[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1982,
wonende te [adres] .
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair (medeplegen van poging tot doodslag), feit 2 primair (afpersing), feit 3 primair (diefstal met geweld) en feit 4 (mishandeling) is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en twee maanden met aftrek van voorarrest. Verder heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij conform het vonnis van de rechtbank en gevorderd een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer op te leggen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair tenlastegelegde, ter zake van hetgeen onder 2 en 3 is tenlastegelegd betoogd dat enkel diefstal kan worden bewezen en zich ter zake van feit 4 gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ook is een verweer met betrekking tot de straf gevoerd. De vordering van de benadeelde partij is uitdrukkelijk niet betwist.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 23 maart 2019 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] (meermalen) tegen zijn hoofd en/of gezicht en/of rug, althans (boven)lichaam heeft geschopt en/of geslagen, ook terwijl genoemde [slachtoffer 1] op de grond lag en/of zat, en/of genoemde [slachtoffer 1] (met kracht) met zijn hoofd op de grond heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;1. subsidiair
hij op of omstreeks 23 maart 2019 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] (meermalen) tegen zijn hoofd en/of gezicht en/of rug, althans (boven)lichaam heeft geschopt en/of geslagen, ook terwijl genoemde [slachtoffer 1] op de grond lag en/of zat, en/of genoemde [slachtoffer 1] (met kracht) met zijn hoofd op de grond heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 23 maart 2019 in de gemeente Maastricht openlijk, te weten op of aan het Vrijthof en/of het Vagevuur, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door:
genoemde [slachtoffer 1] op de grond te gooien en/of
meermalen tegen zijn hoofd en/of gezicht en/of rug, althans (boven)lichaam te schoppen en/of te slaan, ook terwijl genoemde [slachtoffer 1] op de grond lag en/of zat en/of
genoemde [slachtoffer 1] (met kracht) met zijn hoofd op de grond te duwen.
2.
primair
hij op of omstreeks 23 maart 2019 in de gemeente Maastricht, op de openbare weg het Vrijthof en/of het Vagevuur, in elk geval op een openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (iPhone 5S), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door:
genoemde [slachtoffer 1] op de grond te gooien en/of
meermalen tegen zijn hoofd en/of gezicht en/of rug, althans (boven)lichaam te schoppen en/of te slaan, ook terwijl genoemde [slachtoffer 1] op de grond lag en/of zat en/of
genoemde [slachtoffer 1] (met kracht) met zijn hoofd op de grond te duwen en/of
tegen genoemde [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn spullen moet afgeven, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
hij op of omstreeks 23 maart 2019 in de gemeente Maastricht op de openbare weg, het Vrijthof en/of het Vagevuur, in elk geval op een openbare weg, een telefoon (iPhone 5S), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
genoemde [slachtoffer 1] op de grond te gooien en/of
meermalen tegen zijn hoofd en/of gezicht en/of rug, althans (boven)lichaam te schoppen en/of te slaan, ook terwijl genoemde [slachtoffer 1] op de grond lag en/of zat en/of
genoemde [slachtoffer 1] (met kracht) met zijn hoofd op de grond te duwen en/of
die portemonnee uit de hand(en) van [slachtoffer 1] te pakken/grissen;
3. primair
hij op of omstreeks 23 maart 2019 in de gemeente Maastricht, op de openbare weg het Vrijthof en/of het Vagevuur, in elk geval op een openbare weg, een portemonnee, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
genoemde [slachtoffer 1] op de grond te gooien en/of
meermalen tegen zijn hoofd en/of gezicht en/of rug, althans (boven)lichaam te schoppen en/of te slaan, ook terwijl genoemde [slachtoffer 1] op de grond lag en/of zat en/of
genoemde [slachtoffer 1] (met kracht) met zijn hoofd op de grond te duwen en/of
die portemonnee uit de hand(en) van [slachtoffer 1] te pakken/grissen;
hij op of omstreeks 23 maart 2019 in de gemeente Maastricht op de openbare weg, het Vrijthof en/of het Vagevuur, in elk geval op een openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door:
genoemde [slachtoffer 1] op de grond te gooien en/of
meermalen tegen zijn hoofd en/of gezicht en/of rug, althans (boven)lichaam te schoppen en/of te slaan, ook terwijl genoemde [slachtoffer 1] op de grond lag en/of zat en/of
genoemde [slachtoffer 1] (met kracht) met zijn hoofd op de grond te duwen en/of
tegen genoemde [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn spullen moet afgeven, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 23 maart 2019 in de gemeente Maastricht, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem meermalen, althans eenmaal, te slaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder feit 3 primair tenlastegelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Op de camerabeelden die deel uitmaken van het dossier is achtereenvolgens te zien dat:
de verdachte zich tot [slachtoffer 1] richt, die zich op de grond in half zittende, half liggende positie bevindt;
[slachtoffer 1] met zijn linkerhand in zijn broekzak gaat en weer uit zijn broekzak haalt;
de verdachte achterwaarts tweemaal met kracht in het gezicht van [slachtoffer 1] trapt;
[slachtoffer 1] zijn arm en hand boven zijn hoofd uitstrekt en in die hand een voorwerp vasthoudt;
de verdachte uit de hand van [slachtoffer 1] een klein rechthoekig voorwerp pakt en wegrent.
De vraag of bepaalde gedragingen 'wegnemen' opleveren in het verband van art. 312 Wetboek van Strafrecht (Sr) of 'afgifte' in de zin van art. 317 Sr, valt niet steeds ondubbelzinnig te beantwoorden. Er bestaat tussen de inhoud die aan beide begrippen toekomt geen scherpe grens. Zo kan onder bepaalde omstandigheden het gedogen van wegnemen zowel 'wegnemen' als 'afgifte' opleveren (zie onder andere HR 2 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH5233). Het hof stelt aan de hand van de camerabeelden vast dat [slachtoffer 1] door de verdachte met geweld is gedwongen zijn portemonnee aan de verdachte af te geven. Uit i. en ii. leidt het hof af dat de verdachte [slachtoffer 1] om zijn portemonnee gevraagd heeft. Uit iv. leidt het hof af dat [slachtoffer 1] de portemonnee gedwongen door het op hem uitgeoefende geweld aan de verdachte aangereikt heeft en uit v. dat de verdachte de portemonnee vervolgens heeft gepakt. Ook uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat het zowel bij de telefoon als bij de portemonnee ging om afpersing: [slachtoffer 1] verklaart immers dat “zij op hem begonnen te slaan…vanaf toen ging het heel snel. Ik lag opeens op de grond en moest mijn spullen afgeven.” Op de vraag wie dat aan hem vroeg, antwoordde [slachtoffer 1] : “Dat weet ik niet. Ik heb wel een stem gehoord, maar niet gezien wie” en dat het ging om “Telefoon en mijn portemonnee”. (dossierpag. 28-29).
Naar het oordeel van het hof dienen deze gedragingen in de geschetste omstandigheden als ‘afgifte’ en niet als ‘wegnemen’ te worden gekwalificeerd. Om die reden acht het hof het onder feit 3 primair tenlastegelegde niet bewezen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij op 23 maart 2019 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet [slachtoffer 1] meermalen tegen zijn hoofd en gezicht en eenmaal tegen zijn bovenlichaam heeft geschopt en/of geslagen, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag of zat, en [slachtoffer 1] (met kracht) heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. primair
hij op 23 maart 2019 in de gemeente Maastricht op de openbare weg, het Vrijthof, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (iPhone 5S), die aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door:
genoemde [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd te schoppen, terwijl genoemde [slachtoffer 1] op de grond lag of zat en
tegen genoemde [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn spullen moet afgeven, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
3.
subsidiair
hij op 23 maart 2019 in de gemeente Maastricht op de openbare weg, het Vrijthof, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee die aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door:
genoemde [slachtoffer 1] meermalen tegen zijn hoofd of gezicht te schoppen en te slaan, terwijl genoemde [slachtoffer 1] op de grond lag of zat en
tegen genoemde [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn spullen moet afgeven, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
4.
hij op 23 maart 2019 in de gemeente Maastricht, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem meermalen te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Algemene overwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere overwegingen
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en ter zake van hetgeen onder 2 en 3 is ten laste gelegd betoogd dat enkel diefstal kan worden bewezen. Daartoe heeft de verdediging kort gezegd het volgende aangevoerd:
er was geen sprake van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] ;
er was geen sprake van een verband tussen de geweldshandelingen en het verkrijgen van de telefoon en (indien bewezen) de portemonnee.
Ad a.
Voor een veroordeling ter zake van een poging doodslag is onder meer vereist dat ten minste het voorwaardelijk opzet van de verdachte gericht was op de dood van het slachtoffer. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval de dood – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Voor een veroordeling ter zake van een poging doodslag is onder meer vereist dat ten minste het voorwaardelijk opzet van de verdachte gericht was op de dood van het slachtoffer. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval de dood – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is in de eerste plaats vereist dat de onderhavige bewezenverklaarde gedragingen de aanmerkelijke kans in het leven hebben geroepen dat de dood van het slachtoffer zal intreden. Vervolgens is noodzakelijk dat de verdachte ten tijde van die gedragingen wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De beantwoording van de vraag óf de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. In alle gevallen zal het moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De camerabeelden
Op de camerabeelden die deel uitmaken van het dossier is de geweldpleging te zien die zich in een kleine twee minuten heeft afgespeeld. De rechtbank heeft haar waarneming van deze beelden in het vonnis opgenomen en van de zijde van de verdediging zijn daar geen aanmerkingen op gemaakt. Het hof neemt deze over met een enkele aanvulling (cursief aangegeven) op grond van de eigen waarneming. Te zien is onder meer het volgende:
Medeverdachte [medeverdachte 1] trekt [slachtoffer 1] naar beneden en [slachtoffer 1] valt op straat. De medeverdachte [verdachte] rent op [slachtoffer 1] af en trapt hem tegen het hoofd. [medeverdachte 1] staat op dat moment gebogen boven [slachtoffer 1] .
[verdachte] en [medeverdachte 1] lopen weg , [slachtoffer 1] ligt nog op zijn rug, en [medeverdachte 2] slaat meermalen in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] . Daarna schopt [medeverdachte 2] tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , zodanig dat het hoofd opzij beweegt. [slachtoffer 1] houdt dan met beide handen zijn hoofd vast.
[medeverdachte 1] loopt weer naar [slachtoffer 1] toe terwijl [medeverdachte 2] wegloopt, buigt zich over hem heen en houdt zijn hoofd heel dicht bij het hoofd van [slachtoffer 1] .
Als [slachtoffer 1] zich afwendt van [medeverdachte 1] en half overeind komt,pakt [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] met de linkerhand vast ter hoogte van de keel en duwt hem op de grond.
[medeverdachte 2] en [verdachte] komen weer bij [slachtoffer 1] staan. [medeverdachte 1] pakt [slachtoffer 1] , die op zijn zij ligt, weer vast, draait hem om en smakt hem met flinke kracht op de grond. [slachtoffer 1] komt op zijn andere zij terecht en beschermt met zijn armen zijn hoofd. [medeverdachte 1] schopt [slachtoffer 1] met kracht tegen de schouder.
Direct daarna schopt [medeverdachte 2] met kracht tegen de achterzijde van het hoofd van [slachtoffer 1] en daarna slaat [medeverdachte 2] hem op zijn hoofd en loopt weg.
[verdachte] en [medeverdachte 2] staan op nieuw bij [slachtoffer 1] . [verdachte] slaat [slachtoffer 1] tweemaal met kracht in zijn gezicht. [verdachte] en [medeverdachte 2] lopen vervolgens weg. [verdachte] komt dan weer terug en trapt [slachtoffer 1] achterwaarts tweemaal met kracht in het gezicht. Door de tweede trap komt [slachtoffer 1] met zijn hoofd op de grond terecht.
De aanmerkelijke kans op de dood
De beelden wijzen naar het oordeel van het hof zonder enige twijfel uit dat met potentieel dodelijke kracht is geschopt, getrapt en geslagen. Het uitoefenen van stomp mechanisch geweld op het hoofd én op de romp leveren een aanmerkelijk risico op met name intracerebraal letsel, aldus de forensisch geneeskundige rapportage van 24 juli 2019. Een dodelijke afloop is meestal te wijten aan een schedelhersentrauma en soms ook sterft iemand plots bij talrijke slagen en/of stompen/schoppen tegen het hoofd en gelaat met uitgesproken kneuzingen maar zonder hersenschedeltrauma. Ook het uitoefenen van stomp mechanisch geweld tegen de rug, kan levensbedreigend letsel opleveren, zoals levensbedreigend falen van de ademhaling, scheurwonden van de luchtpijp en grote bloedvaten (dossierpag. 421).
Naar algemene ervaringsregels brengt het meermalen met kracht schoppen tegen het hoofd en het lichaam, met kracht neerwaarts trappen in het gezicht en het met kracht slaan tegen het hoofd, verricht op de wijze zoals de verdachte en zijn mededaders dat hebben gedaan, een aanmerkelijke kans met zich dat het slachtoffer ten gevolge daarvan komt te overlijden. Het hoofd is immers een kwetsbaar en vitaal onderdeel van het lichaam. Het hof wijst hierbij onder andere op de trap achterwaarts van de verdachte tegen de linkerkant van het voorhoofd en de slaap van [slachtoffer 1] , waarop de schoenafdruk van de verdachte zichtbaar was (dossierpag. 52, 166-167).
Voorwaardelijk opzet: het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans
Zoals gezegd brengt naar algemene ervaringsregels het meermalen met kracht schoppen tegen het hoofd en het lichaam, met kracht neerwaarts trappen in het gezicht en het met kracht slaan tegen het hoofd, verricht op de wijze zoals de verdachte en zijn mededaders dat hebben gedaan, een aanmerkelijke kans met zich dat het slachtoffer ten gevolge daarvan komt te overlijden. Nu het algemene ervaringsregels betreft, zeker waar het gaat om de kans op dodelijk hersenletsel, heeft een ieder – en bij gebreke van contra-indicaties dus ook verdachte – wetenschap van het bestaan van vorenbedoelde aanmerkelijke kans.
De door de verdachte en de medeverdachten verrichte geweldshandelingen, namelijk – onder andere – het [slachtoffer 1] na een aanloop met geschoeide voet tegen het hoofd schoppen en verder meermalen met kracht met geschoeide voet en met willekeur op verschillende plekken tegen het hoofd schoppen en hard in het gezicht trappen en in het gezicht slaan, waarbij het de verdachte was die met een aanloop met geschoeide voet tegen het hoofd van [slachtoffer 1] trapte en later tweemaal achterwaarts met de hak van zijn schoen met kracht in het gezicht trapte van [slachtoffer 1] , waardoor het hoofd de grond raakte en waarbij het slachtoffer volkomen weerloos op de grond lag of zat en zich daartegen niet (meer) adequaat kon verweren, zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
Op grond van bovenstaande acht het hof het onder feit 1 primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Ad b.
Op de beelden is duidelijk te zien dat de verdachte op [slachtoffer 1] afrent en hem tegen het hoofd trapt. De medeverdachten slaan in de richting van en op het hoofd van [slachtoffer 1] , schoppen [slachtoffer 1] tegen het hoofd en schouder, duwen hem tegen de grond en smakken hem met flinke kracht op de grond. Daarna houdt de verdachte zijn hand met de handpalm omhoog in de richting van [slachtoffer 1] , buigt naar [slachtoffer 1] en neemt een op een telefoon gelijkend voorwerp aan uit de hand van [slachtoffer 1] . De verdachte maakt aanstalten om weg te lopen, richt zich opnieuw tot [slachtoffer 1] en houdt weer zijn hand in de richting van [slachtoffer 1] . De verdachte slaat [slachtoffer 1] twee keer met kracht in het gezicht en loopt weg. Weer draait de verdachte zich om en richt zich tot [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] gaat met zijn hand in zijn broekzak, haalt zijn hand er weer uit en terwijl hij zijn hoofd omhoog houdt, trapt de verdachte achterwaarts met kracht tweemaal in het gezicht van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] strekt zijn arm en hand uit boven zijn hoofd en houdt in zijn hand een klein rechthoekig voorwerp vast, de verdachte neemt dat uit de hand van [slachtoffer 1] en rent weg.
[slachtoffer 1] verklaart hierover het volgende: “Zij begonnen op mij te slaan… vanaf toen ging het heel snel. Ik lag opeens op de grond en moest mijn spullen afgeven.” Op de vraag wie dat aan hem vroeg, antwoordde [slachtoffer 1] : “Dat weet ik niet. Ik heb wel een stem gehoord, maar niet gezien wie” en dat het ging om “Telefoon en mijn portemonnee” (dossierpag. 28-29).
Het hof leidt uit het voorgaande af dat de verdachte aan [slachtoffer 1] duidelijk heeft gemaakt dat hij zijn telefoon en portemonnee aan hem moest afgeven en dat [slachtoffer 1] door het jegens hem uitgeoefende geweld is bewogen tot de afgifte.
Op grond van het voorgaande acht het hof het onder feit 2 primair en feit 3 subsidiair tenlastegelegde bewezen.
Voor zover het verweer onder b. ziet op andere dan de bewezenverklaarde feiten, behoeft het geen bespreking.
Voorwaardelijk verzoek van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep voorwaardelijk, voor het geval het hof oordeelt of overweegt dat de door de arts in het GGD-rapport gehanteerde term ‘aanmerkelijke kans’ gelijk is aan de ‘aanmerkelijke kans’ in juridische zin, het voorwaardelijk verzoek gedaan de arts op te roepen als getuige-deskundige, teneinde hem te kunnen bevragen over hetgeen hij met die geschetste kans heeft bedoeld teneinde te kunnen vaststellen of diens bevindingen stroken met het juridische begrip ‘aanmerkelijke kans’.
Het hof acht geen noodzaak aanwezig tot het horen van de forensisch deskundige. Nu het hof zelfstandig oordeelt of voldaan is aan het juridische begrip ‘aanmerkelijke kans’, is de voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan niet vervuld en hoeft op het verzoek niet te worden beslist.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair bewezenverklaarde levert op: