Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
- [de vader] , (hierna te noemen de vader), wonende te [woonplaats] ;
- [de pleegmoeder] en [de pleegvader] , beiden wonende te [woonplaats] (hierna gezamenlijk te noemen de pleegouders).
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door mr. Van den Eshoff;
- de vader;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de GI.
3.De beoordeling
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] (hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen).
19 september 2019). Hierin had dan redelijkerwijs een extra prikkel kunnen worden gevonden om wederom in het belang van de kinderen aan te tonen dat daar in elk geval - nu - geen sprake meer van is. Daarmee hadden de huidige vermoedens en zorgen van de GI op dit punt ook ontkracht kunnen worden. Nu dit evenwel niet is gebeurd, is er onduidelijkheid blijven bestaan, waar duidelijkheid is geboden in het belang van de kinderen. De moeder heeft zelfs geen stukken overgelegd over haar bezoek(en) aan haar voormalige huisarts.
4.De beslissing
21 augustus 2019;