Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 28 april 2020;
- het proces-verbaal van de enquête van 30 september 2020.
6.De verdere beoordeling
€ 1.611,-
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Dexia Nederland B.V. inzake effectenleaseovereenkomsten. Het hof heeft op 1 december 2020 uitspraak gedaan na een tussenarrest van 28 april 2020, waarin [appellant] was toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. De kern van de zaak draait om de vraag of de echtgenote van [appellant] vóór 13 maart 2000 op de hoogte was van de effectenleaseovereenkomsten. Het hof oordeelt dat [appellant] niet is geslaagd in het leveren van het tegenbewijs. De verklaringen van [appellant] en zijn echtgenote waren inconsistent, en het hof acht het niet geloofwaardig dat de echtgenote geen kennis had van de overeenkomsten. Hierdoor was de bevoegdheid tot vernietiging van de overeenkomst door de echtgenote verjaard op het moment van stuiting door de collectieve actie. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis van de kantonrechter, die de vorderingen van [appellant] had afgewezen. [appellant] wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die aan de zijde van Dexia zijn vastgesteld op € 2.337,-.