ECLI:NL:GHSHE:2020:3725

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
200.270.297_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag over minderjarige na beëindiging ondertoezichtstelling

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de moeder eenhoofdig gezag over hun minderjarige kind is toegekend. De vader, die in eerste aanleg niet door een advocaat werd bijgestaan, verzoekt het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het gezamenlijk gezag te herstellen. De moeder verzet zich hiertegen en stelt dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is, gezien de eerdere conflicten tussen de ouders. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2020, waar beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, werd duidelijk dat de ondertoezichtstelling van het kind inmiddels was opgeheven en dat de ouders in de afgelopen maanden stappen hadden gezet om hun communicatie te verbeteren.

Het hof overweegt dat de situatie tussen de ouders sinds de bestreden beschikking aanzienlijk is verbeterd. Er is een ouderschapsplan opgesteld en de omgang tussen de vader en het kind verloopt goed. Het hof concludeert dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en dat gezamenlijk gezag in het belang van het kind is. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg voor zover deze betrekking heeft op het gezag en wijst het verzoek van de moeder af. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 3 december 2020
Zaaknummer: 200.270.297/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/264017 / FA RK 19-1731
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.E.I.K. Jaminon,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. R.P.F. Rober.
Deze zaak gaat over:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbende is aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna te noemen: de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 september 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, met producties, ingekomen ter griffie op 5 december 2019, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, het inleidende verzoek van de moeder om eenhoofdig met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te worden belast, alsnog af te wijzen, althans heeft de vader verzocht een beslissing te nemen die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift, met productie, ingekomen ter griffie op 30 december 2019, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de vader af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig onder aanvulling of verbetering van de gronden.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Jaminon;
-de moeder, bijgestaan door mr. Rober;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
Ter zitting is gebleken dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] was opgeheven, reden waarom de GI niet ter zitting is verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 29 augustus 2019;
- het V-formulier, met productie, van de advocaat van de moeder d.d. 27 februari 2020;
- het V-formulier met brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 14 oktober 2020;
- het V-formulier met brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 15 oktober 2020.

3.De beoordeling

3.1.
[minderjarige] is geboren uit de inmiddels verbroken relatie van de vader en de moeder.
De vader heeft [minderjarige] erkend. Partijen oefenden tot de bestreden beschikking gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank bepaald dat het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt beëindigd en dat de moeder voortaan alleen het ouderlijk gezag heeft over [minderjarige] . De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen in die zin gecompenseerd dat elk van hen de eigen kosten draagt.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Hij voert in zijn beroepschrift allereerst aan dat, nu hij zich in eerste aanleg niet naar behoren heeft kunnen verweren, omdat hij niet werd bijgestaan door een advocaat, de rechtbank ofwel de zaak had moeten aanhouden, ofwel een raadsonderzoek had moeten gelasten. De vader betwist dat normaal overleg over [minderjarige] tussen de ouders niet mogelijk is, dat hij de moeder de afgelopen jaren heeft belemmerd dan wel heeft gefrustreerd in de uitoefening van het gezag en dat [minderjarige] hinder ondervindt van gezamenlijk gezag van de ouders. Wanneer de vader goede uitleg krijgt bij een verzoek van de moeder en het belang van [minderjarige] daarbij, stemt hij in. Voor zover er procedures vervangende toestemming nodig zijn (geweest) maken deze niet dat gezamenlijk gezag niet in het belang van [minderjarige] is. Doorgaans lukt het de ouders meer dan prima om samen beslissingen te nemen. De vader realiseert zich daarbij wel dat hij meer open moet staan voor feedback en tips, waartoe hij ook heeft getekend in het zorgplan. [minderjarige] heeft ongedwongen contact met beide ouders. De omgang tussen de vader en [minderjarige] is recent ook uitgebreid. Gelet hierop is het van groot belang dat de ouders tezamen bevoegd blijven om beslissingen aangaande [minderjarige] te nemen. Bij eenhoofdig gezag van de moeder raakt de vader verder van [minderjarige] verwijderd. Dit staat haaks op het doel dat er meer contact dient te komen tussen de vader en [minderjarige] en de ouders samen een plan tekenen waarin zij verklaren zich positief jegens elkaar in hun rol als ouders te zullen opstellen. Ouders zijn in staat gezamenlijk gezag uit te oefenen en hebben al veel goede stappen in die richting gezet. Handhaving van gezamenlijk gezag maakt dat zij zich daartoe beiden (moeten) blijven inspannen.
De vader heeft ter zitting van het hof verder naar voren gebracht dat de ouders weer een team vormen. Ze hebben het samen over de opvoeding van [minderjarige] en de vader wordt betrokken bij te maken keuzes. De omgang tussen hem en [minderjarige] verloopt ook heel goed. Het is niet voor niets dat de hulpverlening is weggevallen. De ouders weten nu hoe ze het moeten doen. De vader ziet in dat [minderjarige] de moeder nodig heeft en dat het in haar belang is als de ouders op een goede manier met elkaar omgaan. Overigens was niet alleen de vader debet aan de eerdere strijd tussen de ouders. Beide ouders staan er nu anders in. Dit is mede te danken aan de partner van de moeder. De vader krijgt ook nog altijd – op vrijwillige basis – hulp. Zeker nu hij geen familie heeft waarvoor hij hier terecht kan, vindt hij het prettig om iemand te hebben met wie hij vertrouwelijke zaken kan bespreken.
Er is volgens de vader geen reden om de huidige situatie nog langer aan te zien alvorens hem weer met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te belasten. Het omslagpunt was rond maart/april. Het gaat dus al ruim zes maanden goed. Waarom wachten en over een tijd weer de ‘strijd’ hierover aangaan? De moeder hoeft niet bang te zijn dat de vader geen toestemming verleent voor bepaalde zaken. De vader snapt wel dat het vertrouwen van de moeder in hem nog moet groeien, maar dat is omgekeerd ook zo. De vader vindt het prima om samen met de moeder en [begeleider] , hun begeleider vanuit Yvoor, nog een keer om tafel te gaan zitten om enkele zaken te bespreken.
De ouders hebben afgesproken dat hoe de uitspraak van het hof ook komt te luiden, zij door willen gaan, zoals het nu gaat.
3.4.
De moeder voert in haar verweerschrift aan dat gezamenlijk gezag niet in het belang van [minderjarige] is. Ondanks de vele inspanningen in het kader van de ondertoezichtstelling is de vader blijven hangen in de strijdmodus. Er hebben zich verschillende incidenten voorgedaan. De vader weigert consequent toestemming te verlenen voor allerhande zaken. [minderjarige] heeft hier terdege last van. De gezinsvoogd dient als regisseur op te treden om een en ander in goede banen te leiden, ook wat de omgang betreft. Communicatie onderling behoort thans niet de mogelijkheden. In de toekomst behoort gezamenlijk gezag wellicht tot de mogelijkheden; thans is solo parallel ouderschap het maximaal haalbare.
De moeder heeft ter zitting van het hof aanvullend het volgende naar voren gebracht. De moeder ziet dat de vader zich inzet en is blij met hoe het nu gaat. De rust die er nu is, maakt dat [minderjarige] is gegroeid. Ook de partner van de vader heeft hierin een rol gespeeld. De moeder vindt het soms nog wel lastig hoe ze de vader moet benaderen als ze iets met hem wil bespreken. De moeder zou graag nog een gesprek hebben met de vader met [begeleider] erbij om te voorkomen dat dingen uit het verleden weer een probleem gaan vormen. Het is te vroeg om de vader weer mede met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te belasten. Het risico bestaat dat, nu de hulpverlening wegvalt, er weer een situatie ontstaat zoals die jaren is geweest. De moeder wijst er in dit verband nog op dat de vader nooit het resultaat heeft laten zien van de hulpverlening die hij heeft gehad.
3.5.
De raad heeft ter zitting van het hof naar voren gebracht dat ten tijde van de bestreden beschikking de moeder terecht met het eenhoofdig gezag is belast. Nu ziet de raad evenwel geen enkel argument tegen gezamenlijk gezag. De huidige situatie zou bekroond moeten worden door de vader weer met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te belasten.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.
Het hof overweegt dat, wat er verder ook zij van het betoog van de vader dat hij zich in eerste aanleg onvoldoende heeft kunnen verweren, een eventuele schendig van een beginsel van behoorlijk proces in hoger beroep is hersteld. De zaak is in hoger beroep in volle omvang behandeld, waarbij de vader in de gelegenheid is gesteld – met advocaat – het hof te informeren. De vader heeft dan ook geen belang bij deze grief.
3.8.
Het hof stelt vast dat de moeder en de vader vanaf juni 2013 tot de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uitoefenden.
3.9.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.10.
Het hof overweegt dat sinds de bestreden beschikking de situatie tussen de ouders behoorlijk ten goede is veranderd. De ouders hebben zich beiden herpakt en zich – met hulpverlening – ingezet om in het belang van [minderjarige] met elkaar te kunnen communiceren en op een goede manier met elkaar om te gaan. Dit heeft geresulteerd in een ouderschapsplan, waarin de ouders verschillende zaken aangaande [minderjarige] zijn overeengekomen, waaronder afspraken over de opvoeding, medische beslissingen en school. Partijen zijn ook een uitgebreide omgangsregeling overeengekomen, waarbij [minderjarige] om de week van vrijdag (vanuit school) tot maandagochtend bij de vader verblijft en de vakanties bij helfte worden verdeeld. Uit de stukken, waaronder diverse WhatsApp-berichten, en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de ouders zaken aangaande [minderjarige] op een positieve manier met elkaar bespreken en ook de omgang tussen de vader en [minderjarige] goed verloopt. Het heeft er ook in geresulteerd dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] inmiddels is beëindigd. Beide ouders zijn tevreden met hoe het thans gaat en het effect hiervan op [minderjarige] .
Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] klem of verloren zou raken tussen de ouders dan wel dat eenhoofdig gezag van de moeder anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Uitgangspunt is gezamenlijk gezag. Het hof deelt niet de mening van de moeder dat het te snel is de vader weer met het gezag te belasten. Onbetwist is gesteld dat er rond maart/april 2020 een omslagpunt was en het nu ruim zes maanden goed verloopt. De enkele angst van de moeder dat het weer fout gaat in de toekomst is onvoldoende om het gezamenlijk gezag niet te herstellen. Het hof overweegt hierbij dat er op de achtergrond nog hulpverlening betrokken is. De vader heeft zich ter zitting bereid verklaard met de moeder en Yvoor nog enkele zaken uit het verleden te bespreken. De vader heeft zelf ook nog hulpverlening. De ouders kunnen desgewenst ook opnieuw hulp zoeken, mocht zich in de toekomst onverhoopt iets voordoen. Ook de beide partners kunnen in dat geval wellicht nog een rol spelen.
3.11.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, te weten voor zover het de gezagsbeslissing betreft, en het inleidend verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar met het eenhoofdig gezag te belasten, alsnog afwijzen.
3.12.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 september 2019, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af het inleidend verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , te beëindigen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, J.C.E. Ackermans-Wijn en P. Vlaardingerbroek en is op 3 december 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.