ECLI:NL:GHSHE:2020:3727

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
200.279.243_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in een omgangszaak met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De vader verzoekt om een voorlopige omgangsregeling met zijn minderjarige kind, geboren in 2019, en om een informatieregeling met de moeder. De rechtbank had eerder de verzoeken van de vader afgewezen, wat de vader niet kon accepteren. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 oktober 2020 zijn beide partijen gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De vader heeft aangegeven dat hij sinds november vorig jaar zijn kind niet meer heeft gezien en dat het van groot belang is dat het contact snel hersteld wordt, gezien de ontwikkeling van het kind. De moeder daarentegen heeft bezorgdheid geuit over de veiligheid van het kind en de omgang met de vader, gezien de geschiedenis van verbale en fysieke agressie in de relatie. De Raad adviseert om geen omgangsregeling vast te stellen, maar wel een informatieregeling. Het hof oordeelt dat er geen ontzeggingsgronden zijn en dat het in het belang van het kind is om het contact te herstellen. Het hof legt een voorlopige informatieregeling vast en bepaalt dat de moeder zich binnen twee weken moet aanmelden bij een omgangshuis voor een begeleide omgangsregeling. De vader wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om een dwangsom.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 3 december 2020
Zaaknummer: 200.279.243/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/370220 / FA RK 20-1436
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.P.E. Buchele,
tegen
[de moeder],
wonende op een bij het gerechtshof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk.
Deze zaak gaat over
[minderjarige](hierna te noemen: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie [locatie] , hierna te noemen:
de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 12 mei 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 juni 2020, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij wege van voorlopige voorziening:
  • een voorlopige omgangsregeling vast te stellen voor de duur van de procedure in de hoofdzaak, waarbij [minderjarige] in de even weken vanaf donderdag 18.00 uur tot en met zondag 18.00 uur bij de vader is en in de oneven weken van woensdag 18.00 uur tot en met zondag 18.00 uur, althans een regeling (eventueel onder begeleiding) die het hof juist acht;
  • de moeder te gelasten om gedurende de procedure in de hoofdzaak, de vader eens per maand schriftelijk of per email te berichten over de ontwikkelingen betreffende de medische situatie van [minderjarige] , over hoe het met hem gaat, of en zo ja welke afspraken er gepland zijn met het medisch personeel van het behandelend ziekenhuis of andere instellingen en de vader in de gelegenheid te stellen hierbij aanwezig te zijn;
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 juli 2020, heeft de moeder verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Buchele;
  • mr. Van Wijk namens de moeder;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.3.1.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 3 december 2019;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 23 juni 2020;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 9 oktober 2020;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 16 oktober 2020;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 19 oktober 2020;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 22 oktober 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [minderjarige] erkend.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
Bij de bestreden beschikking van 12 mei 2020 heeft de rechtbank de provisionele verzoeken van de vader om een voorlopige zorg- en contactregeling en een informatieregeling vast te stellen, afgewezen.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De vader voert, kort samengevat het volgende aan.
De rechtbank hecht ten onrechte veel waarde aan de visie van de moeder op de gebeurtenis van 24 april 2020, terwijl de vader zijn eigen visie niet heeft kunnen geven.
Er is onvoldoende bewijs dat de vader meerdere malen tegen de auto van de moeder is gereden. Op grond van hetgeen de moeder heeft verklaard zou er bepaalde schade moeten zijn aan de auto van haarzelf en aan de auto van de vader. De auto was van de ouders samen en de GPS-tracker bevond zich al in de auto. De vader erkent dat zijn actie dom is geweest, maar hij was wanhopig. De vader wist echter dat de minderjarige zich niet in de auto bevond.
De rechtbank heeft verder nagelaten om naar alternatieven te kijken om het contact tussen de vader en [minderjarige] te waarborgen. De vader heeft [minderjarige] sinds november vorig jaar niet meer gezien. Wat dit met hem doet is onbeschrijfelijk. Gelet op de leeftijd van [minderjarige] en het hechtingsproces dat hij doormaakt is het van belang dat het contact met de vader snel wordt hersteld. Er is in zoverre sprake van een spoedeisende situatie.
In de bodemprocedure heeft de rechtbank de raad verzocht een onderzoek in te stellen. De rechtbank is nu in afwachting van het raadsrapport en het is maar de vraag of dit in januari 2021 gereed is. Vervolgens moet er nog een mondelinge behandeling worden gepland. Er gaat derhalve nog enige tijd overheen voordat er een beslissing in de bodemzaak komt.
Het is realistisch dat de rechtbank partijen zal verwijzen naar een omgangshuis voor een begeleide omgangsregeling. Hiervoor geldt een wachttijd van enige maanden. Dit maakt dat het verzoek van de vader om een voorlopige omgangsregeling vast te stellen toegewezen dient te worden, mede gelet op jurisprudentie in soortgelijke zaken. De vader staat open voor een begeleide omgangsregeling. Indien het hof nu alvast een minimale regeling van bijvoorbeeld één of twee keer per maand bij het omgangshuis vastlegt, dan wordt het hele proces versneld en stelt dit de vader in staat om zich te bewijzen. Er is geen sprake van één van de in de wet genoemde ontzeggingsgronden.
De rechtbank heeft verder ten onrechte geen informatieregeling vastgesteld.
[minderjarige] is geboren met een hartklepafwijking, waarvoor hij onder behandeling staat en waarbij operatief ingrijpen afhankelijk is van de ontwikkeling van [minderjarige] . Zijn situatie kan plotseling veranderen. De regeling kan eventueel via de advocaat van de vader plaatsvinden.
De vader betreurt ten slotte dat hij in de relatie met de moeder onvoldoende heeft stilgestaan bij het verleden van de moeder, waardoor zij extra kwetsbaar is. De vader was nog jong, er waren financiële problemen en de gezondheid van [minderjarige] zorgde ook voor spanningen.
De vader erkent dat de relatie destijds niet koek en ei was en dat de ouders veel ruzie hebben gehad, waarbij er is gescholden en geduwd. Hij heeft de moeder echter nooit geslagen.
De ouders hebben samen een kind. Om die reden wil de vader graag een goede communicatie met de moeder. De vader heeft enkel het belang van [minderjarige] voor ogen.
3.5.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
De relatie tussen partijen werd gekenmerkt door verbale en fysieke agressie. De moeder heeft in november 2019 de moed gehad om de vader te verlaten en zij is naar een opvanglocatie gegaan. Door een fout van de gemeente is de vader op de hoogte geraakt van dit adres. Op de dag van de mondelinge behandeling bij de rechtbank is de vader de moeder met de auto gevolgd. De vader heeft de moeder bewust opgewacht en hij heeft gevaarlijk weggedrag vertoond. Uiteindelijk is de moeder tegen een boom aangereden. Alhoewel het letsel van de moeder beperkt is gebleven had dit ook anders kunnen aflopen.
In de auto van de vrouw is een GPS-tracker gevonden. Er wordt nog nader onderzoek verricht door de politie en strafvervolging is nog steeds aan de orde.
De moeder stelt verder dat de vader haar nog steeds op ongepaste wijze benadert.
Het onderzoek van de raad moet worden afgewacht om te bekijken onder welke voorwaarden en in welke vorm er omgang kan plaatsvinden. Volgens de moeder is de vader onmachtig en ongeschikt om omgang met [minderjarige] te hebben. Het moet eerst duidelijk worden of de situatie voldoende veilig is; zowel voor de moeder als voor [minderjarige] . Immers, de vader is onvoldoende in staat om zijn emoties onder controle te houden. Het verzoek van de vader is niet dermate spoedeisend dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
De moeder heeft te kampen met PTTS en is recent gestart met EMDR-therapie. Op dit moment is zij zelfstandig niet in staat om de omgang of om een informatieregeling te ondersteunen. Zij heeft al haar kracht nodig om voor [minderjarige] beschikbaar te zijn.
Mocht er een wijziging plaatsvinden in de gezondheid van [minderjarige] , dan zal de moeder de vader hiervan op de hoogte stellen.
De advocaat van de moeder is bovendien bereid om een voorlopige informatieregeling namens de moeder na te komen en de vader maandelijks op de hoogte te houden over [minderjarige] .
3.6.
De raad heeft het hof tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, als volgt geadviseerd.
Het is van belang dat er een gedegen en breed onderzoek naar de situatie wordt gedaan.
Op dit moment is Veilig Thuis alleen met het verhaal van de moeder bekend. Er dient ook te worden bezien of de moeder haar angsten voor de vader overbrengt op [minderjarige] .
Nu de moeder op dit moment niet stevig in haar schoenen staat, adviseert de raad op dit moment geen omgangsregeling vast te stellen. Het is voor [minderjarige] immers noodzakelijk dat de moeder als verzorger van [minderjarige] overeind blijft.
Er staat niets aan in de weg om een informatieregeling vast te leggen. Weliswaar heeft de vader de schijn tegen zich, maar het is begrijpelijk dat hij het heel erg vindt dat hij [minderjarige] al zolang niet heeft gezien, zelfs niet via beeld. Mogelijk kan de vader een foto of een filmpje van [minderjarige] krijgen of wellicht kan er via een begeleider een videoverbinding tussen de vader en [minderjarige] worden gemaakt. De raadsmedewerker zal dit voorstel meegeven aan de raadsonderzoeker. Het raadsonderzoek kan ieder moment van start gaan, zodat het rapport mogelijk in januari 2021 al gereed is.
3.7.
Het hof oordeelt als volgt.
3.7.1.
Op grond van artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding.
Ingevolge het tweede lid moet deze vordering samenhangen met de hoofdvordering.
Volgens vaste jurisprudentie is artikel 223 Rv naar analogie ook van toepassing in een verzoekschriftprocedure.
3.7.2.
Het hof stelt voorop dat de moeder op grond van artikel 377b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in beginsel de plicht heeft om de vader over [minderjarige] te informeren.
Dit is des te meer van belang, nu de vader [minderjarige] al een jaar niet heeft gezien. Nu de moeder stelt hiertoe niet in staat te zijn, hebben de advocaten van de ouders zich desgevraagd bereid verklaard om gedurende de bodemprocedure een informatieregeling te faciliteren, waarbij de advocaat van de moeder de advocaat van de vader maandelijks zal informeren over [minderjarige] .
Dit betekent dat het hof in zoverre aan het bezwaar van de moeder, voor zover zij dit bezwaar nog handhaaft, voorbij zal gaan. De moeder wordt in staat geacht de vader via haar advocaat maandelijks van algemene en zo nodig medische informatie over [minderjarige] te voorzien en daarbij een duidelijke kleurenfoto of filmpje toe te voegen.
3.7.3.
Het hof zal voornoemde voorlopige informatieregeling voor de duur van de bodemprocedure vastleggen in het dictum.
3.7.4.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling het verzoek, om een dwangsom aan de voorlopige informatieregeling te verbinden, ingetrokken. Nu de vader deze grief niet langer handhaaft, zal het hof de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek om een (voorlopige) dwangsom vast te stellen.
3.7.5.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige omgangsregeling vast te stellen oordeelt het hof als volgt.
3.7.6.
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is het hof van oordeel dat in de bodemprocedure redelijkerwijs valt te verwachten dat het contact tussen de vader en [minderjarige] dient te worden hersteld, nu er geen sprake lijkt te zijn van een ontzeggingsgrond en [minderjarige] in beginsel recht heeft op en belang heeft bij contact met zijn beide ouders.
Het ligt daarbij in de rede dat bepaald zal worden dat er een BOR-traject dient te worden gevolgd, zodat de veiligheid van [minderjarige] is gewaarborgd en de contacten tussen de vader en [minderjarige] door professionals zullen worden geobserveerd en begeleid. Gelet op de tijdsbestek dat hiermee nog gemoeid is - zoals door de vader terecht naar voren is gebracht - acht het hof het niet in het belang van [minderjarige] om de behandeling van de bodemprocedure af te wachten. Immers, het raadsonderzoek moet nog starten, er dient daarna nog een mondelinge behandeling bij de rechtbank te worden gelast en partijen dienen zich daarna nog aan te melden bij een omgangshuis. Ondertussen wordt [minderjarige] steeds ouder en wordt de periode dat [minderjarige] de vader niet heeft gezien steeds langer, terwijl hij zich, gelet op zijn leeftijd, in een belangrijke fase van zijn hechting bevindt.
Het hof neemt daarbij in overweging dat de moeder er niet aan zal ontkomen dat het contact tussen [minderjarige] en de vader op enige manier wordt hersteld en dat zij, gelet op de gemiddelde wachttijden die er voor omgangshuizen gelden, nog enige tijd heeft om aan het idee te wennen en aan zichzelf te werken. Aan de moeder wordt verder meegeven dat een omgangshuis bij uitstek de plek is, waarbij de veiligheid van [minderjarige] gegarandeerd is en dat zij zelf niet per se in contact hoeft te komen met de vader.
3.7.7.
Het hof zal op grond van hetgeen hiervoor is overwogen een voorlopige begeleide omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader vastleggen van één keer per maand.
Van de moeder wordt verwacht dat zij zich binnen twee weken na datum van deze beschikking zal aanmelden bij een omgangshuis naar keuze in de regio waar zij en [minderjarige] verblijven. Vervolgens kan het betreffende omgangshuis contact opnemen met de advocaat van de vader, om het BOR-traject verder in gang te zetten.
3.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep om een dwangsomregeling vast te stellen;
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 12 mei 2020;
en opnieuw rechtdoende:
stelt gedurende de bij de rechtbank aanhangige bodemprocedure een voorlopige informatieregeling vast, waarbij de vader via de advocaten van partijen eenmaal per maand over [minderjarige] wordt geïnformeerd en hij daarbij een duidelijke kleurenfoto of filmpje ontvangt, conform hetgeen hiervoor in rov. 3.7.2 is overwogen;
beveelt dat de moeder zich met [minderjarige]
binnen twee wekenna heden zal aanmelden bij een omgangshuis in de regio waar [minderjarige] en de moeder verblijven, waarna het omgangshuis contact dient op te nemen met de advocaat van de vader en waarna er zo snel als mogelijk een BOR-traject kan worden opgestart, waarbij de vader en [minderjarige] in beginsel één keer per maand contact hebben, waarbij het omgangshuis de vorm en de duur bepaalt;
bepaalt dat het omganghuis over de resultaten van voornoemd BOR-traject dient te rapporteren aan de rechtbank Oost-Brabant;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, H. van Winkel en H.J. Witkamp en is op 3 december 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.