aanleiding om een uitzondering toe te passen op het hierboven verwoorde uitgangspunt met betrekking tot late eiswijzigingen, noch ten aanzien van het bepaalde in het rolreglement over het tijdstip van het indienen van producties ten behoeve van een te houden pleidooi.
3.4.2.De rechtbank heeft in rov 4.4. van het bestreden vonnis geoordeeld dat Zorgpunt (in de zomer van 2012) beschikte over een meervoudig samengestelde Raad van Commissarissen, waarvan het bestaan en samenstelling kenbaar zijn uit het handelsregister. Desalniettemin concludeerde de rechtbank dat Zorgpunt tijdens de zorginkoopprocedure 2013 op twee punten de ZGC 2010 niet had doorgevoerd. Daartoe overwoog de rechtbank onder meer:
“
Waar het betreft de óók vereiste statutaire verankering behoorde echter voor een redelijk geïnformeerde, normaal zorgvuldige inschrijver duidelijk te zijn dat de voorwaarde dat de zorgaanbieder aantoonbaar de ZGC heeft ingevoerd, gelet op de woorden “statutair is vastgelegd” in art. 4.2 lid 9 ZGC 2010, betekende dat in de statuten van Zorgpunt óók moest zijn opgenomen wat in dat artikellid staat omschreven. Dat was niet het geval: die statuten bevatten immers in het geheel geen gronden waarop de leden van de RvC konden worden ontslagen noch een regel over bij welke meerderheid van stemmen dat mogelijk is.
(..)
Het ontbreken van bedoelde statutaire regeling werd door CZ in het bijzonder van belang geacht nu [appellant] degene was die als enig aandeelhouder (via de ava) de leden van de RvC diende te benoemen (en te ontslaan), maar tevens de (indirect) bestuurder op wie de RvC toezicht moest houden. [appellant] had dus zelf volledig in de hand wie het toezicht op hem als bestuurder uitvoerde. Met CZ is de rechtbank van oordeel dat deze constructie niet in overeenstemming was met de door art. 4.4 ZGC 2010 beoogde onafhankelijkheid van de RvC, waarmee ook de als eerste gegeven weigeringsgrond deugde.
De eerste grief van [appellant] is hiertegen gericht.
In rov 4.5 en 4.6. oordeelde de rechtbank dat het niet aanpassen van de statuten door [appellant] vóór de start van de inkoopprocedure 2013 “
stellig verwijtbaar” is, gezien het belang dat CZ hechtte aan de aantoonbare invoering van de ZGC 2010, hetgeen gezien de in rov 4.6. genoemde feiten (de brief van 24 augustus 2012; het kortgeding van september 2012; de Nota van Wijzigingen van 20 september 2012; het gesprek met CZ in januari 2012) bij [appellant] bekend was. De grieven 2 en 3 zijn hiertegen gericht.
In rov 4.10 oordeelde de rechtbank onder meer dat [appellant] er in 2012 niet meer op mocht vertrouwen dat Zorgpunt toch wel een zorgcontract over 2013 zou krijgen, ook als niet voldaan was aan het doorvoeren van de ZGC 2010. Hiertegen is grief 4 gericht.
Het hof zal deze vier grieven gezamenlijk bespreken. Zij zijn naar het oordeel van het hof terecht voorgedragen. Het hof komt langs verschillende wegen tot deze conclusie.
Uitleg Zorginkoopdocument
3.5.1.Allereerst gaat het om de uitleg van het Zorginkoopdocument 2013, in het bijzonder Bijlage 1 over de landelijke geschiktheidseisen. Van belang is daarbij op te merken dat het eerdere oordeel van dit hof in 2012 - waarnaar de curator veelvuldig verwijst - slechts een voorlopig oordeel is, gegeven in een kortgedingprocedure die plaatsvond tussen andere partijen dan thans, en waarin een andere rechtsvraag voorlag. Anders dan de curator lijkt te stellen, is het hof daaraan in deze procedure om meerdere redenen dus niet gebonden.
Het gaat hier om de uitleg van een eenzijdig door CZ opgesteld document, dat door CZ ten behoeve van de zorgverleners van wie zij inkoopt van een toelichting is voorzien. Bij de uitleg daarvan zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen relevant. Naar het oordeel van het hof zijn in dit geval de tekst en de toelichting van groot belang, gelezen in de context die het Zorginkoopdocument als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken heeft. Van belang is daarbij dat het zeker niet uitsluitend aankomt op een taalkundige uitleg van het document, maar tevens op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
3.5.2.Het Zorginkoopdocument 2013 is door CZ opgesteld om te worden gebruikt bij de inkoop van zorg van professionele zorgverleners (zoals Zorgpunt), nadat zij in de jaren daarvoor een vergelijkbaar document had opgesteld.
De landelijke geschiktheidseisen waaraan een zorgaanbieder moest voldoen om in aanmerking te komen voor een zorgcontract waren - naar het oordeel van het hof - nogal verscholen in het Zorginkoopdocument verwerkt, vooral gezien het grote belang dat daaraan door CZ werd gehecht.
Als bij de feiten vermeld stonden deze geschiktheidseisen in Bijlage 1:
“Eisen van bekwaamheid
• (…)
• De zorgaanbieder heeft aantoonbaar de Zorgbrede Governancecode ingevoerd.(voetnoot 5)”.
Volgens voetnoot 5 verstond CZ hieronder dat “
een zorgaanbieder in ieder geval beschikt over een meervoudig samengestelde Raad van Toezicht of Raad van Commissarissen, die statutair is verankerd en waarvan bestaan en samenstelling kenbaar zijn uit het handelsregister.”
3.5.3.Het lijdt naar het oordeel van het hof geen twijfel dat Zorgpunt in 2013 naar de letter aan deze eis voldeed, zie ook de onbestreden overweging 4.4. van het vonnis van de rechtbank.
Dit hof oordeelde eerder in de kortgedingprocedure tussen CZ en Zorgpunt dat het erom gaat wat een redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige inschrijver uit het Zorginkoopdocument heeft moeten begrijpen, een overweging die door de rechtbank in het bestreden vonnis is overgenomen. Het hof onderschrijft hier dit criterium, met die toevoeging dat daarbij in acht moet worden genomen dat CZ - de opsteller van het Zorginkoopdocument- een veel grotere (professionele) contractspartij is dan Zorgpunt. Wat het hof evenwel niet onderschrijft, is dat [appellant] (als veronderstelde redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige inschrijver) uit het Zorginkoopdocument had moeten begrijpen dat daarnaast met zoveel woorden in de statuten van Zorgpunt ook moest zijn opgenomen “
op welke gronden de Raad van Toezicht respectievelijk de Algemene Vergadering een lid van de Raad van Toezicht kan schorsen of ontslaan, welke meerderheid van stemmen hiertoe vereist is en welke eventuele daarbij te hanteren procedures worden gevolgd” (aldus art. 4.2 lid 9 van de ZGC 2010), noch dat met de door Zorgpunt gehanteerde organisatiestructuur de in art. 4.4. van de ZGC 2010 bedoelde onafhankelijkheid in de opvatting van CZ onvoldoende was gewaarborgd, althans dat het [appellant] ernstig kan worden verweten dat hij dit niet aldus heeft begrepen.
3.5.4.De ZGC 2010 bevat vele bepalingen met voorschriften. De enige toelichting die CZ zelf heeft gegeven op haar eisen in verband met de ZGC 2010, staat in het Zorginkoopdocument, dat in 2012 (in een voetnoot) vermeldt dat voldaan is aan de eis van het aantoonbaar invoeren als “
in ieder geval” wordt beschikt over een meervoudig samengestelde Raad van Toezicht of Raad van Commissarissen die statutair is verankerd en waarvan bestaan en samenstelling kenbaar zijn uit het handelsregister.
Dat bij (medewerkers van) CZ de uitleg van het Zorginkoopdocument op het punt van de onafhankelijkheid van de Raad van Commissarissen kennelijk ook niet helemaal helder voor ogen stond, blijkt onder meer uit de (op dit punt niet bestreden) notulen van het overleg tussen Zorgpunt en CZ op 3 september 2012. Hieruit blijkt dat de medewerkster van CZ, nadat [appellant] had aangegeven hoe het toezicht op het bestuur bij Zorgpunt was geregeld, heeft geantwoord “
dit intern te gaan bespreken en hierop terug te komen”.Indien het zo evident was dat de onafhankelijkheid niet goed geregeld was als de curator thans stelt, had die medewerkster daar en toen al kritiek kunnen laten horen, met name nu dit een van de bespreekpunten tijdens dat overleg was.
Het hof acht hierbij ook van belang dat uit de in de stukken geciteerde jurisprudentie – aangevuld en herhaald door [appellant] tijdens het pleidooi en erkend door de curator – blijkt dat meerdere bestuurders van zorginstellingen de door CZ voorgestane uitleg van de opname van vereisten uit de ZGC 2010 in de statuten niet als zodanig hadden begrepen. Met andere woorden: zo zonneklaar als de curator het thans doet voorkomen, was die uitleg voor andere bestuurders van zorginstellingen dus evenmin.
Dat CZ deze onduidelijkheden zelf ook zo heeft ervaren, blijkt naar het oordeel van het hof daaruit, dat zij in de loop der jaren een steeds uitgebreidere toelichting voor de zorginstellingen op de in het Zorginkoopdocument gestelde eisen met betrekking tot de invoering van de ZGC 2010 heeft opgesteld.
Kennelijk onbehoorlijk bestuur?
3.6.1.Notaris [notaris] heeft steeds volgehouden dat de door hem opgestelde statuten voldeden aan de eisen van de ZGC 2005 en daarmee ook aan de ZGC 2010, in ieder geval voor wat betreft de kwesties die thans aan de orde zijn. [appellant] is hierop afgegaan, zo stelt hij. In beginsel is het voor [appellant] ’s eigen risico dat hij afgaat op mededelingen van door hemzelf ingehuurde deskundigen, maar zo irreëel was de stelling van notaris [notaris] niet, althans meerdere bestuurders van zorginstellingen waren dezelfde mening toegedaan.
Belangrijker is dat tussen Zorgpunt en CZ al een langdurige relatie bestond en dat nadat de ZGC 2010 was ingevoerd, Zorgpunt twee maal een contract heeft gekregen (voor 2011 en 2012), waarbij de tweede keer een beoordeling heeft plaatsgevonden van de wijze waarop bij Zorgpunt de ZGC 2010 aantoonbaar was ingevoerd.
Die beoordeling in najaar 2011 heeft geleid tot een kort geding, waarna CZ niet alleen alsnog aan Zorgpunt (maar ook aan andere zorginstellingen) de gelegenheid gaf om de statuten alsnog aan te passen, maar ook een voor alle betrokken zorginstellingen bestemde Nota van Wijzigingen heeft opgesteld, omdat de zorginstellingen “
onvoldoende doordrongen zijn van de betekenis die in het kader van deze procedure wordt gehecht aan de naleving van de Zorgbrede Governancecode 2010 op het punt van de samenstelling van de Raad van Toezicht of Raad van Commissarissen waarover een zorgaanbieder dient te beschikken en op het punt dat de samenstelling van de raad op juiste wijze verantwoord dient te zijn in het handelsregister”.Daarom gaf CZ in die Nota de uitleg dat zij de ZGC 2010 aldus verstond dat een Raad van Commissarissen meervoudig is samengesteld en dus niet uit slechts één lid mag bestaan en dat “
de landelijke algemene voorwaarde dat een inschrijver ook daadwerkelijk de Code moet hebben ingevoerd, inhoudt dat een zorgaanbieder dient te beschikken over een meervoudig samengestelde Raad van Toezicht of Raad van Commissarissen die statutair verankerd is en waarvan bestaan en samenstelling kenbaar zijn uit het handelsregister”.
3.6.2.Naar het oordeel van het hof behoefde [appellant] niet te verwachten dat, nadat Zorgpunt najaar 2011 aan deze meermalen herhaalde eis op het punt van de meervoudige samenstelling voldeed, het contract vervolgens in 2012 alsnog geweigerd zou worden omdat de statuten naar de mening van CZ op een ander punt niet voldeden. Dit vooral, omdat in genoemde Nota van Wijzigingen en met name in de toelichting bij de geschiktheidseisen, niet op enigerlei wijze is aangegeven dat er nog vele andere formele punten, de Raad van Commissarissen betreffende, bestonden waarop het contract alsnog zou kunnen worden geweigerd, althans dat op geen enkele wijze een voorbehoud in die richting is gemaakt. Het was CZ ook in 2011 al bekend hoe de organisatiestructuur van Zorgpunt in elkaar stak. Volgens een brief van de toenmalige advocaat van Zorgpunt aan CZ heeft CZ daarover tijdens het kortgeding ook een opmerking gemaakt (prod. 19 dagv.).
De Nota van Wijzigingen vermeldt dat steekproefsgewijs is gecontroleerd zodat “
de mogelijkheid[kan]
bestaan dat dit gebrek nog niet is vastgesteld.”. Nu CZ evenwel in 2011 bij Zorgpunt juist op kwesties over de opname van bepalingen rondom Raad van Commissarissen in de statuten kritiek had, mocht [appellant] er naar het oordeel van het hof op vertrouwen dat toen die problemen waren verholpen, aldus dat hij in 2011 een contract kreeg, er geen andere kwesties de Raad van Commissarissen betreffende zouden rijzen, en de steekproef in zoverre volledig was geweest. Daar komt bij dat onbetwist door [appellant] is gesteld dat CZ de statuten van Zorgpunt naar aanleiding van het conflict dat eind 2011 was gerezen met betrekking tot de totstandkoming van een zorgcontract voor 2012 aan een onderzoek heeft onderworpen en door CZ naar aanleiding van dat onderzoek geen punten van kritiek op de statuten van Zorgpunt naar voren zijn gebracht.
Ten slotte was het, gelet op de opstelling van CZ, ook niet voorzienbaar voor [appellant] dat CZ tot onmiddellijke beëindiging van het contract zou overgaan: er was sprake van een jarenlange relatie, CZ had ook een andere sanctie kunnen opleggen, en in het verleden kreeg [appellant] ook de mogelijkheid om de organisatie van Zorgpunt aan te passen aan de eisen van CZ.
3.6.4.Het slagen van de grieven 1 tot en met 4 brengt met zich dat het hof van oordeel is dat de primaire vordering van de curator ten onrechte is toegewezen. De grieven V tot en met X behoeven daarmee geen behandeling. De grieven XI-XIII, die zijn gericht tegen de slotconclusie van de rechtbank dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur door [appellant] , slagen.
Onrechtmatig handelen en/of onbehoorlijke taakvervulling?