ECLI:NL:GHSHE:2020:3595

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
20-003499-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne met een gewicht van ongeveer 16,5 kilogram

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1989, was eerder vrijgesproken van het medeplegen van de opzettelijke uitvoer van cocaïne, maar werd wel veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 16,5 kilogram cocaïne. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep herhaald en de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 februari 2019 in Bergen op Zoom samen met een medeverdachte aanwezig was in een loods waar een sporttas met cocaïne werd aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij de medeverdachte had meegenomen naar de loods voor een transport van kippenvlees naar Engeland. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte tegenstrijdig waren en dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de tas. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003499-19
Uitspraak : 11 november 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 12 november 2019 in de strafzaak met parketnummer
02-184996-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1989,
woonadres volgens opgave van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep:
[adres 1] ,
thans verblijvende in PI Alphen aan den Rijn , locatie Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het impliciet primair tenlastelegde, kort gezegd (medeplegen van) opzettelijke (verlengde) uitvoer van ongeveer 16,5 kilogram cocaïne, en veroordeeld ter zake van het impliciet subsidiair tenlastegelegde, medeplegen van -kort gezegd- opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 16,5 kilogram cocaïne tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het medeplegen van het buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en de verdachte zal veroordelen voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
Door de verdediging is primair bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 6 februari 2019 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 16,5 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vrijspraak van het impliciet primair tenlastegelegde
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het bewijs voor het impliciet primair tenlastegelegde, medeplegen van het buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 16,5 kilogram cocaïne, te kort schiet, zodat het hof de verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het (impliciet subsidiair) tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 februari 2019 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 16,5 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen, tenzij anders vermeld, naar pagina’s van het dossier van de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, onderzoeksnummer 2019029657 ( [naam] ), proces-verbaalnummer 102, afgesloten d.d. 9 augustus 2019 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 205), nader te noemen: het politiedossier. Na het dossier van de verdachte is het dossier van de medeverdachte [medeverdachte 1] van de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, onderzoeksnummer 2019029657 ( [naam] ), proces-verbaalnummer 1, afgesloten d.d. 11 maart 2019 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 234) gevoegd.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2019 (pg. 10-11), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op maandag 4 februari 2019 omstreeks 08:00 uur kreeg ik telefonisch een melding van een verdachte transportaanvraag bij het transportbedrijf [bedrijf 1] Ik sprak met de manager van het betrokken transportbedrijf en hoorde de betrokken manager zeggen dat er middels mailcontact een aanvraag was binnengekomen voor een transport vanaf een locatie in Bergen op Zoom naar Engeland. Ik verzocht de manager van [bedrijf 1] het mailcontact met de aanvraag voor het transport te mailen en ik zag dat de aanvrager van het transport onder de naam ‘ [bedrijf 2] ’ de aanvraag deed. Ik zag in de mailwisseling dat de aanvrager van het transport van het bedrijf ‘ [bedrijf 2] ’ ondertekende met de naam ‘ [verdachte] ’.
Ik heb het Samenwerkings Orgaan Zeeland verzocht het bedrijf ‘ [bedrijf 2] ’ in de daarvoor bestemde systemen te bekijken. Ik hoorde dat het bedrijf op 26 oktober 2018 was ingeschreven in de Kamer van Koophandel en pas zeer recent bedrijfsvoering had.
Ik zag in de mailwisseling tussen het bedrijf [bedrijf 1] en het bedrijf [bedrijf 2] , dat [verdachte] de aanvraag deed voor een transport van 4 pallets verse kippenpoten van 500 kilo per pallet. Ik zag in de mail dat [verdachte] van [bedrijf 2] het transportbedrijf [bedrijf 1] verzocht de pallets met kippenpoten op te halen op het adres [adres 2] en ik zag dat hij verzocht de lading kippenpoten af te leveren op het adres [adres 3] .
Ik had wederom contact met de manager van het transportbedrijf [bedrijf 1] en verzocht de manager te wachten met het uitvoeren van het aangevraagde transport. Ik werd op 6 februari 2019 wederom door de manager van transportbedrijf [bedrijf 1] benaderd dat hij weer een mail had gehad van de aanvrager ‘ [bedrijf 2] ’, [verdachte] , en zag dat [verdachte] vroeg wanneer het transport kon gaan plaatsvinden.
Ik heb hierop contact gehad met het ondermijningsteam van de regionale Eenheid Zeeland Brabant, [verbalisant 2] , en hem de situatie voorgelegd. Ik heb alle aanwezige informatie overgedragen.
Bedrijf : [bedrijf 1] , [adres 4] ,
binnen de gemeente Reimerswaal.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2019 (pg. 12-13), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 6 februari 2019, omstreeks 11:00 uur, werd ik gebeld door politiecollega [verbalisant 1] . Hij gaf aan contact te hebben gehad met een transportbedrijf dat vermoedde dat er iets mis was met een transport van kippenvlees naar [geboorteplaats 2] . Deze bevindingen zijn verwoord in het mutatierapport 2019028095-1, dat als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd.
Dit transportbedrijf had aangegeven dat in de ochtend van 6 februari 2019 weer telefonisch contact was opgenomen door de aanvrager om dit transport te regelen.
Via de Kamer van Koophandel zag ik dat op de [adres 2] het bedrijf [bedrijf 2] was gevestigd. Eigenaar van dit bedrijf was [verdachte] , [geboortedag 1] -1989. Bij dit bedrijf was 1 persoon werkzaam. Een uittreksel van de Kamer van Koophandel is als bijlage 2 bij dit proces-verbaal gevoegd.
Op 6 februari 2019, omstreeks 15:15 uur was ik, niet als politie herkenbaar, aanwezig bij de locatie [adres 2] . Bij deze locatie sprak ik een persoon die zich voorstelde als [verhuurder/getuige] . Hij gaf aan eigenaar te zijn van de loodsen op deze locatie waaronder het adres [adres 2] . Ik gaf aan dat ik van de politie was en hem wat vragen wilde stellen over deze locatie. [verhuurder/getuige] gaf hierop aan dat dit geen probleem was en hij bood aan om samen met mij een rondje te lopen door de loodsen.
Hierop ben ik samen [verhuurder/getuige] naar binnen in de loods [adres 2] gelopen. [verhuurder/getuige] gaf aan dat hier meerdere bedrijven gevestigd waren, maar het grootste deel was van een bedrijf genaamd [bedrijf 2] . Ik zag dat in de loods een koelcel aanwezig was. Volgens [verhuurder/getuige] had de huurder deze koelcel er zelf ingezet, maar werkte deze koelcel niet. Ik zag dat de koelcel leeg was.
Hierop vroeg ik assistentie van collega [verbalisant 1] om samen even een rondje te lopen door deze loods. Ik zag dat er op de eerste verdieping in deze loods een kantoor kamer was waar het licht uit was. Op het moment dat ik naar boven liep zag ik dat er midden in deze kamer een grote man op de grond in het donker zat. Hierop klopte ik op de deur van het kantoor waarop ik zag dat de man opstond en de deur opende. Deze man bleek later te zijn [medeverdachte 1] , [geboortedag 2] -1967 (het hof begrijpt, ook genaamd: [medeverdachte 1] ). Ik hoorde dat [medeverdachte 1] aangaf geen Nederlands te spreken en alleen Engels. Ik vroeg hem in het Engels wat hij daar deed. Ik hoorde hem zeggen dat hij daar was vanwege een Marokkaanse vriend.
Ik vroeg hem of het goed was dat ik even in het kantoor keek. [medeverdachte 1] gaf aan dat dit geen probleem was.
Ik zag in de hoek van de kamer op de grond een grote zwarte sporttas staan. (..) Ik zag dat [medeverdachte 1] deze tas voor mij opende.
Op dat moment zag ik dat er in de tas een aantal donkere rechthoekige plaketten (het hof begrijpt: pakketten) zat welke mij ambtshalve bekend voorkwamen als verpakkingen waarin ook verdovende middelen vervoerd worden. Hierop heb ik om bijstand gevraagd van collega’s. Eén van de plaketten (het hof begrijpt: pakketten) werd geopend en hierin zag ik wit poeder zitten.
Op dat moment werd [medeverdachte 1] op heterdaad aangehouden vanwege verdenking van overtreding van artikel 2 i.v.m. artikel 10 van de Opiumwet.
De situatie ter plaatse werd op dat moment in afwachting van een doorzoeking bevroren. Bevindingen omtrent de doorzoeking volgen in een separaat proces-verbaal.
Verdachte : [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 1967 te [geboorteplaats 2] .
Verdachte : [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1989 te [geboorteplaats 1] .
Bedrijf : [bedrijf 2] , [adres 2]
3.
Het mutatierapport van 5 februari 2019 met registratienummer PL2000-2019028095-1 (pg. 14), opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende:
Pleegdatum/tijd : tussen woensdag 30 januari 2019 om 07:51 uur en maandag 4 februari 2019 om 07:50 uur
Plaats voorval: [adres 4] , binnen de gemeente Reimerswaal
Er kwam telefonisch een melding van het transportbedrijf [bedrijf 1] dat er een aanvraag voor transport was binnengekomen, waarbij de manager erg twijfelde aan het transport van de aanvrager. De aanvraag kwam van de betrokken persoon die een transport wilde laten voeren van [adres 2] naar [adres 3] . De manager van [bedrijf 1] gaf aan dat er twijfels ontstonden doordat de betrokken aanvrager het transport, 4 pallets met kip, wilde transporteren en deze alleen gekoeld hoefden te worden.
Betrokkene: [verdachte] (man), geboren op [geboortedag 1] 1989 te [geboorteplaats 1] .
Betrokken: [bedrijf 1] , [adres 4] , binnen de gemeente [adres 4] .
4.
Het Uittreksel Kamer van Koophandel d.d. 6 februari 2019(pg. 15-16), waaruit blijkt dat de onderneming [bedrijf 2] , [adres 2] , op 26 oktober 2018 is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met als eigenaar [verdachte] . Bij het bedrijf is 1 persoon werkzaam.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2019 (pg. 39-40), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 6 februari (het hof begrijpt: 2019) om 15:55 uur werd op de locatie [adres 2] de verdachte [medeverdachte 1] , [geboortedag 2] 1967 (het hof begrijpt ook genaamd: [medeverdachte 1] ) op heterdaad aangehouden. Hij werd aangehouden vanwege het aantreffen van een sporttas vol met blokken met hierin vermoedelijk verdovende middelen zijnde cocaïne.
Op dat moment werd door mij de situatie ter plaatse bevroren en nam ik telefonisch contact op met de officier van justitie. Zij gaf toestemming voor een doorzoeking ter inbeslagneming op bovengenoemde locatie. De doorzoeking werd op 6 februari 2019 om 17.05 uur geopend.
Op de locatie werden alleen goederen uit het kantoor waar [medeverdachte 1] (het hof begrijpt ook genaamd: [medeverdachte 1] ) werd aangehouden ter waarheidsvinding in beslag genomen:
2 telefoons uit de fouillering van [medeverdachte 1] (het hof begrijpt ook genaamd: [medeverdachte 1] ), 1 Samsung en 1 BQ welke ik ambtshalve herkende als encrypted telefoon;
1. sporttas met hierin 15 pakketten met hierin totaal als bruto gewicht 18,490 kilogram wit poeder indicatief getest als cocaïne.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2019 (pg. 17-19), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 6 februari 2019 werd een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen welke aan mij ter beschikking worden gesteld door [verbalisant 2] .
Deze partij was inbeslaggenomen bij: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 1967 te [geboorteplaats 2] (het hof begrijpt, ook genaamd: [medeverdachte 1] ).
Omschrijving:
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
  • 1993490: 1246 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic pakket;
  • 1993508: 1252 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic pakket;
  • 1993510: 1264 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic pakket;
  • 1993798: 1254 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic pakket;
  • 1993839: 1210 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic pakket;
  • 1993856: 1058 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic pakket;
  • 1993879: 1224 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic pakket;
  • 1993886: 1226 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic pakket;
  • 1993892: 1260 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic pakket;
  • 1993916: 1238 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic pakket;
  • 1993968: 1248 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic pakket;
  • 1993974: 1206 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic pakket;
  • 1993987: 1264 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic poeder;
  • 1993995: 1256 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic pakket;
  • 1994013: 1216 gram bruto crème poeder, verpakt in diverse lagen waaronder ducttape, bruine tape en plastic pakket.
Uit elke aangeboden hoeveelheid materiaal werd door mij een representatief monster genomen dat werd gewaarmerkt zoals in de onderstaande sporenlijst is vermeld. Deze monsters werden ieder getest waarbij gebruik werd gemaakt van de MMC NARCOTEST Cocaïne. De test gaven een positieve reactie op cocaïne, zijnde een stof die is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Sporenlijst:
Goednummer: 1993813
Spoortype: poeder
Spooromschrijving: cocaïne
Kleur: crème
Bijzonderheden: 1 gram monster uit totale partij van 1254 gr bruto
Goednummer: 1993891
Spoortype: poeder
Spooromschrijving: cocaïne
Kleur: crème
Bijzonderheden: 1 gram monster uit totale partij van 1226 bruto
Goednummer: 1993970
Spoortype: poeder
Spooromschrijving: cocaïne
Kleur: crème
Bijzonderheden: 1 gram monster uit totale partij van 1248 gr bruto
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2019 (pg. 20-38), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] :
Op 7 februari 2019 deden wij, verbalisanten, onderzoek aan inbeslaggenomen pakketten cocaïne. Het onderzoek had betrekking op de pakketten 3 t/m 15.
Uitpakken pakketten
Door ons werden de pakketten uitgepakt. Wij zagen dat de pakketten waren ingepakt in diverse lagen folie en plakband. De buitenste laag bestond uit duct tape, bruine brede plakband en plastic.
De pakketten hadden een netto gewicht van tussen de 1154 en 942 gram. Hierbij dient te worden opgemerkt dat er een aantal verpakkingslagen is meegewogen, welke zijn vermeld in de bijlage “Beschrijving pakketten”. Het gewicht van de laag latex is ongeveer 86 gram, de andere lagen wogen tussen de 10 en 30 gram per laag.
Beschrijving pakketten
Voor wat betreft de beschrijvingen van de lagen verpakkingen van de pakketten en de foto’s van de logo’s wordt verwezen naar de bijlage “Beschrijving pakketten”. Deze wordt als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Testen verdovende middelen en nemen monsters
Door ons werd van ieder pakket een indicatieve test verdovende middelen gedaan. Alle pakketten werden positief getest op cocaïne. Tevens werd van alle pakketten een monster à 1 gram genomen.
Goederen:
(pg. 21)
PL2000-2019029657-1993813, verdovende mid (cocaïne),
SIN AAHU0154NL, inhoud 1 gr. monster tbv NFI, monster 1 gr van totale partij van 1254 gr.
PL2000-2019029657-1993891, verdovende mid (cocaïne),
SIN AAHU0150NL, inhoud 1 gr. monster tbv NFI, monster 1 gr van totale partij van 1226 gr bruto
(pg. 22)
PL2000-2019029657-1993970, verdovende mid (cocaïne),
SIN AAHU0147NL,inhoud 1 gr. monster tbv NFI 1 gr bruto van totale partij van 1248 gr br.
Beschrijving pakketten:
Pakket 3: netto gewicht 1046g (inclusief 1 laag transparante folie)
Pakket 4: netto gewicht 1144g (inclusief 1 laag transparante folie)
Pakket 5: netto gewicht 1138g (inclusief 1 laag transparante folie)
Pakket 6: netto gewicht 942g (inclusief 1 laag transparante folie en transparante tape)
Pakket 7: netto gewicht 1034g (inclusief 1 laag transparante folie + transparante tape)
Pakket 8: netto gewicht 1076g (inclusief 1 laag transparante folie)
Pakket 9: netto gewicht 1122g (inclusief laag transparante folie, bruine tape, wit papier, huishoudfolie)
Pakket 10: netto gewicht 1058g (inclusief 1 laag transparante folie en transparante tape)
Pakket 11: netto gewicht 1154g (inclusief 1 laag transparante folie en folie, latex, blauwe tape, huishoudfolie)
Pakket 12: netto gewicht 1150g (inclusief 1 laag transparante folie + transparante folie)
Pakket 13: netto gewicht 1150g (inclusief 1 laag transparante folie + transparante folie)
Pakket 14: netto gewicht 1194g (inclusief 1 laag transparante folie, latex, transparante folie, blauwe tape, sealbag en bruine tape)
Pakket 15: netto gewicht 1130g (inclusief 1 laag transparante folie, latex, blauwe folie en tape)
8.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 1 maart 2019, zaaknummer 2019.03.01.096 (aanvraag 001), politie registratienummer 2019029657, opgemaakt door de NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. [naam] (opgenomen in het proces-verbaal tegen medeverdachte [medeverdachte 1] alias [medeverdachte 1] in onderzoeksnummer 2019029657, proces-verbaalnummer 1, pg. 43), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
Kenmerk: AAHU0154NL
Omschrijving FO: 1254 gram poeder en brokjes, wit
Conclusie: bevat cocaïne
Aanvullende informatie: cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
9.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 1 maart 2019, zaakummer 2019.03.01.096 (aanvraag 002), politie registratienummer 2019029657,opgemaakt door de NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. [naam] (opgenomen in het proces-verbaal tegen medeverdachte [medeverdachte 1] alias [medeverdachte 1] in onderzoeksnummer 2019029657, proces-verbaalnummer 1, pg. 44), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
Kenmerk: AAHU0150NL
Omschrijving FO: 1226 gram poeder en brokjes, wit
Conclusie: bevat cocaïne
Aanvullende informatie: cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
10.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 1 maart 2019, zaaknummer 2019.03.01.096 (aanvraag 003), politie registratienummer 2019029657, opgemaakt door de NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. [naam] (opgenomen in het proces-verbaal tegen medeverdachte [medeverdachte 1] alias [medeverdachte 1] in onderzoeksnummer 2019029657, proces-verbaalnummer 1, pg. 45), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
Kenmerk: AAHU0147NL
Omschrijving FO: 1248 gram poeder en brokjes, wit
Conclusie: bevat cocaïne
Aanvullende informatie: cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.

11.

De huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte (pg. 59-63),waarin is vermeld dat [bedrijf 2] , vertegenwoordigd door de heer [verdachte] , handelend in de hoedanigheid van bevoegd bestuurder, gevestigd [adres 1] , met ingang van 1 december 2018 lopende tot en met 1 december 2019, de bedrijfsruimte, omvattende een begane grond opslag, magazijn, keuken, entree begane grond en verdieping vloer aan de [adres 2] , huurt en dat per betaalperiode van 3 maanden de huurprijs en de daarover verschuldigde omzetbelasting in totaal € 2541,00 bedraagt en dat de huurder dit bedrag zal voldoen vóór of op 1 december 2018, dan wel voor afgifte van sleutels.

12.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2019 (pg. 67), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :

Op 6 februari 2019 omstreeks 15:35 uur (hof: bedoeld is wellicht 16:35 uur, zie bewijsmiddel hierna) was ik, verbalisant [verbalisant 5] , aanwezig in het pand aan de [adres 2] in verband met een onderzoek naar verdovende middelen. Ik stond bij de ingang van het pand en keek in de richting van de openbare weg. Ik, [verbalisant 5] , zag omstreeks 15:35 uur (hof: bedoeld is wellicht 16:35 uur, zie bewijsmiddel hierna) een zwarte Toyoto Aygo aan komen rijden. Ik zag dat de bestuurder richting de oprit van het pand gereden kwam. Ik zag dat de bestuurder van de zwarte Toyota Aygo mijn richting in keek. Ik zag de Toyota Aygo omdraaien en weer bij het pand vandaan rijden. Ik zag dat de bestuurder een licht getinte huidskleur had en kort haar had. Ik schat dat de bestuurder tussen de 20 en 30 jaar oud was. Op 6 februari 2019 omstreeks 17:00 uur zag ik dat het uiterlijk van de bestuurder van de zwarte Toyota Aygo gelijkend was op het uiterlijk van een foto van de verdachte [verdachte] .
13.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2019 (pg. 68-69), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
Op 6 februari 2019, omstreeks 16:35 uur (hof: bedoeld is wellicht 15:35 uur, zie bewijsmiddel hiervoor) waren wij, [verbalisant 7] en [verbalisant 6] , op de [adres 2] . Wij waren onopvallend gekleed en reden beiden in een onopvallend dienstvoertuig.
Omstreeks 16:35 uur (hof: bedoeld is wellicht 15:35 uur, zie bewijsmiddel hiervoor) stond ik, [verbalisant 6] , met mijn dienstvoertuig geparkeerd ter hoogte van de [adres 2] toen ik een zwarte Toyota Aygo voorbij zag rijden. Omstreeks 16:35 uur stond ik, [verbalisant 7] , met mijn dienstvoertuig geparkeerd ter hoogte van de [adres 2] . Ik zag dat de betreffende Toyota Aygo voorzien van kenteken [kenteken] , richting de [adres 2] reed. Ik zag dat er één man van ongeveer 30 jaar oud en Marokkaans uiterlijk in het voertuig zat. Ik zag dat de bestuurder niet afsloeg bij het pand aan de [adres 2] en zijn snelheid verhoogde en wegreed. Ik zag dat er voor het pand aan de [adres 2] een opvallend politievoertuig geparkeerd stond en had daardoor het idee gekregen dat de bestuurder van de Toyota Aygo de locatie wilde vermijden en er snel vandoor ging.
Ik, [verbalisant 6] , bevroeg het kenteken in de politiesystemen middels mijn diensttelefoon en zag dat dit voertuig op naam stond van [verdachte] , geboren op 11-08-1989 te [geboorteplaats 1] .
14.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2019 (pg. 58), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
Kort verhoor van de eigenaar van het pand [adres 2] . Getuige: [verhuurder/getuige] .
Ik ben eigenaar van het pand aan de [adres 2] . In totaal zijn er twee particuliere huurders en 1 bedrijf.
De man in het spijkerjack die boven in het kantoortje zit ken ik niet (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] , ook genoemd [medeverdachte 1] ).
15.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2019 (pg. 66), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 9] :Op 6 februari 2019 omstreeks 17.55 uur bevond ik mij, als hulpofficier van justitie, in verband met een doorzoeking ter inbeslagname in een loods aan de [adres 2] .
Op of omstreeks genoemde datum en tijdstip arriveerden de eigenaar van de loods en zijn vrouw bij de loods in verband met het openen van een grote roldeur aan de voorzijde van de loods. Nadat de eigenaar van de loods, genaamd [verhuurder/getuige] , de roldeur had geopend had ik kort daarna een gesprek met zijn echtgenote, die daarnaar gevraagd opgaf te zijn: [vrouw verhuurder] . Tijdens het gesprek vertelde zij dat zij samen met haar man eigenaar was van de betreffende loods. Zij vertelde dat zij de contacten met de huurders van de loods onderhield en dat zij onder andere regelmatig telefonisch contact had met een huurder genaamd [verdachte] . [verdachte] huurde het grootste deel van de loods sinds december 2018 en was bezig om in de loods een koelcel te bouwen. [verdachte] vertelde haar dat hij de koelcel bouwde om goederen voor korte tijd op te slaan. De goederen zouden in de loods uitgeladen worden, in de koelcel gelegd worden en daarna naar een bestemming in een ander land gaan.
16.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 15 juli 2020, voor zover inhoudende als verklaring van [vrouw verhuurder] :
A: De vorige huurders hebben altijd netjes de sleutels teruggegeven.
A: Via de toegangsdeur van de loods kom je binnen. Eerst in een grote ruimte. Als je de trap op gaat, kom je in een kantoortje. In die kantoorruimte zat een deur.
V: Krijgt iedere huurder daar een eigen sleutel van?
A: Nee, niet iedereen krijgt daar een sleutel van. We hadden daar ook particulieren die daar hun spullen in een box kwijt kunnen. Die hebben alleen een sleutel van die box.
V: Hoeveel huurders waren er op dat moment?
A: Op het moment dat [verdachte] huurde was [medeverdachte 2] daar en één of twee particulieren.
A: De loods was niet vrij toegankelijk.
A: De heer [verdachte] kreeg 1 sleutel.
A: Er waren in principe geen delen in gebruik door de heer [medeverdachte 2] die eigenlijk door de heer [verdachte] werden gehuurd.
A: Het kantoor van de medehuurder (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ) zat aan de kant van mijn kantoor, op de begane grond van de loods.
V: Heeft u [verdachte] activiteiten zien verrichten?
A: Nee, ik heb hem nooit echt aan het werk gezien. Ik heb hem wel de koelcel zien bouwen.

17.

Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 15 juli 2020, voor zover inhoudende als verklaring van [verhuurder/getuige] :

A: Ik ben eigenaar van de bedrijfsloods aan de [adres 2] .
V: Verhuurde u toentertijd een kantoorruimte aan de heer [verdachte] ?
A: Er was een ruimte, ik weet niet of je dat een kantoor kunt noemen. Het was afgesloten met een deur, er stond een stoel en een bureau. Die ruimte, waar ook de Engelsman en de drugs zijn aangetroffen, hoorden bij het verhuurde deel van de loods aan de heer [verdachte] .
V: Wie krijgt er allemaal een sleutel om toegang te krijgen tot het pand [adres 2] ?
A: Aan twee mensen is een sleutel overhandigd. Aan de heer [verdachte] en aan een meneer die daar aan computers knutselt, de heer [medeverdachte 2] .
V: Kon de particulier naast meneer [verdachte] en de heer [medeverdachte 2] zelfstandig de loods in?
A: Nee, zij, [persoon] , had geen eigen sleutel van de loods, wel van haar eigen box. Zij moest ons altijd bellen om naar binnen te komen.
V: Kwam u zelf ook wel eens via de ingang via [adres 2] naar binnen?
A: Ja, ik kwam zo ook wel eens binnen. Vaak was de deur ook op slot als er mensen binnen waren, dus ik gebruikte vaak de sleutel.
18.
Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 15 februari 2019 (pg. 73-103), proces-verbaalnummer PL2000-2019029657-31, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 11 februari 2019 onderzocht ik de bij verdachte [medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] , [geboortedag 2] -1967, op 06-02-2019 inbeslaggenomen telefoon van het merk Samsung. [medeverdachte 1] werd op 06-02-2019 op heterdaad aangehouden in verband met het voorhanden hebben van bruto 18,490 kg als dusdanig indicatief positief getest cocaïne.
De officier van justitie heeft mij toestemming gegeven om deze telefoon te onderzoeken op mogelijke aanwijzingen betreffende de handel in verdovende middelen. Met mijn diensttelefoon heb ik foto’s gemaakt van de betreffende schermafbeeldingen. Deze foto’s zijn als fotobijlage 1 bij dit proces-verbaal gevoegd.
Contacten:
Eigen telefoonnummer: [telefoonnummer 1] .
06-02-2019 05:26 uur uitgaand [betrokkene] [telefoonnummer 2] .
Berichten SMS:
06-02-2019 05:26 uur uitgaand [betrokkene] [telefoonnummer 2] .
Bericht: “U on way mate”
Op 05-02-2019 was er een afbeelding op de telefoon gezet van een paarse bak met hierin een product. De locatiegegevens voor deze foto stonden aan en gaven het adres [locatie] aan. Via open bronnen zag ik dat hier een bedrijf zat gevestigd genaamd [bedrijf 3] .
WhatsApp:
Contacten met [betrokkene] , [telefoonnummer 2] .
Contacten op 05-02-2019 en 06-02-2019.
Het contact [betrokkene] had een persoon als WhatsApp schermafbeelding.
Goed: telefoon, Samsung S6 Edge Plus
(pg 81)
Schermafbeelding van “ [betrokkene] ”
Bijlagen screenshots van onder meer Whatsapp-berichten:
(pg. 82, WhatsApp-berichten van en naar [betrokkene] )
Inkomend 5 februari 2019 22:16 uur
Hey mate
How are you?
Uitgaand 5 februari 2019 22:17 uur
I’m good see u in morning 5.30
Inkomend 5 februari 2019 22:17 uur
Allright… call u when im there
Uitgaand 5 februari 2019 22:17
Ok
Uitgaand 6 februari 2019 05:00 uur
Good morning my mate
(pg. 83 WhatsApp-berichten van en naar Brutal I)
Inkomend 6 februari 2019 04:46 uur
If [betrokkene] fella not pick up call him normally
Uitgaand 6 februari 2019 04:48 uur
Ok mate
Inkomend 6 februari 2019 04:59 uur
He on way to you text him bro
Uitgaand 6 februari 2019 05:00 uur
Ok bro don’t worry
Inkomend 6 februari 2019 06:05 uur
Where is [betrokkene] ?
Uitgaand 6 februari 2019
06:33 uur: With me mate 10 minutes from unit
06:34 uur: no we are at unit lol
(pg. 88, Uitgaande belcontacten via WhatsApp)
[betrokkene] : 6 februari 05.18 uur
[betrokkene] : 6 februari 05.13 uur
(pg. 89, nadere gegevens van de, zo begrijpt het hof, afbeelding die op 5 februari 2019 op de telefoon is gezet van een paarse bak met hierin een product)
Date 5 februari 2019 13:09 uur
Path (…)/Camera
Title 20190205_130938.jpg
Location
Google
( [coördinaten] )
(hof: invoering van deze coördinaten op Google Maps, een openbaar toegankelijke bron, correspondeert met een punt zeer nabij de [locatie] )
Camera: Samsung-G928F
(hof: invoering van deze gegevens op internet, bijvoorbeeld op bol.com, levert op: Samsung G928F Galaxy S6 Edge Plus)
(pg. 102)
Uitgaand belcontact naar [betrokkene] op 6 februari 2019, 05.28 uur.
19.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2019 (pg. 104-105), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Zoals omschreven in het proces-verbaal van bevindingen onderzoek aan de telefoon, genummerd [telefoonnummer 3] , werd op de telefoon van de verdachte [medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] , [geboortedag 2] -1967, een afbeelding aangetroffen welke op 05-02-2019 op de telefoon van de verdachte stond. In de locatiegegevens bleek dat het adres waar deze foto genomen was: [locatie] . Op deze afbeelding was een paarse bak te zien met mogelijk vlees hierin. Omdat de initiële melding was dat er een lading kippenpoten vervoerd moest worden vanaf de locatie waar de verdachte [medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) werd aangehouden met cocaïne werd door mij besloten een controle uit te voeren op de locatie [locatie] . Volgens open bronnen zat hier het slagersbedrijf [bedrijf 3]
Op de locatie was een persoon aanwezig die zich voorstelde als de eigenaar van het slagersbedrijf [bedrijf 3] . Hij identificeerde zich met zijn rijbewijs als [eigenaar bedrijf] . Ik heb [eigenaar bedrijf] met mijn diensttelefoon drie foto’s laten zien.
Foto 1 (foto die op 05-02-2019 op de telefoon van de verdachte stond met de locatiegegevens [locatie] ).
Ik hoorde [eigenaar bedrijf] zeggen dat hij de paarse krat herkende als een plastic krat die hij ook gebruikte om kippenvlees in te doen. Hij vertelde ook dat hij een slager is die eigenlijk niet in kip doet maar af en toe een partij doorverkoopt.
Foto 3 (schermafbeelding contact [betrokkene] ,
opmerking hof: dit is dezelfde afbeelding als op pagina 81 van het proces-verbaal, genoemd in het bewijsmiddel hiervoor)[eigenaar bedrijf] gaf aan dat deze persoon hem in ieder geval 2 keer had benaderd om kip te kopen. [eigenaar bedrijf] had aangegeven dat hij geen kip verkocht en had hem doorverwezen naar andere slagerijen. [eigenaar bedrijf] kon zich de naam van de persoon niet gelijk herinneren en vroeg mij een naam te noemen. Ik zei de naam [verdachte] waarop [eigenaar bedrijf] aangaf dat dat 200% zeker de naam was van die persoon.
20.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 6 februari 2019 (pg. 152-158), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) afgelegd op 6 februari 2019 om 20:00 uur:
(pg. 155)
V: U werd aangehouden in de loods gelegen aan de [adres 2] . Hoe bent u daar gekomen?
A: De baas heeft me opgepikt.
V: Waar heeft de baas u opgehaald?
A: In Zwijndrecht.
V: U bent daar samen met iemand naartoe gekomen, hoe heet deze persoon? (…) Waar kent u deze van?
A: Via een vriend die ik had ontmoet in de gevangenis. Hij vertelde me dat er een vrachtwagen zou komen die ik moest uitladen, maar deze is nooit gekomen.
V: Moest u uitladen of inladen?
A: Uitladen.
V: Wat moest u uitladen?
A: Ik dacht kip.
V: Wat kunt u verklaren over de zwarte sporttas?
A: Blijkbaar zat die vol met drugs.
V: Stond hij (het hof begrijpt: de tas) daar al?
A: Nee.
V: Hoe is die daar dan gekomen?
A: Uit het voertuig. Werd uit het voertuig geladen.
V: Uit welk voertuig kwam dat?
A: Uit een kleine donkere auto.
(pg. 156)
V: Was je alleen met de baas of was je nog met andere mensen?
A: Nee, alleen ik en de baas.
V: Wat was de nationaliteit van de baas?
A: Chocolate skin, Noord-Afrikaans, Arabisch, Marokkaans.
V: Hoe laat bent u aangekomen bij de loods?
A: Vanochtend vroeg.
21.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2019(opgenomen in het proces-verbaal tegen medeverdachte [medeverdachte 1] alias [medeverdachte 1] in onderzoeksnummer 2019029657, proces-verbaalnummer 1, pg. 111), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 2] :
Op donderdag 7 februari 2019 gingen wij, verbalisanten, aan verdachte [medeverdachte 1] vragen waar zijn paspoort of identiteit (het hof begrijpt: identiteitskaart) is. Wij legden aan verdachte uit dat een rijbewijs onvoldoende is om in Nederland te kunnen identificeren.
Verdachte vertelde dat de naam op het rijbewijs, te weten [medeverdachte 1] , zijn originele naam is. Verdachte vertelde dat hij zijn naam heeft laten veranderen naar [medeverdachte 1] en dat dat zijn huidige naam is. Ik, [verbalisant 2] , hoorde dat de verdachte zei dat de geboortedata wel kloppen.
Ik, [verbalisant 10] , heb de voor mij beschikbare politiesystemen geraadpleegd, waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] -1967, een alias is voor [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] -1967.
Ik, [verbalisant 10] , heb de in beslag genomen Samsung bekeken. Ik zag een overboekingsformulier waarop stond vermeld het adres [adres 5] .
22.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 8 augustus 2019 (pg. 171-175), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
A: De medeverdachte heb ik meegenomen naar mijn pand. Ik heb hem meegenomen in de ochtend en vervolgens achtergelaten. Ik ben naar Breda gegaan. Die man is daar achtergebleven in de loods. Toen ik later in de middag terugkwam zag ik dat het bij mijn loods het blauw stond van politie. Ik schrok hier erg van en ben toen weggereden.
In de ochtend ben ik met hem in de loods geweest. Vervolgens ben ik een uurtje voor mijn afspraak (het hof begrijpt: afspraak in Breda) weggegaan. Dit was om ongeveer 14.00 of 14.30 uur in de middag. Dit was op de dag van de politie-inval.
De man was een Engelsman. Hij droeg een spijkerjasje.
V: Hoe is het ophalen van hem in zijn werk gegaan?
A: Die Engelsman kwam gewoon uit zijn huis lopen. Vervolgens stapte hij in mijn auto en zijn we naar de loods in Bergen op Zoom gereden. Ik reed toen in een Toyota Aygo.
V: Je bent in het eerste verhoor geconfronteerd met een aantal zaken/foto’s, wil je daar nog op terugkomen?
A: Ik heb gezien een foto van mijzelf
(het hof begrijpt: de foto die als bijlage 5 is gevoegd bij het eerste verhoor van de verdachte, pg. 170, en aan hem is getoond bij zijn eerste verhoor, pg. 162, zijnde de WhatsApp-foto van “ [betrokkene] ” die is aangetroffen op de Samsung telefoon van [medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] , pg. 81).
23.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 29 oktober 2019, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik werd in november benaderd door iemand en in contact gebracht met een Engelse afnemer van kip diepvriesproducten. Ik kan de naam van die persoon niet zeggen, anders ga ik van probleem naar probleem. Toen ben ik op zoek gegaan naar een vriescel voor vlees. Ik heb twee keer eerder vlees opgestuurd naar Engeland. Ik had mijn vriescel nog niet in gebruik. Ik heb op 6 februari 2019 [medeverdachte 1] naar mijn bedrijf gebracht. Ik heb hem in Zwijndrecht opgehaald.
De voorzitter vraagt hoe het kan dat [medeverdachte 1] een foto van een paarse krat op zijn telefoon had staan met daarin een product, waarbij de locatiegegevens van die foto overeenkomen met het adres van het bedrijf [bedrijf 3] , een slagerij in Rotterdam, waarvan de eigenaar de paarse krat heeft herkend als een krat zoals hij die wel gebruikt om kippenvlees in te doen als hij dat doorverkoopt en waarbij deze eigenaar de profielfoto van een persoon die onder de naam “ [betrokkene] ” in de telefoon van [medeverdachte 1] staat herkent als ene [verdachte] die hem twee keer heeft benaderd om kip te kopen. Dat is mijn profielfoto.
Ik heb [medeverdachte 1] met de Toyota naar de loods gebracht.
24.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 28 oktober 2020, voor zover inhoudende:
Ik heb twee keer eerder kip aan dezelfde afnemer in Engeland geleverd en via hetzelfde transportbedrijf laten transporteren als dat ik nu van plan was. Ik ben op 6 februari 2019 de hele ochtend met [medeverdachte 1] in de loods geweest. U vraagt mij of er op 6 februari 2019 toen ik in de loods was met [medeverdachte 1] nog andere mensen in het pand zijn geweest. De medehuurder [medeverdachte 2] is nog heel kort langs geweest om een computeronderdeel te halen. Daarna is hij weer gegaan. U houdt mij voor dat op de Samsung telefoon van [medeverdachte 1] een afbeelding van een paarse bak met kip is aangetroffen en dat de locatiegegevens van de afbeelding overeenkomen met het adres van het bedrijf [bedrijf 3] aan de [locatie] . U zegt mij dat de politie met de eigenaar van dit bedrijf is gaan praten en dat deze eigenaar heeft verklaard dat de persoon op de schermafbeelding op de telefoon van [medeverdachte 1] hem twee keer in de winkel heeft benaderd om kip te kopen en dat deze persoon [verdachte] zou heten. Ik ben op 5 februari 2019 bij die slagerij in Rotterdam geweest. Het bedrijf dat eerder de kip had geleverd was failliet gegaan en ik was op zoek naar een nieuwe leverancier. Ik weet dat de voorschriften rond het transport van kippenvlees erg streng zijn. Als bijvoorbeeld de temperatuur 0,1 graad afwijkt kan dit reden zijn om de lading te weigeren.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Het verweer
De verdediging heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde en heeft daartoe het navolgende aangevoerd.
Verdachte heeft verklaard dat hij bezig was met het regelen van een transport van 4 pallets kippenpoten naar Engeland. Hij heeft [medeverdachte 1] op 6 februari 2019 opgehaald met zijn auto en meegenomen naar zijn loods in Bergen op Zoom, omdat een Turkse man met wie hij contact had dat vroeg en hij daar € 250,00 voor zou krijgen. [medeverdachte 1] zou die dag een afspraak hebben in Bergen op Zoom. In tegenstelling tot [medeverdachte 1] heeft verdachte toen hij eenmaal begon te verklaren steeds consistent verklaard. De verklaring van verdachte kan daarom geloofwaardig worden geacht.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft daarentegen wisselende verklaringen afgelegd. Toen [medeverdachte 1] in het pand van verdachte werd aangehouden kon hij geen antwoord geven op de vraag van de politie wat hij daar deed. Later heeft hij bij zijn verhoor 6 februari 2019 verklaard dat hij in de loods was om werk te doen voor zijn ‘baas’. Bij de rechtbank heeft hij gezegd dat hij 2.000 kilogram kippenpoten moest laden en lossen. Over de tas met cocaïne heeft hij verklaard dat hij dacht dat er computeronderdelen in zaten. De tas zou volgens [medeverdachte 1] uit de auto van verdachte zijn gekomen. Ook de rechtbank heeft vastgesteld dat [medeverdachte 1] wisselende verklaringen heeft afgelegd. Desondanks zijn die wisselende – en wat de verdediging betreft ongeloofwaardige – verklaringen gebruikt als bewijs tegen verdachte. De verdediging meent dat deze ongeloofwaardige verklaringen van [medeverdachte 1] van het bewijs moeten worden uitgesloten, temeer nu er sprake lijkt te zijn van een vooropgezet plan om verdachte erin te luizen.
De Turkse man die verdachte heeft gevraagd om [medeverdachte 1] op te halen, wist immers dat verdachte een bedrijf had wat hem een makkelijk slachtoffer maakt voor het opslaan van drugs. Op 6 februari 2019 is de verdachte tussen 14:00 à 14:30 uur en 15:15 uur niet aanwezig geweest in de loods omdat hij een afspraak had in Breda, terwijl [medeverdachte 1] achterbleef in de loods. Die tijd kan door [medeverdachte 1] zijn gebruikt om de drugs te laten afleveren. Het is immers niet logisch dat als de verdachte van de drugs in de tas had geweten, hij deze niet beter zou hebben verstopt en dat hij zijn eigen loods voor de opslag van drugs zou gebruiken. De drugs zijn dan makkelijk naar hem te herleiden. Tevens is het zo dat de bedrijfsruimte van de verdachte vrij toegankelijk was voor de andere huurders en de eigenaren. De deur die toegang gaf tot de loods werd niet structureel slotvast afgesloten.
De rechtbank is nog ingegaan op de geloofwaardigheid van de handel van de verdachte in kip. Verdachte heeft uitgelegd dat het goed mogelijk is om kip te exporten zonder een werkende vriescel zolang het transport goed wordt afgestemd met de leverancier en transporteur. Ook het wegrijden van de verdachte bij het zien van de politie bij zijn loods duidt niet op dadergedrag. Verdachte is weggereden omdat hij nog een ontnemingsvordering open had staan, waarvoor mogelijk vervangende hechtenis moest worden ondergaan.
De verdediging concludeert dat de sporttas met cocaïne is aangetroffen zonder dat de verdachte daarbij aanwezig was. Voorts is nagelaten om onderzoek te doen naar vingerafdrukken of DNA-sporen op de tas. Voor een veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne is vereist dat de cocaïne zich in de ‘machtssfeer’ van de verdachte bevond, waartoe in elk geval noodzakelijk is dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs. Nu van wetenschap geen sprake is dient de verdachte te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Feiten en omstandigheden
Het hof gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op maandag 4 februari 2019 omstreeks 08:00 uur kwam er een melding bij de politie binnen van een verdachte transportaanvraag bij het bedrijf [bedrijf 1] .
De aanvrager van het transport was [verdachte] (de verdachte) van het bedrijf [bedrijf 2] , adres [adres 2] . Dit bedrijf is op 26 oktober 2018 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, met als eigenaar [verdachte] . Bij het bedrijf is 1 persoon werkzaam.
De aanvraag betrof een transport voor 4 pallets verse kippenpoten van 500 kilo per pallet. Deze pallets moesten opgehaald worden op het adres [adres 2] en afgeleverd op het adres [adres 3] . De manager van het bedrijf had twijfels omdat de betrokken aanvrager 4 pallets met kip wilde transporteren en deze alleen gekoeld hoefden te worden.
Op 6 februari 2019 werd de manager van transportbedrijf [bedrijf 1] wederom benaderd door de verdachte met de vraag wanneer het transport kon plaatsvinden (dossierpagina 10 en 14).
Op 6 februari 2019 (dossierpagina 12) gaat verbalisant [verbalisant 2] omstreeks 15:15 uur naar de locatie [adres 2] .
Hij spreekt daar met de eigenaar, de heer [verhuurder/getuige] , en loopt met hem een rondje door de loods. Verbalisant [verbalisant 2] ziet dat er een koelcel is in de loods maar deze was leeg en werkte niet volgens de eigenaar [verhuurder/getuige] . Op de eerste verdieping van de loods was een kantoor waar het licht uit was. Verbalisant [verbalisant 2] ziet op het moment dat hij naar boven loopt dat er midden in deze kamer een grote man op de grond zit in het donker.
De verbalisant klopt op de deur en de man stond op en opende de deur. Hij bleek te zijn [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 1967, en hij sprak alleen Engels.
De verbalisant hoorde hem zeggen dat hij daar was vanwege een Marokkaanse vriend.
De verbalisant zag in de hoek van de kamer op de grond een grote zwarte sporttas staan. [medeverdachte 1] pakte zelf deze tas op en zette die op een kastje en opende de tas voor de verbalisant. De verbalisant zag dat er in de tas een aantal donkere rechthoekige pakketten zaten welke hem ambtshalve bekend voorkwamen als verpakkingen waarin ook verdovende middelen vervoerd worden. Een van de pakketten werd geopend en hierin zat wit poeder (dossierpagina 13).
In totaal werden 15 pakketten bevattende cocaïne in beslag genomen met een netto gewicht tussen de 1154 en 942 gram (dossierpagina 20). Van deze pakketten zijn monsters genomen. Drie van deze monsters zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut en deze bleken cocaïne te bevatten.
Tijdens de doorzoeking van het pand omstreeks 15:35 uur, dan wel omstreeks 16:35 uur, is door de politie gezien dat de Toyota Aygo van verdachte richting het pand reed, doch weer wegreed kennelijk bij het zien van een opvallend politievoertuig voor het pand (dossierpagina’s 67-69).
In de fouillering van [medeverdachte 1] werd 1 Samsung telefoon en 1 BQ, encrypted telefoon aangetroffen (dossierpagina 39).
Op 5 februari 2019 is een afbeelding op de telefoon gezet van een paarse bak met hierin een product. De locatiegegevens voor deze foto stonden aan en gaven het adres [locatie] aan, waar het bedrijf [bedrijf 3] is gevestigd (dossierpagina 75).
Bij controle door de politie op dit bedrijf heeft de eigenaar [eigenaar bedrijf] de foto herkend als een paarse krat die hij gebruikte om kippenvlees in te doen. Hij herkende de foto van de verdachte en verklaarde dat deze persoon hem in ieder geval twee keer had benaderd om kip te kopen. Toen de verbalisant de naam [verdachte] zei, gaf [eigenaar bedrijf] aan dat dat 200% zeker de naam was van die persoon (dossierpagina 104).
Er is gebleken van contact via WhatsApp tussen [medeverdachte 1] en een nummer [telefoonnummer 2] ‘ [betrokkene] ’ (de profielfoto betreft de foto van verdachte en de verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat dit zijn profielfoto is).
Op 5 februari 2019 22.16 uur: Hey mate, how are you?
I’m good see u in morning 5.30.
Allright.. call u when im there.
Ok.
Op 6 februari 2019:
5
uur: Good morning my mate.
Op 6 februari 2019 is er tevens contact via WhatsApp met Brutal I
4.46
uur: If [betrokkene] fella not pick up call him normally
Ok mate.
He on way to you text him bro.
Ok bro don’t worry.
6.05
uur: where is [betrokkene] ?
With me mate 10 minutes from unit
06:34 uur: No we are at unit lol.
De verdachte is huurder van het pand aan de [adres 2] met ingang van 1 december 2018 (dossierpagina 59).
In totaal zijn er 2 particuliere huurders en 1 bedrijf (dossierpagina 58).
Verdachte huurde het grootste deel van de loods en was bezig een koelcel te bouwen (dossierpagina 66). De verdachte had tegen een van de eigenaren verteld dat hij de koelcel bouwde om goederen voor korte tijd op te slaan die in de loods uitgeladen werden en daarna naar een ander land gingen.
[medeverdachte 1] (dossierpagina 152) heeft verklaard dat de baas hem had opgepikt in Zwijndrecht omdat de baas loods werk voor hem had, een vrachtwagen met kip om uit te laden. De tas kwam uit het voertuig waarmee hij op 6 februari 2019 naar de loods is gegaan. Gebleken is dat [medeverdachte 1] een alias is van [medeverdachte 1] (dossierpagina 212, dossier [medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] ), die onder meer internationaal gezocht wordt in verband met overtredingen van de Opiumwet.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de medeverdachte had meegenomen naar zijn pand (dossierpagina 172). Hij heeft hem meegenomen in de ochtend en omstreeks 14:00-14:30 uur achtergelaten omdat hij naar een afspraak in Breda ging. Toen hij later terugkwam bij de loods zag hij politie en is hij weggereden.
Ter zitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij benaderd werd door iemand in november om kip te leveren aan een klant in Engeland. Hij heeft twee keer eerder kippenvlees opgestuurd naar Engeland en laten transporteren. De vriescel was nog niet in gebruik. [bedrijf 1] heeft twee keer het transport gedaan. Op 6 februari kon het niet door gaan.
Ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij op 5 februari 2019 bij de slagerij [bedrijf 3] is geweest.
Overwegingen hof
Voor wat betreft de bewezenverklaarde hoeveelheid cocaïne overweegt het hof evenals de rechtbank dat 13 van de 15 aangetroffen pakketten zijn beschreven. Deze 13 pakketten hadden een netto gewicht van totaal 14.338 gram. De eerste twee pakketten zijn in deze beschrijving niet meegenomen. Deze hadden een brutogewicht van 1.246 en 1.252 gram. Uitgaande van een gemiddeld netto gewicht van 1.103 gram per pakket hebben de 15 aangetroffen pakketten een gewicht gehad van ongeveer 16,5 kilogram.
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of bewezen kan worden verklaard dat verdachte als medepleger te Bergen op Zoom op 6 februari 2019 opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 16,5 kilo cocaïne. Daartoe is vereist dat de cocaïne zich in de machtssfeer van de verdachte en de medeverdachte heeft bevonden en dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen.
Vast staat dat de sporttas met daarin de cocaïne op 6 februari 2019 omstreeks 15:15 uur zich in de kantoorruimte bevond van het door de verdachte gehuurde deel van het pand in Bergen op Zoom. Het betrof een grote zwarte tas die kennelijk door verbalisant [verbalisant 2] gelijk werd opgemerkt en die derhalve ook voor de aanwezigen zichtbaar en binnen handbereik was.
Het hof constateert dat de verklaringen van verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] niet met elkaar overeenstemmen. Ze verklaren immers tegenstrijdig over wat er op 5 en 6 februari 2019 is gebeurd en over de sporttas.
Verdachte heeft verklaard nooit een sporttas te hebben gezien, terwijl [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de sporttas uit de auto van de verdachte kwam. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij kwam om kip uit te laden terwijl de verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] door hem is meegenomen omdat deze [medeverdachte 1] een afspraak had in de buurt van Bergen op Zoom. Hij zou voor het vervoer van [medeverdachte 1] betaald worden door een persoon van wie hij de naam niet wil noemen.
Het hof constateert dat de medeverdachte [medeverdachte 1] gelijk op 6 februari 2019 tegen de politie heeft verklaard dat hij in het pand was vanwege een Marokkaanse vriend. Voorts heeft hij diezelfde dag in zijn eerste verklaring op 6 februari 2019 als verdachte bij de politie verklaard dat de tas in de ochtend uit de auto van de baas is gekomen waarmee hij doelt op de verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat hij er ingeluisd is en dat [medeverdachte 1] alles met de drugs te maken gehad moet hebben en dat de sporttas waarschijnlijk het pand binnen is gebracht op het moment dat hij weg is geweest om naar zijn afspraak in Breda te gaan om een uur of twee, half drie.
Het hof constateert met betrekking tot de verklaringen van de verdachte dat hij wisselend heeft verklaard over de dag waarop hij [medeverdachte 1] voor het eerst heeft getroffen. In eerste aanleg heeft hij verklaard dat dit op 5 februari 2019 is geweest terwijl hij in hoger beroep op de terechtzitting heeft verklaard dat hij hem op 6 februari 2019 voor het eerst heeft gezien.
Daar komt bij dat [medeverdachte 1] kennelijk in de middag op 5 februari 2019 op een adres in [locatie] alwaar het bedrijf [bedrijf 3] is gevestigd een foto heeft gemaakt van een krat met kippenvlees. De verdachte is diezelfde dag ook bij dit bedrijf geweest. Dit duidt op een connectie tussen [medeverdachte 1] en de verdachte aangaande de aankoop van kippenvlees.
Verdachte wil geen openheid van zaken geven omtrent de persoon die hem gevraagd heeft om [medeverdachte 1] mee te nemen. Ook kon verdachte geen informatie verstrekken over wat [medeverdachte 1] ging doen in de buurt van Bergen op Zoom of met wie of op welk tijdstip [medeverdachte 1] dan een afspraak zou hebben, hetgeen merkwaardig overkomt gelet op het gegeven dat [medeverdachte 1] zo’n acht uur samen met de verdachte in het pand is geweest. Datzelfde geldt voor het achterlaten van [medeverdachte 1] in het door de verdachte gehuurde pand.
Gezien het voorgaande acht het hof de verklaringen van de verdachte over de reden van de komst van [medeverdachte 1] naar de loods en zijn aanwezigheid aldaar op 6 februari 2019 ongeloofwaardig.
Voor de stelling van de verdachte dat de tas, tijdens zijn korte afwezigheid, naar binnen moet zijn gebracht – omdat immers een ieder toegang had tot het pand – is geen enkele aanwijzing te vinden in het dossier.
De eigenaren van het pand, gehoord bij de raadsheer-commissaris, hebben niet verklaard over andere bezoekers op die dag, behalve de huurder [medeverdachte 2] . Alleen de verdachte en [medeverdachte 2] hadden een sleutel. De particulier naast [medeverdachte 2] had geen eigen sleutel. Zij moest altijd bellen om binnen te komen. [medeverdachte 2] was volgens de verklaring van de verdachte maar heel kort geweest en weer vertrokken voordat verdachte wegging. Van andere bezoekers is niets gebleken.
Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [medeverdachte 1] dat de tas in de ochtend vanuit de auto van de verdachte het pand is binnengebracht. Dat hij niet geloofwaardig heeft verklaard omtrent de inhoud van de tas en de werkelijke reden van zijn komst naar de loods doet daar niet aan af.
Voorts overweegt het hof dat van enig “inluizen” van de verdachte, zoals door de verdediging is betoogd, niets is gebleken.
Het hof gaat er derhalve vanuit, dat de tas, zoals [medeverdachte 1] tijdens zijn eerste verhoor bij de politie heeft verklaard, het pand is binnengebracht in de ochtend, vanuit de auto van de verdachte en dat verdachte en [medeverdachte 1] derhalve tot het moment dat verdachte het pand verliet aanwezig zijn geweest in de bedrijfsruimte waar de tas zich bevond.
De verklaring van de verdachte dat hij op 6 februari 2019 in de loods geen tas heeft gezien acht het hof ongeloofwaardig gelet op de waarnemingen daarover van verbalisant [verbalisant 2] .
De tas met daarin de cocaïne bevond zich in de machtssfeer van de verdachte, aangezien de tas vanuit de auto van verdachte het bedrijfspand van de verdachte is binnengebracht en tijdens zijn aanwezigheid aldaar in zijn directe omgeving is geweest.
De gang van zaken rond het transport van vier pallets met vers kippenvlees roept vele vragen op. De handelswijze van de verdachte is ongebruikelijk en oogt weinig professioneel. De verdachte wilde het verse kippenvlees laten bezorgen bij zijn bedrijfspand en dit daar ongekoeld in afwachting van de komst van de transporteur laten staan, terwijl de verdachte zelf op de zitting bij het hof heeft verklaard dat de voorschriften rond het transport van kippenvlees erg streng zijn, en een klein temperatuurverschil van 0,1 graad reden kan zijn een lading te weigeren.
De verdachte wilde kennelijk het transport naar Engeland zo spoedig mogelijk op of na 6 februari 2019 laten plaatsvinden. Op 6 februari 2019 heeft de verdachte bij de transporteur geïnformeerd wanneer het transport zou kunnen plaatsvinden. Bij de transporteur ontstonden twijfels over het voorgenomen transport toen bleek dat het vlees uitsluitend gekoeld vervoerd moest worden. De verdachte heeft geen uitleg gegeven over wanneer het transport zou moeten plaatsvinden, noch wie het verse kippenvlees zou leveren. Evenmin heeft de verdachte toegelicht waarom bij zijn bedrijfspand ‘overslag’ van het kippenvlees moest plaatsvinden en het niet direct door de transporteur bij de leverancier kon worden opgehaald. Verder heeft de verdachte nagelaten enig inzicht te verschaffen in zijn contactpersoon en de afnemer in Engeland.
Tegen de achtergrond van deze ongebruikelijke en verdachte omstandigheden rond het transport van de vier pallets met vers kippenvlees en de gebleken betrokkenheid van de medeverdachte [medeverdachte 1] bij kippenvlees, blijkend uit de foto op zijn mobiele telefoon, en de aanwezigheid van die medeverdachte in het bedrijfspand acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van cocaïne in de sporttas ongeloofwaardig.
Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de verdachte, toen hij terug kwam bij zijn pand, geconfronteerd met politie aanwezigheid aldaar, zich met zijn auto weer uit de voeten heeft gemaakt, en zich heeft schuilgehouden voor de politie.
Gezien de inhoud van de bewijsmiddelen kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat medeverdachte [medeverdachte 1] en de verdachte gezamenlijk wetenschap van de partij cocaïne hebben gehad en deze cocaïne zich ook in hun gezamenlijke machtssfeer heeft bevonden. Dat niet uitsluitend de verdachte zeggenschap over de partij cocaïne had, blijkt uit het feit dat de medeverdachte [medeverdachte 1] alleen met de uiterst kostbare partij cocaïne in de loods van de verdachte is achtergebleven, toen de verdachte rond 14:00-14:30 uur in de richting van Breda vertrok.
Het hof verwerpt het verweer en acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 16,5 kilogram cocaïne. Het bezit en het gebruik van harddrugs brengt allerlei maatschappelijke onwenselijke effecten met zich mee en daarnaast kan het de volksgezondheid schaden. Het hof neemt dit de verdachte kwalijk.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 3 september 2020, waaruit blijkt dat hij reeds veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld, met name voor vermogensdelicten, maar niet voor overtreding van de Opiumwet. Voorts heeft het hof gelet op zijn overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij voor het aanwezig hebben van 10 tot 20 kilogram harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden passend wordt geacht. Het hof ziet geen aanleiding om in deze zaak van de oriëntatiepunten af te wijken. Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest met zich brengt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 11 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.