Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, heeft de vader in hoger beroep beroep aangetekend tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het gezag over zijn minderjarige dochter is beëindigd. De minderjarige, geboren in 2004, is sinds medio 2017 uithuisgeplaatst en heeft verschillende locaties doorlopen. De vader is van mening dat hij in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van zijn dochter te dragen, ook al woont zij niet meer thuis. Hij heeft kritiek op de rol van de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling, die volgens hem onvoldoende communiceren en hem niet betrekken bij belangrijke beslissingen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de minderjarige in de gelegenheid gesteld haar mening te geven, wat zij ook heeft gedaan. De Raad voor de Kinderbescherming heeft zijn verzoek om het gezag van de vader te beëindigen gehandhaafd, en de Gecertificeerde Instelling heeft zorgen geuit over het gedrag van de minderjarige en de samenwerking met de vader. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en heeft overwogen dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de minderjarige te dragen binnen een aanvaardbare termijn. Het hof heeft geconcludeerd dat de beëindiging van het gezag noodzakelijk is voor de stabiliteit en ontwikkeling van de minderjarige.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het gezag van de ouders over de minderjarige is beëindigd. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, die behoefte heeft aan een stabiele opvoedomgeving met duidelijke grenzen.