11.04 —[aangeefster] : En raakte did ook nog mn kont aan. Ja zweet het. Wtf moet ik nu
man. Voel me eg vies. Hij kwam ne wel zn excusses aanbieden
11:04 — [getuige] : Meen je deze of is fatoe?
(het hof begrijpt: fatoe is “straattaal’ voor grap)
11:05 — [aangeefster] : En even daarna kwam die 25 euro geben zegf die is voor jou
extratje kmdat je altijd zo vele doet. [getuige] dit is echt. Denk je dat ik zo iets ga
verzinnen. Is al erg zay. Wil eigg echt na huis nu weg hiet. Bah
11:05 — [getuige] : Uhm…/Wtf
11:05 — [aangeefster] : Ja js echt. Ik zei dat geld hoefik niet
11:06 — [aangeefster] : Denk dat hij bang is dat ik het ga zeggen tegen [baas van aangeefster en zoon van de verdachte] ofzo. Dat die me probeert om te kopen.
11:06 — [getuige] : Uhm… Wtf. Die gast he!!! Hij is echt niet goed
11:06 — [aangeefster] : Nee toch. Wat moet ik nu man
11:07 — [aangeefster] : [collega van aangeefster]
(het hof begrijpt: een collega van aangeefster)komt vanmiddag ook ma durf dit hem niet te zeggen. Voel me dan wel beter als hij er is. [collega van aangeefster] gaat er meteen heen sws. Is gwn aanranding man. Bah.
11:07 — [getuige] : Ja moet je dan ma tegen [baas van aangeefster en zoon van de verdachte] zeggen ofz? Of toch politie? Dit is niet normaal joh.
11:08 — [aangeefster] : Ja mja. Dat durf ik niet man.
11:09 — [getuige] : Hoe laat komt [collega van aangeefster] ?
11:09 — [aangeefster] : Denk laat vanmiddag.
11:10 — [aangeefster] : Jij bent de enige die t nu weet.
11:10 — [getuige] : Moet ik ff die kant op komen?
11:10 — [aangeefster] : Uhmm. Ja weet nie of je tijd hebt. Voel me hier echt niet goed. Kan wel janken.
11:10 — [getuige] : Uhm… Tot 12:00
…
11:11 — [aangeefster] : Heb stekenin mn hart
11:11 — [getuige] : Ja wtf… Dan kom ik wel ff die kant op half uurtje. Dan moet ik echt weer gaan.
11:12 — [aangeefster] : Oke
11:21 — [aangeefster] : Hij
(het hof begrijpt: de verdachte)is er nog.
11:28 — [getuige] : Ik kom er nu aan.
11:29 — [aangeefster] : Oke.
4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 22 mei 2016 (p. 33-36), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
V: vraag/opmerkingen van de verbalisanten
A: antwoord/opmerking getuige
V: Waar ken jij [aangeefster] van?
A: Van school (…). En nu is zij mijn leidinggevende bij het werk bij [binnenspeeltuin] gelegen aan [adres 2] in [plaats] .
V: Wat kun jij verklaren over hetgeen [aangeefster] is overkomen?
A: Ik weet niet meer precies wanneer het gebeurd is. [aangeefster] zei dat het op 12 april 2016 gebeurde.
Ik zat die dag thuis op de bank en ik kreeg een app van haar (
het hof begrijpt: van [aangeefster]). Wat ik nog weet is dat ze appte dat de vader van de baas van [binnenspeeltuin] haar had aangeraakt. Ik dacht eerst dat het een grapje was. [aangeefster] schreef toen dat zij daar niet over zou liegen. [aangeefster] schreef dat ze niet meer alleen wilde zijn.
Toen ik bij [binnenspeeltuin] kwam, was [aangeefster] over haar toeren, ze huilde nog net niet. Ze wist echt niet wat ze moest doen, ze trilde, ze was er niet bij met haar hoofd.
Op enig moment kwam de vader van de baas naar buiten en zei: “He [getuige] ik zag je zitten, kom je me effe helpen met verbouwen?” Wij noemen hem de vader van [baas van aangeefster en zoon van de verdachte] . De baas heet [baas van aangeefster en zoon van de verdachte] .
V: Wat heeft [aangeefster] gezegd wat er gebeurd zou zijn?
A: Dat die vader aan haar borsten en aan haar kont had gezeten. Dit zou boven in het doolhof zijn gebeurd. Die vader is dat doolhof daar aan het maken. Die vader had tegen [aangeefster] gezegd: “ga boven even kijken, hoe het wordt” en toen is [aangeefster] naar boven gegaan. [aangeefster] zei dat ze niks gezegd had, nadat het gebeurd was.
[aangeefster] is naar beneden gegaan en daarna kwam ik.
Op enig moment ging de vader weg. Toen heeft [aangeefster] haar moeder gebeld. Ik hoorde dat [aangeefster] tegen haar moeder zei dat die vader haar had aangeraakt. De moeder van [aangeefster] is toen ook naar [binnenspeeltuin] gekomen en die moeder zei ook dat [aangeefster] [baas van aangeefster en zoon van de verdachte] , de baas moest bellen. [aangeefster] heeft [baas van aangeefster en zoon van de verdachte] gebeld. Tegen [baas van aangeefster en zoon van de verdachte] zei [aangeefster] ook dat die vader haar had aangeraakt.
V: Wat heeft [aangeefster] nog meer verteld over wat die vader gedaan heeft?
A: O ja, ik ben nog iets vergeten. [aangeefster] zei dat die vader haar geld had aangeboden.
V: Wat heeft zij gezegd over hoe die vader dat gedaan heeft?
A: Uit het niets. Ze stonden gewoon te praten en toen pakte hij haar borst en toen ze weg liep pakte hij, of tikte hij, tegen haar billen aan.
5. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Limburg d.d. 15 mei 2018, voor zover inhoudende als verklaring van [aangeefster] :
Ik was aan het werk. Meneer [verdachte] was daar boven aan het verbouwen, een doolhof aan het maken. Hij vroeg of ik naar boven kwam om te kijken of het kindvriendelijk was. Toen ik boven kwam, hadden we een normaal gesprek, maar toen, uit het niets, greep meneer [verdachte] naar mijn borsten en daarna naar mijn billen. Daarna heeft hij geld aangeboden.
Ik was heel erg bang. Als zoiets gebeurt, dan bevries je. Je schrikt je kapot. Je verwacht totaal niet dat zoiets gebeurt.
Vraag: U heeft verklaard dat meneer [verdachte] met een hand naar uw borst greep. (…) U zegt ook dat hij u achterna kwam. Kunt u dat wat preciezer beschrijven?
Ik ben toen verder het doolhof ingegaan zodat ik veilig was. Ik hoorde toen dat er iemand aan de balie stond. Op dat moment greep hij mij bij mijn billen.
Toen die vrouw aan de balie stond ben ik naar beneden gegaan om haar te helpen. Meneer [verdachte] is daarna naar de balie gekomen en heeft me toen geld aangeboden. Ik heb het geld niet aangenomen. Ik heb het achter de balie neergelegd.
Ik heb [getuige]
(het hof begrijpt: [getuige] )gevraagd om te komen, want ik was alleen met meneer [verdachte] . Ik wist niet wat ik moest doen.
6. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Limburg d.d. 15 mei 2018, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige] :
[aangeefster]
(het hof begrijpt: [aangeefster] )stuurde mij een paniekerig appje met wat er allemaal was gebeurd. Ik ben toen naar haar toegegaan. Meneer [verdachte] heeft mij nog gevraagd of ik kwam meehelpen met klussen. [aangeefster] vertelde mij dat meneer [verdachte] haar geld had aangeboden. Ik heb dat geld ook zien liggen.
Ik ken [aangeefster] al langer dan vandaag. Ik kon merken aan het appje dat het serieus was en (…) dat ze wilde dat ik naar haar toe kwam.
De verklaring die ik bij de politie heb afgelegd is uiteraard juist.
Ze was over haar toeren. Ze was niet de normale [aangeefster] .
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Limburg d.d. 20 november 2018, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Op een gegeven moment stond zij boven (
het hof begrijpt: boven in de binnenspeeltuin [binnenspeeltuin]) in de gang te kijken. Ik was de wand aan het afschroeven met een accuboormachine.
Boven heb ik gevraagd hoe ze vond dat het (
het hof begrijpt: de bouw van het doolhof) geworden was. Ik heb € 25,00 neergelegd.
Algemene overweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – in de kern het navolgende aangevoerd:
I. De verklaringen van aangeefster [aangeefster] en getuige [getuige] zijn – gelet op bepaalde inconsistenties, merkwaardigheden en tegenstrijdigheden – onbetrouwbaar dan wel ongeloofwaardig en kunnen niet voor het bewijs worden gebezigd. Er is onwaarheid gesproken over het contact dat beiden hebben gehad voorafgaand aan de verhoren bij de politie en de rechter-commissaris. Verder heeft [aangeefster] verklaard dat zij met de verdachte bouwtechnisch overleg heeft gehad, maar zij heeft uiteraard geen bouwtechnische kennis. In het Whatsapp-gesprek met [getuige] spreekt [aangeefster] over ‘aanraken’ en dat is van wezenlijke andere aard dan ‘vol de billen pakken’. [aangeefster] heeft bij de rechter-commissaris een onware verklaring gegeven op de vraag of zij voorafgaand aan het getuigenverhoor van [getuige] bij de politie nog contact met hem heeft gehad. De omstandigheden dat [aangeefster] na het beweerdelijke incident mensen ging helpen en dat zij samen met [getuige] een broodje is gaan smeren en dat buiten op het terras heeft opgegeten conveniëren niet met ‘de ervaringsregel over hevige emoties direct na een zedenmisdrijf’.
II. Er is onvoldoende steunbewijs. Volgens de aangifte van [aangeefster] heeft het incident omstreeks 10:00 uur plaatsgevonden. Uit de Whatsapp-berichten tussen [aangeefster] en [getuige] volgt dat er tussen 10:00 uur en 10:45 uur sprake was van luchtig contact. Er is geen sprake van een heftige emotie onmiddellijk na het beweerdelijke incident. Bovendien zijn de emoties door [getuige] op zijn vroegst anderhalf uur na het beweerdelijke incident waargenomen en waren die niet zo heftig, zodat die waarneming onvoldoende steun biedt aan de aangifte. Voorts heeft het Y-chromosomaal DNA-onderzoek niets opgeleverd. Het DNA-onderzoek wijst erop dat eerder sprake is geweest van een aanraakspoor dan van een greepspoor.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat zaken als de onderhavige doorgaans worden gekenmerkt door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de beweerde handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Indien de veronderstelde dader de handelingen ontkent, leidt dat in veel gevallen ertoe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering geldt evenwel dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan niet mag worden aangenomen op de enkele verklaring van één getuige (het veronderstelde slachtoffer). De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich in dit verband niet in algemene zin beantwoorden, maar vraagt een beoordeling van het concrete geval.
In het onderhavige geval dient het hof te beoordelen of de verklaringen van aangeefster [aangeefster] betrouwbaar zijn. Daarnaast zal het hof moeten bepalen of voor haar beweringen voldoende (steun)bewijs in het dossier aanwezig is en dient het hof, in dat verband, ook de betrouwbaarheid van de verklaringen van getuige [getuige] te beoordelen.
Anders geformuleerd: de juistheid van de kern van de tenlastelegging moet niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) gebezigde verklaringen van het slachtoffer volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal dat bovendien afkomstig moet zijn uit een andere bron.
Ad I. De betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster]
Uit de inhoud van het dossier blijkt dat [aangeefster] zich op 12 april 2016, omstreeks 14:30 uur, op het politiebureau meldde. Zij was daar samen met haar moeder en haar baas [baas van aangeefster en zoon van de verdachte] , de zoon van de verdachte. [aangeefster] sprak met verbalisant [verbalisant II] . Hieromtrent is gerelateerd dat [aangeefster] mededeelde dat zij op 12 april 2016 aan het werk was bij [binnenspeeltuin] , de vader van haar baas daar klusjes doet en dat zij op de bovenverdieping met hem in gesprek was. Plotseling greep hij [aangeefster] bij haar borsten en toen zij wegliep, voelde zij dat hij in haar kont kneep.
[aangeefster] heeft zich aldus op dezelfde dag bij de politie gemeld om haar verhaal aldaar te kunnen doen. Vervolgens heeft zij op 18 april 2016 een informatief gesprek gevoerd en aangifte gedaan. Uit die aangifte blijkt dat [aangeefster] boven in [binnenspeeltuin] met de verdachte in gesprek was en dat hij uit het niets naar haar borsten greep. Hij greep er naar en kneep er in. Het was de linkerborst van [aangeefster] . [aangeefster] schrok en wilde weglopen en toen greep hij naar haar kont en pakte die vol vast, net als bij haar borst.
[aangeefster] heeft ook bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. Uit deze verklaring volgt dat zij boven in [binnenspeeltuin] een gesprek had met de verdachte en dat hij toen uit het niets greep naar haar borsten en daarna naar haar billen.
Het hof is van oordeel dat [aangeefster] concrete en consistente verklaringen over de ontuchtige handelingen heeft afgelegd. Zo heeft [aangeefster] steeds verklaard dat de verdachte uit het niets naar haar borsten greep. Ook heeft [aangeefster] over de volgorde van de beweerdelijke gedragingen consistent verklaard, namelijk dat de verdachte eerst naar haar borsten greep en daarna toen zij weg wilde lopen naar haar billen. Het hof acht haar verklaringen dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. In dit verband heeft het hof mede de Whatsapp-berichten in ogenschouw genomen, die [aangeefster] kort na het incident naar [getuige] heeft verstuurd en waarin zij vertelt wat er was gebeurd.
De door de verdediging genoemde inconsistenties, merkwaardigheden en tegenstrijdigheden in de verklaringen hebben naar het oordeel van het hof betrekking op ondergeschikte punten en maken niet dat op basis daarvan zou moeten worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaringen van [aangeefster] .
De verklaringen van [aangeefster] vinden ook steun in ander bewijs. Het hof zal dat bewijs hieronder nader bespreken.
Ad II. Steunbewijs en betrouwbaarheid van de verklaringen van getuige [getuige]
Steunbewijs voor hetgeen [aangeefster] heeft verklaard kan worden gevonden in de verklaringen van getuige [getuige] . [getuige] heeft eerst bij de politie een verklaring afgelegd en nadien ook bij de rechter-commissaris. Gelet op de inhoud van die verklaringen (bewijsmiddel 4 en bewijsmiddel 6) is het hof van oordeel dat (ook) [getuige] consistent heeft verklaard. Het is het hof niet gebleken dat [getuige] door [aangeefster] zou zijn beïnvloed.
De door de verdediging genoemde inconsistenties, merkwaardigheden en tegenstrijdigheden in de verklaringen hebben naar het oordeel van het hof betrekking op ondergeschikte punten en maken niet dat op basis daarvan zou moeten worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaringen van [getuige] .
De verklaringen van [getuige] acht het hof derhalve betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
[aangeefster] heeft op 12 april 2016 zeer kort na het incident via Whatsapp contact opgenomen met [getuige] en zij heeft aan hem verteld wat er was gebeurd, waarbij zij ook gelijk gevoelens heeft geuit over hetgeen haar is overkomen. Het eerste contact tussen beiden vond op 12 april 2016 plaats tussen 10:01 uur en 10:13 uur. Uit de Whatsapp-berichten die in voornoemd tijdsbestek zijn verstuurd, leidt het hof af dat er tussen [aangeefster] en [getuige] sprake was van normaal contact en dat er op dat moment op het werk bij [binnenspeeltuin] nog niets was gebeurd.
Het volgende contact tussen [aangeefster] en [getuige] vond vervolgens plaats op 12 april 2016 vanaf 10:45 uur. [aangeefster] heeft verklaard dat zij [getuige] eerst heeft geappt en daarom wist zij ook hoe laat het was gebeurd. Om 10:45 uur stuurde [aangeefster] naar [getuige] het Whatsapp-bericht ‘ik voel me zo vies omg’. In berichten daarna liet [aangeefster] weten dat de verdachte haar ‘tiet’ en haar ‘kont’ heeft aangeraakt.
Gelet op de inhoud van de Whatsapp-berichten is het voor het hof genoegzaam komen vast te staan dat het tenlastegelegde tussen 10:13 uur en 10:45 uur heeft plaatsgehad en dat [aangeefster] aldus kort na het incident [getuige] van de ontuchtige handelingen door de verdachte op de hoogte heeft gebracht.
Dat [aangeefster] bij de politie heeft verklaard dat het incident omstreeks/rond 10:00 uur heeft plaatsgevonden, is – gelet ook op het beperkte tijdsverschil – daarmee naar het oordeel van het hof niet in strijd.
Bovendien is [getuige] – gelet op de tijdstippen waarop de Whatsapp-berichten zijn verstuurd – kort daarna nog naar [aangeefster] gegaan. Bij de politie heeft [getuige] verklaard over de emotionele en fysieke gemoedstoestand van [aangeefster] op dat moment: zij was over haar toeren, ze huilde nog net niet, ze wist echt niet wat ze moest doen, ze trilde en was er met haar hoofd niet bij. Ook bij de rechter-commissaris heeft [getuige] verklaard dat [aangeefster] over haar toeren was, alsmede dat zij niet de ‘normale [aangeefster] ’ was. Het hof is van oordeel dat deze waarnemingen van [getuige] zodanig kort na het tenlastegelegde zijn gedaan en dat die waarnemingen ook op een dusdanige emotionele en/of fysieke toestand van [aangeefster] duiden, dat daarin steun voor de verklaring van [aangeefster] wordt gevonden.
Naast het feit dat voor de verklaring van [aangeefster] steun kan worden gevonden in hetgeen [getuige] heeft verklaard en (betreffende de emotionele gesteldheid van [aangeefster] ) heeft waargenomen, stelt het hof vast dat de verklaring van [aangeefster] op bepaalde onderdelen overeenstemt met de verklaring van de verdachte. Uit zowel de verklaring van de verdachte als van [aangeefster] volgt namelijk dat het incident boven bij [binnenspeeltuin] heeft plaatsgehad, alwaar de verdachte op 12 april 2016 bezig was met het bouwen van een doolhof. Ook hebben beiden verklaard over het feit dat de verdachte na het voorval een geldbedrag ten bedrage van € 25,00 aan [aangeefster] heeft aangeboden.
Met betrekking tot hetgeen de verdachte (overigens nog) heeft verklaard, overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft eerst ter terechtzitting in eerste aanleg een verklaring afgelegd. De verdachte heeft verklaard dat hij [aangeefster] wel heeft aangeraakt met de bovenkant van zijn hand of met zijn elleboog, doch dat zulks niet bewust was. Hij heeft ontkend dat hij aan de borsten en billen van [aangeefster] heeft gezeten. De verdachte moest in verband met zijn werkzaamheden [aangeefster] passeren en hij heeft haar in het voorbij lopen – gelet op de omstandigheid dat de gangpaden in het doolhof 60 tot 65 centimeter breed waren – aangeraakt. Dit is één keer gebeurd, aldus de verdachte. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij € 25,00 voor [aangeefster] heeft neergelegd. Desgevraagd heeft de verdachte verklaard dat hij dit geldbedrag heeft neergelegd, omdat het per ongeluk was gebeurd en hij er spijt van had.
De verklaring van de verdachte dat hij [aangeefster] in het voorbij lopen per ongeluk heeft aangeraakt, acht het hof niet aannemelijk geworden. In dit verband heeft het hof in aanmerking genomen dat deze verklaring niet strookt met hetgeen [aangeefster] ‘gelijk’ heeft verklaard en hetgeen is gebleken uit de Whatsapp-gesprekken en de verklaringen van getuige [getuige] . [aangeefster] heeft van meet af aan verklaard dat de ontuchtige handelingen “uit het niets” door de verdachte zijn gepleegd. Bovendien is naar het oordeel van het hof de door de verdachte gestelde gang van zaken – inhoudende dat hij [aangeefster] in het voorbij lopen heeft aangeraakt en dat dit één keer is gebeurd – niet passend bij een situatie waarin hij eerst de borst van [aangeefster] heeft “gegrepen” en daarna, terwijl [aangeefster] doende was weg te lopen (ook nog) haar bil, kort gezegd, heeft betast.
Voor zover de verdachte naar voren heeft gebracht dat hij [aangeefster] per ongeluk heeft aangeraakt, vermag het hof niet in te zien waarom hij haar vervolgens een geldbedrag heeft aangeboden. Een en ander levert naar het oordeel van het hof veeleer een bevestiging op dat dat sprake is geweest van een situatie waarover de verdachte zich schuldig voelde en derhalve een bevestiging dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen.
In de bemonstering van de regio van de linkerborst van het T-shirt van aangeefster [aangeefster] is een aanwijzing gevonden voor een relatief zeer geringe hoeveelheid Y-chromosomaal DNA (afkomstig van een man). Het Nederlands Forensisch Instituut heeft echter geen Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen. Het hof kan uit dit resultaat (dat iets zegt op bronniveau), anders dan de raadsman heeft gesteld, niet de conclusie trekken (op activiteitenniveau) dat deze uitkomst wijst op een aanraakspoor in plaats van een greepspoor. De uitkomst van het rapport kan derhalve naar het oordeel van het hof niet afdoen aan de bewezenverklaring.
Op grond van het bovenstaande en de gebezigde bewijsmiddelen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof verwerpt de tot vrijspraak strekkende verweren in al hun onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op: