ECLI:NL:GHSHE:2020:3756
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van een eindbeslissing in een tussenarrest inzake een geschil over de opeisbaarheid van een lening
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot heroverweging van een eindbeslissing in een tussenarrest. De zaak betreft een geschil tussen een appellant, wonende in Spanje, en een internationale vennootschap over de opeisbaarheid van een lening. Het hof had eerder in een tussenarrest van 23 april 2019 een eindbeslissing genomen over de vraag of de appellant zich als medeschuldenaar had verbonden voor de verplichtingen uit lening I. De appellant had de gelegenheid gekregen om bewijs te leveren, maar de zaak werd ambtshalve geroyeerd. Later werd de zaak heropend op verzoek van de geïntimeerde, die een akte indiende met een verzoek tot heroverweging van de eindbeslissing. De appellant voerde verweer en stelde dat de akte van de geïntimeerde niet toelaatbaar was.
Het hof overwoog dat de eisen van een goede procesorde meebrachten dat het hof de akte van de geïntimeerde inhoudelijk moest beoordelen, ondanks de bezwaren van de appellant. Het hof concludeerde dat de geïntimeerde niet voldoende had onderbouwd dat de schuld uit de overeenkomst van geldlening II opeisbaar was. Het hof verwierp het verzoek van de geïntimeerde om terug te komen op de eindbeslissing en verwees de zaak naar de rol voor opgave van getuigen en verhinderdata. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om hun stellingen goed te onderbouwen en de rol van de rechter in het waarborgen van een goede procesorde.