In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van het faillissement van [B.V. 1] B.V. Het faillissement was eerder uitgesproken door de rechtbank Oost-Brabant op 29 september 2020, op verzoek van [B.V. 2] B.V. De curator, mr. B.G. Arends, was aangesteld en heeft in zijn rapportage aangegeven dat er een regeling is getroffen tussen de partijen. De appellante, vertegenwoordigd door mr. M.J.G.A. Filemon, heeft het hof verzocht het faillissement te vernietigen en het inleidend verzoekschrift af te wijzen. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. S.A.C.A. van Vloten, heeft zich niet langer verzet tegen de vernietiging van het faillissement.
Het hof heeft vastgesteld dat er een regeling is getroffen waarbij [B.V. 1] B.V. een bedrag van € 5.500,- aan [B.V. 2] B.V. betaalt, en dat er voldoende activa beschikbaar zijn om de boedelkosten en vorderingen van de fiscus te voldoen. De curator heeft bevestigd dat er een bedrag van € 50.000,- op zijn derdengeldenrekening staat, dat kan worden gebruikt om openstaande vorderingen te voldoen. Het hof heeft geconcludeerd dat [B.V. 1] B.V. niet langer verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen, en heeft de vordering van de faillissementsaanvrager als voldoende aannemelijk beoordeeld.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd, het verzoek tot faillietverklaring afgewezen, en de boedelkosten vastgesteld op € 8.284,22, die ten laste komen van [B.V. 1] B.V. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de griffier is opgedragen om kennis te geven van deze uitspraak aan de griffier van de rechtbank.