ECLI:NL:GHSHE:2020:3612

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
20-000339-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal met geweld in supermarkt te Boekel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal, gevolgd van geweld tegen een winkelmedewerker in een supermarkt te Boekel. De feiten vonden plaats op 27 augustus 2019, toen de verdachte twee flesjes sinaasappelsap en een tros bananen had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Bij de poging tot ontvluchten heeft de verdachte de winkelmedewerker, die hem aansprak, geslagen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren, maar de advocaat-generaal in hoger beroep vorderde een zwaardere straf. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheidsproblemen. Tevens is de vordering van de benadeelde partij, de winkelmedewerker, tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 586,46, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000339-20

Uitspraak : 25 november 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 5 februari 2020 in de strafzaak met parketnummer 01-257987-19 tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1954,
wonende te [adres 1]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de politierechter een beslissing genomen ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren.
Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze vordering geheel zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft gesteld dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – diefstal met geweld.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 augustus 2019 te Boekel twee flesjes (verse) sinaasappelsap en/of een tros bananen, althans meerdere levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan de [naam supermarkt] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer] in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, te slaan en/of te duwen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 augustus 2019 te Boekel, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, te slaan en/of te duwen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 augustus 2019 te Boekel twee flesjes (verse) sinaasappelsap en een tros bananen, die toebehoorden aan de [naam supermarkt] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer] tegen het gezicht te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, District ’s-Hertogenbosch, Basisteam Maas en Leijgraaf, proces-verbaalnummer PL2100-2019184149, opgemaakt door [verbalisant 1] , sluitingsdatum d.d. 9 oktober 2019, pagina 1 tot en met 37. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

1.

Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 3 september 2019, p. 3 t/m 6, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Op dinsdag 27 augustus 2019 zag ik omstreeks 11:40 uur een man de winkel genaamd " [naam supermarkt] " binnen lopen. Ik heb gehoord dat de achternaam van deze man is " [achternaam verdachte] ". Deze man zou wonen op [adres 1] . Ik ben werkzaam op de groente afdeling en deze genoemde dag in dienst als chef op deze afdeling. De [naam supermarkt] is gelegen aan [adres 2] te Boekel. De bovengenoemde man houden wij als personeel al zeker wel een half jaar extra in de gaten omdat wij vermoeden dat hij met regelmaat steelt uit onze winkel. Toen ik de man binnen zag komen, hield ik deze genoemde man extra in de gaten. Ik zag dat hij sinaasappels aan het persen was. Ik zag dat hij een fles met daarin het geperste sinaasappelsap in zijn hand vastpakte en daarmee wegliep richting een steunpilaar. Ik hield dit product in mijn hoofd en ik liep naar de caissière genaamd " [naam caissière 1] ". Ik zei tegen [naam caissière 1] : "Er loopt een man in de winkel rond met een petje op en een blauw bloesje en een korte legerbroek. Deze man heeft sinaasappelsap geperst. Als je deze man dadelijk aan de kassa krijgt, dan moet je effe goed kijken of dit product op de band staat. Zo niet dan moet je mij even roepen of een signaal aan me geven, ik ben in de buurt van de kassa. Geef je dit door aan de andere caissière?". Ongeveer tien minuten later zag ik dat de genoemde man bij [naam caissière 1] aan de kassa stond. Ik sprak in mijn oortje tegen [naam caissière 1] en zei tegen haar dat dat de man was die ik bedoelde. Ik zag dat [naam caissière 1] naar mij knikte. Ik liep via de ingang van de winkel naar de genoemde man, die inmiddels de kassa was gepasseerd. Ik sprak de man aan en zei: "Zou ik even in uw tas mogen kijken?". Ik raakte de man en de tas daarbij niet aan. Ik zag dat de man doorliep en ik hoorde dat de man op een duidelijke manier tegen mij zei: "Nee". Ik zag dat de man inmiddels voor mij liep. Ik zag dat de man zich half naar rechts omdraaide richting mij. Ik zag dat hij op het zelfde moment zijn rechterarm strekte en naar achter richting mij gooide. Ik zag daarbij een gebalde rechtervuist. Ik zag dat zijn vuist mijn gezicht wilde raken. Ik kon met mijn beide armen en handpalmen zijn klap opvangen ter hoogte van mijn gezicht. Ik voelde dat zijn vuist of misschien wel mijn hand mijn rechterkaak schampte. Ik greep met mijn handen naar mijn gezicht.
Op 27 augustus 2019 bekeek ik de beelden van de camera's die in de genoemde winkel hangen. Ik zag op beelden dat de man mij geslagen had. Ik zag op beelden het tijdstip van 12:06 uur toen de man mij sloeg. De tijden lopen gelijk met de werkelijke tijd. Op 2 september 2019 ben ik rustig de beelden gaan bekijken van de momenten waarover ik hier geschreven heb. Ik zag op beelden dat de man, twee flesjes sinaasappelsap had geperst van 330 milliliter of 500 milliliter waarvoor hij niet betaald heeft. Deze flesjes heb ik niet middels de camera's op de kassaband zien staan. Ik zag dat hij ook een tros bananen had gepakt zonder te betalen. Ook de tros bananen heb ik niet op beelden de kassa zien passeren. Ik heb een dag of drie vier pijn gehad aan mijn rechterkaak, op de plek waar ik geslagen of geraakt ben. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2.

Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 6 september 2019, p. 9-10, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [naam caissière 2] , afgelegd op vrijdag 6 september 2019:
Vorige week dinsdag (
het hof begrijpt: 27 augustus 2019) rond de middag, 12.00 uur dus, bevond ik mij in de [naam supermarkt] in Boekel. Ik was daar werkzaam als caissière. Ik zat aan kassa drie en mijn collega [naam caissière 1] zat op kassa twee. Deze kassa's bevinden zich tegenover elkaar op ongeveer twee meter afstand. Ik zag een man aan de kassa van [naam caissière 1] verschijnen. Ik hoorde dat [naam caissière 1] aan de man vroeg of ze in zijn tas mocht kijken. Ik hoorde de man tegen [naam caissière 1] zeggen dat ze niet in zijn tas mocht kijken. Ik zag dat de man met een snelle pas voorbij de kassa, in de richting van de uitgaan liep. Ik zag dat daar mijn collega van de groenten [slachtoffer] stond. Ik hoorde [slachtoffer] twee keer aan de man vragen of hij in zijn tas mocht kijken. Ik zag dat dit ter hoogte van het blok waar de zelfscanners staan was. Dit is op ongeveer drie meter van de uitgang. De kassa waar ik mij bevond is op ongeveer vijf meter van deze locatie af. Ik hoorde dat de man een kreet uitkraamde tegen [slachtoffer] . Ik vond de kreet agressief overkomen. Ik zag dat de man hard uithaalde en zijn hand met een harde vaart richting het hoofd van [slachtoffer] bewoog. Ik zag dat [slachtoffer] deze beweging probeerde te ontwijken. Ik zag dat [slachtoffer] , ondanks het ontwijken, toch geraakt werd op zijn gezicht. Ik zag dat [slachtoffer] beduveld bleef staan. Ik zag dat de man op dit moment zo snel mogelijk, zonder te rennen via de uitgang naar buiten liep.

3.

Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 11 september 2019, p. 11-12, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [naam caissière 1] , afgelegd op 11 september 2019:
Ik ben werkzaam als kassamedewerkster bij supermarkt de [naam supermarkt] te Boekel. Ik weet niet meer precies wat de datum was, maar volgens mij was het op een dinsdag of een woensdag (
het hof begrijpt: dinsdag 27 augustus 2019). Ik was aan het werk en ik zat achter kassa 2 van de winkel. Er werd mij doorgegeven dat er geconstateerd was dat een meneer iets in zijn tas had gedaan en dan men het vermoeden had dat hij deze niet zou afrekenen. De meneer kwam bij mij aan kassa 2 en legde enkele goederen op de rolband van de kassa. Doordat men het idee had, dat de meneer niet alles op de toonbank had neergelegd vroeg ik aan de man of ik in zijn tas mocht kijken. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat ik dat niet mocht. Ik zag dat de man vervolgens zijn tas pakte en meteen wegliep in de richting van de uitgang van de winkel. Ik zag dat de man alle goederen die hij wilde kopen liet liggen bij de kassa. Ik zag dat [slachtoffer] , een collega, naar de man toeging en vroeg of hij in de tas mocht kijken. Ik hoorde niet wat de man zei maar ik zag dat de man met een van zijn handen [slachtoffer] sloeg ter hoogte van zijn gezicht. Vervolgens liep de man de winkel uit.

4.

Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 september 2019, p. 13, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 15 september 2019 heb ik de camerabeelden bekeken van de diefstal en mishandeling die op 27 augustus 2019 heeft plaatsgevonden in de [naam supermarkt] supermarkt in Boekel. Ik zie dat de datum en het tijdstip overeenkomt met de juiste datum en tijdstip. Ik zie dat de verdachte om 11.45 uur twee flesjes vult met versgeperst sinaasappelsap. Ik zie dat de verdachte hiermee naar zijn mand loopt, waar ook een blauwe tas in zit, en het in de mand of tas stopt. Ik zie dat de verdachte om 12.05 uur bij de kassa staat en zijn spullen op de band legt. Ik zie dat hier geen flesjes met vers geperst sinaasappelsap tussen zitten. Ik zie dat de caissière zijn spullen gaat scannen maar dat de verdachte plots wegloopt met zijn blauwe tas en zijn spullen op de band laat liggen. Ik zie dat de verdachte wordt aangesproken door de aangever
(het hof begrijpt: [slachtoffer] ), die een shirtje van de [naam supermarkt] aanheeft. Ik zie dat de man eromheen loopt, zijn arm strekt en met zijn rechter vuist een klap geeft aan het slachtoffer. Ik zie dat het slachtoffer dit met de arm probeert op te vangen maar in het gezicht wordt geraakt.

5.

De eigen waarneming van dit hof, gedaan ter terechtzitting van 11 november 2020, naar aanleiding van het tonen van de camerabeelden van de [naam supermarkt] te Boekel van 27 augustus 2019:
De verdachte komt, gekleed in een witkleurig T-shirt, in beeld gelopen. In zijn hand draagt hij een blauwkleurige tas. Het slachtoffer komt rechts in beeld gelopen en heeft contact met de verdachte. De verdachte loopt door. De verdachte geeft een soort backhandklap tegen het gezicht van het slachtoffer. Het slachtoffer pakt zijn gezicht vast met zijn handen.

6.

De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 11 november 2020, voor zover inhoudende:
Op 27 augustus 2019 heb ik in de [naam supermarkt] te Boekel twee flesjes gevuld met versgeperst sinaasappelsap en ik heb een tros bananen gepakt. Ten aanzien van de diefstal van de twee flessen sinaasappelsap ga ik niet omheen draaien. Dat heb ik gedaan. Het zou kunnen dat ik ook de bananen heb weggenomen.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
In hoger beroep is door de verdachte bepleit dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. Hiertoe heeft de verdachte aangevoerd dat hij het slachtoffer niet met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen, maar slechts zijn vuist tegen de kin van het slachtoffer heeft geduwd. Het hof overweegt dat dit verweer zijn weerlegging vindt in de hiervoor vermelde gebezigde bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – diefstal met geweld. Winkeldiefstallen brengen schade teweeg aan de betrokken winkelbedrijven en veroorzaken overlast en ergernis aan de gedupeerden. Voorts houdt het hof rekening met de omstandigheid dat ook de maatschappij als geheel hiervan schade ondervindt, doordat de schade die door dergelijke feiten wordt veroorzaakt uiteindelijk wordt doorberekend in de consumentenprijzen en de kosten die gemoeid zijn met het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen diefstallen uiteindelijk door de consumenten worden betaald. Door na deze diefstal geweld uit te oefenen tegen de winkelmedewerker, die hem aansprak en zijn tas wilde controleren, heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast en in het algemeen veroorzaakt dergelijk handelen gevoelens van onrust, angst en onveiligheid bij de slachtoffers. Dit blijkt ook wel uit de door het slachtoffer ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebrachte en overgelegde slachtofferverklaring. Met zijn handelen heeft de verdachte bovendien bijgedragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen en die van het winkelend publiek in het bijzonder. Ter zitting in hoger beroep heeft verdachte op geen enkele wijze blijk gegeven van het laakbare van zijn handelen en evenmin enige empathie met het slachtoffer getoond maar heeft zich zelf gepresenteerd als slachtoffer van de omstandigheden.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 15 september 2020, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijk feiten, doch dat de veroordeling ter zake van winkeldiefstal dateert van 29 mei 2009 en ter zake van geweldsdelicten van 18 september 2007. Gelet hierop zal het hof deze omstandigheid niet in strafverzwarende zin meewegen in de op te leggen straf.
Tevens heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. De verdachte zou lijdende zijn aan PTSS en botkanker. Tevens zou hij te kampen hebben met hartkwalen. Daarnaast zou hij een uitkering ontvangen, zou hij schulden hebben en ten slotte zou hij de zorg dragen voor zijn partner.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, zou ten aanzien van winkeldiefstal met na betrapping eenvoudig geweld (een duw, een por, trekken of losrukken) de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden als passend kunnen worden beschouwd. Ter zake van winkeldiefstal met na betrapping geweld (slaan/schoppen) zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden als passend kunnen worden beschouwd.
Gelet op het bovenstaande – en in het bijzonder de aard en de ernst van het bewezenverklaarde – is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt en aldus ook niet met een straf zoals gevorderd door de advocaat-generaal. Rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht het hof, in afwijking van de hiervoor vermelde oriëntatiepunten, een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 607,52. De vordering valt uiteen in € 57,52 aan materiële kosten (€ 36,46 aan reiskosten ten behoeve van twee bezoeken aan Slachtofferhulp Nederland en € 21,06 aan reiskosten ten behoeve van een bezoek aan de rechtbank) en € 550,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering gedeeltelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 207,52 (€ 57,52 aan materiële schade en € 150,00 aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De verdachte is veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep te kennen gegeven de vordering te handhaven.
Het hof is van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 21,06 aan materiële schade (kosten ten behoeve van een bezoek aan de rechtbank) onder proceskosten vallen en niet onder materiële schade en het hof zal het bedrag van € 21,06 dan ook lezen als zijnde gevorderde proceskosten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 586,46. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2019, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de door de benadeelde partij gemaakte kosten van het geding, te weten € 21,06.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 586,46. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 586,46 (vijfhonderdzesentachtig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 36,46 (zesendertig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 21,06 (eenentwintig euro en zes cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 586,46 (vijfhonderdzesentachtig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 36,46 (zesendertig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 11 (elf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 27 augustus 2019.
Aldus gewezen door:
mr. E.N. van der Spoel, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 25 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.