In deze zaak gaat het om de bekrachtiging van een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, die momenteel verblijft in een gesloten accommodatie voor jeugdzorg. De minderjarige, geboren in 2004, is onder voogdij gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De rechtbank Limburg had eerder een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp van 21 september 2020 tot 21 maart 2021. De minderjarige heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen voor de periode na 1 december 2020, omdat hij weer bij zijn pleegouders wil wonen. De pleegouders steunen dit verzoek, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) zich verzet tegen de beëindiging van de gesloten plaatsing, omdat zij van mening is dat de minderjarige nog niet in staat is om zich aan de jeugdhulp te houden.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn de advocaat van de minderjarige, de GI en de pleegouders gehoord. De minderjarige heeft aangegeven dat hij goed contact heeft met zijn pleegouders en dat hij een opleiding wil volgen. De GI heeft echter betoogd dat de minderjarige niet voldoende structuur en begeleiding kan krijgen bij de pleegouders en dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is voor zijn ontwikkeling. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de gesloten plaatsing van de minderjarige noodzakelijk blijft. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd.