Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de man, bijgestaan door mr. De Bruijn;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Tuinstra.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een beschikking van de rechtbank Limburg. De man, appellant, heeft verzocht om de uitvoerbaarheid van bepaalde onderdelen van de beschikking te schorsen, terwijl de vrouw, verweerster, zich hiertegen verzet. De rechtbank had in haar beschikking van 30 augustus 2019 de echtscheiding uitgesproken en partijen bevolen om een beschrijving van hun te verrekenen en te verdelen vermogen op te stellen. De man betoogde dat de uitvoerbaarverklaring niet gemotiveerd was en dat het niet opportuun was om nu al over te gaan tot een vermogensbeschrijving, omdat dit onnodige kosten met zich meebracht. De vrouw daarentegen stelde dat de beschrijving van het vermogen noodzakelijk was voor de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en dat er geen rechtsregel was die dit zou verhinderen. Het hof overwoog dat de vrouw een wettelijk recht heeft op een vermogensbeschrijving en dat het belang van de man om kosten te besparen niet zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij de uitvoering van de beschikking. Het hof heeft het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring afgewezen.